hoofdstuk 2 levenslooptheorieën Flashcards
ouderenpsychologen
houden zich voornamelijk bezig met de geestelijke gezondheid van ouderen, ze richtten zich daarbij vooral op het voorkomen en behandelen van psychische klachten en stoornissen.
Nb gevaar: geestelijke gezondheid omvat meer dan de afwezigheid van psychische aandoeningen: het gat ook om emotioneel, psychologisch en sociaal welbevinden. en moet in het kader van de complexiteit van levensloopontwikkeling begrepen worden.
beeldvorming over ouder worden bepaalt mede de manier waarop de maatshcappij, professionals en ouderen zwelf met hun geestelijke gezondheid omgaan.
de manier waarop het persoonlijke levensverhaal zich gedrende de levensloop ontwikkelt, draagt bij aan de geestelijke gezondheid van ouderen.
binnen de levenslooppsychologie
wordt ouderdom niet gezien als een aparte levensfase, het proces van ouder worden wordt benaderd als een aspect van de ontwikkeling die gedurende de hele levensloop plaatsvindt.
Baltes (1987)1 van de grondleggers van de moderne levenslooppsychelogie.; de levensloop is multidimensioneel en multidirectioneel. Ontwikkeling speelt zich altijd af op verschillende dimensies die elkaar ook onderling beïnvloeden. De uitkomst van processen kan gekenschetst worden als pathologisch, normaal, succesvol of optimaal. Pathologische ontwikkeling refereert naar processen die fout lopen resulteren in ziekte.
Wat betekent succesvol ouder worden? 2 theorieën uit de jaren ‘60
- disengagement theorie: succesvol ouder worden houdt in dat je je langzaam terugtrekt uit de samenleving en het leven.
- activity theorie: goed oud worden is een proces waarbij mensen wilen blijven deelnemen aan het leven en de samenleving.
het model van Rowe en Kahn
stelt dat succesvol ouder worden gepaard gaat met een kleine kans op ziekte, goed fysiek en cognitief functioneren en actieve betrokkenheid bij het leven.
Probleem blijft naar welke criteria kijk je?
ontwikkelingsregulatie
De 2 kanten van omgaan met ouder worden.. Enerzijds is er sprake van plasticiteit en aanpassingsvermogen, mensen zijn in staat zich aan te passen aan veranderingen die met het ouder worden gepaard gaat. Anderzijds is er ook sprake van autonomie en sturing, het ouder worden is niet alleen een proces dat mensen overkomt, maar door doelen te stellen en keuzes te maken geven zij hier ook richting aan.
het SOC-model van Baltes
beschrijft verschillende vormen van ontwikkelingsregulatie. 3 processen:
- selectie: wat zijn de belangrijkste dingen in het leven waaraan ze tijd en energie willen blijven besteden.
- optimalisatie: gedrag met als doel om hogere niveaus van functioneren te bewerkstelligen (zoals het trainen van vaardigheden)
- compensatie: een proces waarbij mensen verlies of achteruitgang in een bepaald domein opvangen om een bestaand niveau van functioneren zoveel mogelijk te handhaven.
de socio-emotionele-selectiviteitstheorie (SEST-model) van Carstensen
LET OP De socio-emotionele-selectiviteitstheorie zult u gedurende deze cursus vaker tegenkomen. Wij hanteren in deze cursus de afkorting SEST, zoals ook in hoofdstuk 2 van het handboek. In hoofdstuk 3 van het handboek wordt echter de afkorting SST gebruikt ter aanduiding van deze theorie. In tentamenvragen zal om verwarring te voorkomen de volledige naam van de theorie worden vermeld en niet alleen de afkorting.
sluit aan bij het model van Baltes. Dit is een theorie die levensfase koppelt aan een bepaalde motivatie. Het gaat ervan uit dat de levensloopontwikkeling 2 motieven kent
-het motief om (nieuwe) dingen te leren
-het motief om emoties te reguleren.
welk motief op de voorgrond staat heeft te maken met de hoeveelheid levenstijd die mensen voor zich zien. wanneer deze beperkt is, bijvoorbeeld wanneer men verhuist of een ziekte krijgt, zal het tweede motief worden gekozen (emotieregulatie)
welbevinden
een goede geestelijke gezondheid is een hoog niveau van welbevinden in samenhang met een goed individueel en maatschappelijk functioneren.
Aristippus en Epicurus beargumentereerden dat een goed leven een leven is met veel genot en weinig pijn.
Aristoteles omtwikkelde een eudemonische visie waarin de ontwikkeling van karakter en deugden centraal staat. het streven naar zelfrealisatie binnen een maatschappelijke context.
emotioneel welbevinden
enerzijds de balanstussen positieve en negatieve gevoelens, en anderzijds de emotioneel gekleurde beordelingen van het eigen leven en de domeinen ervan, zoals activiteiten, relaties en gezondheid
- levenstevredenheid: een gevoel van tevredenheid, vrede en voldoening, waarbij je wensen en behoeften weinig verschillen van wat je presteert.
- interesse: een gevoel van interesse en betrokkenheid bij het leven
- positieve gevoelens: een gevoel van geluk en plezier in het leven.
psychologisch welbevinden (Ryff)
theoretisch onderbouwde psychologische criteria over zelfrealisatie. 6 dimensies:
- doelgerichtheid; het leven heeft een richting
- persoonlijke groei; er is ontwikkeling mogelijk
- autonomie; mogelijkheid zelf keuzes te maken
- omgevingsbeheersing; mogelijkheid om leven in eigen hand te nemen
- zelfacceptatie; positief beeld over eigen persoon
- positieve sociale relaties; wederzijdse acceptatie en harmonie
sociaal welbevinden (Keyes)
niet alleen functioneren individu maar ook diens rol in de maatschappij.
5 essentiele dimensies;
-sociale acceptatie; aanvaarden van de aard van de mens
-sociale coherentie: begrijpen van de sociale wereld
-sociale groei: gevoel dat de maatschappij zich positief ontwikkelt
-sociale bijdrage: bijdrage leveren aan de maatschappij
sociale integratie: gevoel onderdeel te zijn van de maatschappij
flourishing
alle 3 de vormen van welbevinden zijn belangrijk omdat ze elkaar aanvullen. een hoog niveau van emotioneel, psychologisch en sociaal welbevinden wordt flourishing genoemd. Een persoon die floreert heeft dan een goede positieve geestelijke gezondheid.
dual-continua-model (Keyes)
de afwezigheid van psychische symptomen en stoornissen is niet altijd hetzelfde als de aanwezigheid van welbevinden. Schematisch;
de positieve verticale as geeft de mate van welbevinden weer en loopt van minimale geestelijke gezondheid (languishing) tot een maximale geestelijke gezondheid (flourishing). De negatieve horizontale as in het model geeft de mate van ervaren psychopathologie weer en loopt van ernstige psychopathologie tot geen psychische klachten.
Met name ouderen krijgen niet alleen te maken met klachten, ziekte en verlies, maar ook met essentiële veranderingen in hun sociale netwerk, onomkeerbaar verlies (van gezondheid en/of relaties) met daaraan gerelateerde veranderingen in activiteiten. Bij dit alles bepaalt het individuele levensverhaal hoe een ouderen hiermee om gaat en in het leven staat. Dit vraagt om een bredere benadering dan alleen (het oplossen van) de problemen, waarbij ook het individu zelf in ogenschouw wordt genomen.
Terugkijkend naar een oudere die bepaalde psychische problemen kan ervaren, betekent een brede benadering niet alleen het oplossen van de ervaren klachten (negatieve as van dual continua-model), maar ook om het versterken van de positieve as, namelijk het verhogen van emotioneel, psychisch en/of emotioneel welbevinden. De oudere zelf en de wijze waarop hij/zij in het leven staat, kunnen hier handvatten bieden. Een voorbeeld hiervan is meneer de Blok die tijdens het klussen aan zijn boot geen last heeft van angstaanvallen.
verschillen en overeenkomsten in welbevinden tussen de verschillende leeftijdsgroepen kunnen op 3 manieren verklaard worden:
- ontwikkelingseffect: de ontwikkeling die mensen doormaken naarmate ze ouder worden.
- cohorteffect: ervaringen die mensen eerder in hun leven opdoen en meenemen gedurende hun levensloop.
- periode effect: de effecten van maatschappelijke ontwikkelingen.
betekenis van ouder worden
stereostereotype beelden hebben betrekking op 2 centrale dimensies:
- competentie: overwegend negatief. Ouderen worden gezien als ziek, zwak en hulpbehoevend.
- warmte: overwegend positief, hun karakter en sociale vaardigheden worden juist als prettig ingeschat.