Hoofdstuk 10 en 14 verlies, rouw en levenseinde Flashcards

1
Q

verlies en ouder worden

A

ouder worden brengt het meemaken van verliezen op meerdere terreinen met zich mee, maar de vaardigheid om hiermee adequaat om te gaan kan verminderd zijn als gevolg van het optreden van vele verliezen in betrekkelijk korte tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

‘gewone rouw’

A

Het verlies van een dierbarte door overlijden is 1 van de ingrijpendste gebeurtenissen die mensen kunnen meemaken. Aanemende dat elke overledene 4 naasten achterlaat, impliceert dat elk jaar meer dan 500000 mensen met de dood van een betekenisvolle naaste te maken krijgt.

ROUW rferyeert naar het geheel van reacties dat optreedt na een verlies van een persoon met wie een betekenisvolle relatie bestond. Men kan pas van rouw spreken als er een band, een relatie was met de overledenen. Zonder band met de ander is er geen rouw mogelijk. Het is dus eigenlijk de prijs die men betaalt voor een band die men met de ander is aangegaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

universaliteit van rouwreacties

A

rouwreacties zijn niet altijd universeel. Er zijn samenlevingen waarin verdriet de meest voorkomende reactie is, terwijl in andere samenlevingen kwaadheid de dominante reactie is. Na het verlies van een dierbare treedt een varieteit aan reacties op:

  • psychische shock en ongeloof
  • alles herinnert aan de overledene
  • gevoelens van verdriet
  • woede en boosheid

De aanwezigheid van positieve gevoelens in de eerste periode na verlies is voorspellend voor een beter verloop van het rouwproces. Veel nabestaanden van partners die suicide gepleegd hebben, ervaren zelfs emoties van opluchting, dit omdat de mensen vaak ernstig depressief zijn geweest, en nu die belasting is weggevallen voor de nabestaanden. Ook overlijden na een lange tijd in het ziekbed of dementie kan emoties van opluchting teweegbrengen, men heeft nu eindelijk rust gevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

rouwstadia

A

het is lange tijd gebruikelijk geweest om de variëteit aan rouw reacties te beschrijven in termen van fasen of stadia die door de rouwende doorlopen zouden moeten worden, waarna het verlies ‘verwerkt’ zou zijn.
Een bekend model is dat van Kübler-Ross, dat oorspronkelijk bedoeld was voor de stervende mensen zelf. Deze modellen berusten echter enkel op klinische ervaring en zijn niet empirische onderbouwd, daar komt bij dat ze vaak prescriptief en normatief zijn gebruikt.
Uit kritiek en onderzoek is gebleken dat sommige kenemerkende rouwreacties niet slechts eenmaal, maar herhaaldelijk optreden, zoals bijvoorbeeld verdriet en wanhoop. Verder is de variëteit van de reacties zo groot, dat niet van vaste fasen of stadia kan worden gesproken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rouwarbeidshypothese

A

Er is in de Westerse cultuur geen opvatting zo dominant als de opvatting dat geleden veries moet worden ‘doorgewerkt’. Deze opvatting gaat terug op Freud die sprak over de TRAUERARBEIT, de rouwarbeid die een rouwende dient te verrichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rouwarbeid

A

houdt in dat de rouwende veelvuldig bezig moet zijn met het geleden verlies, dat hij zichzelf herhaaldelijk en intens moet confronteren aan de realiteit van het overlijden, en dat gevoelens hierover geuit moeten worden. De nabestaande dient los te komen van de overledenen, de band dient dus doorgesneden te worden voordat er weer nieuwe banden kunnen worden aangegaan (deze opvatting is echter onjuist gebleken)

Uit onderzoek komt naar voren dat het zich bezighouden met verlies geassocieerd wordt met minder welbevinden. wetenschappelijk is dus niet aangetoond dat het ‘doorwerken van het verlies’ geassocieerd is met betere rouwvererking. Het is een misvatting te denken dat voor elk persoon geldt dat een betekenisvol verlies moet worden doorgewerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is een verlies verwerkt?

A

Een goede verliesverwerking wilt zeggen dat men nooit meer (negatieve) emoties over het overlijden en de overledene ervaart. Dit is echter absurd en totaal niet relevant. Het is beter te stellen dat het leven niet meer dag in, dag uit in het teken staat van de overledene, zoals het de eerste tijd wel het geval is (en normaal is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rouw en de sociale omgeving

A

De invloed van een overlijden is minder groot wanneer nabestaande ondersteuning krijgen van bijvoorbeeld vrienden en familie.
Er is een innerlijk conflict bij veel vrienden en kennissen, aan de ene kant vindt men dat men zich positief, hulpvaardig en bemoedigend moet gedragen tegenover de getroffene, aan de andere kant ervaart men bij zichzelf sterk negatieve gevoelens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Multiculturele samenleving

A

De culturele invloed op het verliesverwerkingsproces is zeer groot, de cultuur zorgt voor een bepaalde betekenisgeving. Allochtone uitvaart en rouwrituelen verschillen van de westerse rituelen op zijn minst in 3 aspecten:

  • allochtone rituelen zijn over het algemeen rijker en uitgewerkter qua symboliek
  • ze bestrijken een veel langer traject, in de meeste allochtone culturen is het uitvaartritueel er slechts 1 in een hele serie.
  • allochtone rituelen kennen veelal een expliciete slotfase waarin rouw wordt afgesloten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De vele vormen van gewone rouw

A

De dominante visie op rouw ziet er als volgt uit. De eerste uren, dagen en weken na het overlijden is er soms sprake van ongeloof, de nabestaande is verdoofd en verlamd. Het overlijden lijkt niet ecth gebeurd te zijn. Geleidelijk nemen gevoelens de overhand, men huilt en is verdrietig. Enige tijd later treden reacties op als somberheid, depressiviteit en soms kwaadheid.
Doordat de nabestaande geleidelijk tot zich laat doordringen dat de persoon dood is, ‘verwerkt’ hij het verlies. De intensiteit van emoties worden bijvoorbeeld geleidelijk minder.
Er is niet 1 manier van verliesverwerking die we gewoonlijk als normale verwerking aanduiden. Er zijn meerdere manieren van rouw die normaal genoemd kunnen worden. Een eerste reactiepatroon is langdurig onwelbevinden terwijl dat toch in termen van percentages ‘normaal’ is. dit reactiepatroon wordt ook wel aangeduid met de term chronische rouw
Een reactie patroon waarbij er nauwelijks of geen rouwreacties zijn, niet kort na het overlijden en evenmin op langere termijn, werd ook vaak als pathologisch gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Taken bij rouw (Worden, een amerikaanse rouwtherapeut)

A

Geen reacties of fasen maar een viertal taken waar de rouwende na het verlies voor staat:
1 de realiteit van het verlies aanvaarden;
verstandelijk weet men het vaak wel maar de gevoelens dringen pas later door.
2 de pijn en het verdriet doorleven;
(1 en 2 gaan vaak samen) het kan zijn dat men hiervoor wil weglopen maar dat is niet handig het gevoel bij je te dragen je hele leven. Soms is er weinig rouw omdat de overledenen al heel oud was bijvoorbeeld dan hoeft taak 2 niet per se.
3 zich aanpassen aan een wereld waarin de overledene niet meer is, dagelijkse leven maar ook je zelfomschrijvingen.
4 een blijvende verbinding met de overledenen vinden terwijl men het nieuwe leven oppakt. de aard van de relatie verandert maar een nieuwe band met een ander aangaan doet geen afbreuk aan de band die je met de overledene had.

Het is een belangrijk heuristisch model dat zowel bij rouwgeleiding als bij rouwtherapie goede diensten kan bewijzen. Voor hulpverleners is het goed bruikbaar, omdat het helder onder woorden brengt naar welke eindtoestand uiteindelijk gestreefd moet worden bij een nabestaande.
Waken dat het model niet hetzelfde dwingende normerende krijgt van eerdere modellen;
De realiteit van het overlijden en de gevoelens die hierbij kunnne loskomen, komen ook terug in de rouwarbeidhypothese (zichzelf confronteren met de realiteit van het overlijden en het uiten van gevoelens hierover). De rouwarbeidshypothese impliceert echter ook hoe het rouwende individu dit zou moeten doen, namelijk door veelvuldig bezig te zijn met het verlies, herhaaldelijk en intense confrontatie met de realiteit van het overlijden en het uiten van gevoelens. worden is minder expliciet over de wijze waarop mensen de taken moeten vervullen.
Een groot verschil tussen de beide benaderingen benaderingen is de band met de overledene. Deze meot volgens de rouwarbeidshypothese worden doorgesneden, terwijl Worden pleit voor behoud ervan, terwijl men het nieuwe leven oppakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

enkele specifieke verliessituaties

A

ouder worden brengt het meemaken van verliezen met zich mee, en dat is niet alleen het verlies van familieleden maar ook sociale contacten, betekenisvolle rollen, fysieke en psychische functies van gezondheid.
Het merendeel van de ouderen gaat adequaat om met het overlijden van hun partner.
Bonanno stelt dat veerkracht kenmerkend en een predictor is voor de manier waarop meeste mensen omgaan met ingrijpende dan wel traumatische gebeurtenissen.
Zingeving is heel belangrijk naarmate men ouder wordt. Als men betekenis hebben ertoe doen, altijd hebben gedefinieerd in termen van het hebben van zaken als betaald werk of een gezin, kan gemakkelijk het idee ontstaan dat men geen betekenis meer heeft en kunnen existentiele vragen een rol gaan spelen.
Een ouder iemand kan op andere manieren zingeving aanbrengen in hun leven. dit kan bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk, in mantelzorg, of een goede luisteraar zijn. soms zijn deze zingevingen belangrijker dan de eerder verworven invullingen.
Zich voorbereiden op de aanstaande dood, bij zichzelf of van andere, kan ook helpen. Bij een onverwachte dood is accepteren lastiger. als mensen het hebben zien gebeuren hebben ze ook nog een trauma te verwerken. Dit kan ook als je het alleen hebt gehoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

anticipatoie rouw

A

in de literatuur wordt soms gesteld dat verwacht overlijden aanlijding kan geven tot anticipatoie rouw, oftewel voor-rouw. Nabestaande van de overledenen zouden zo na een lang proces van bijvoorbeeld dementie of na een ernstige CVA, hun rouwproces al voor een deel doorlopen hebben voordat de persoon daadwerkelijk overleden is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

forgotten grievers

A

ouders krijgen na het overlijden van hun kind aanzienlijk meer aandacht dan de grootouders. De gevogen hiervan zijn vaak aanzienlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gecompliceerde rouw

A

Slechts een minderheid ontwikkelt emotionele problemen die voor enige of langere tijd aanhouden.
onderzoek toont aan dat 10-20% van de mensen depressieve klachten kunnen krijgen. Ook kunnen mensen last krijgen van PTSS of angstklachten.
Mensen kunne daarnaast ook problematische rouwreacties ontwikkelen:
-intens verlangen naar de overledene
-preoccupatie met de overledene
-onvermogen om het verlies te accepteren.
Deze reacties onderscheiden zich van normale depressie en angst. Gebleken is dat deze symptomen samenhangen met ernstige gezondheidsgerelateerde en sociale beperkingen in het functioneren en en niet vanzelf overgaan.
Dit is een stoornis en wordt de (PGD) prolonged grief disorder genoemd.
Er wordt gebruik gemaakt van de Inventory of Complicated Grief (ICG), dit is een meetinstrument dat de symptomen van de PGD meet en de basis vormt van de voorgestelde criteria voor de PGD.
Katherine Shear stelde voor, en zo ook andere onderzoekers, om de stoornis niet op te nemen in de DSM-V. Wel is er voor gekozen om criteria op te nemen voor persistent complex bereavement disorder (de persisterende complexe rouwstoornis (PCRSI), staat wel in de sectie nog nader te onderzoeken. Gecompliceerde rouw wordt in de psychiatrische nomenclatuur nog (steeds) niet als een aparte stoornis gezien.
De criteria lijken te overlappen maar er zijn ook verschilen zoals PCRS heeft een tijdscriterium van 12 maanden en de PGD van 6 maanden.

Er zijn duidelijke verschillen tussen rouwsymptomen en depressieve klachten. Bij depressieven symptomen staat de dierbare overledene veel minder op de voorgrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Diagnostiek rouwtherapie

A

Bijv rouwvragenlijst (RVL) 29 items zelfrapportage vooor het meten van potentieel problematische rouwsymptomen.
1 ik zie het als een persoonlijke ramp/verwoestende ervaring
2 ik denk er steeds aan en doe daardoor niet wat ik normaal doe
3 herinneringen maken me van streek
4 ik kan de dood niet evaren
5zeer sterk verlangen
6 ik wordt naar plaatsen en dingen toegetrokken die verband houden met hem/haar
7 boos erover
8 ongeloof
9 verbijsterd verdoofd
10 moeilijk om mensen te vertrouwen

Ook is er de Rouw Cognitieve Vragenlijst (RCV) zelfrapportagevragenlijst voor het in kaart brengen van negatieve gedachten en opvattingen (cognities) die een rol spelen bij het ontstaan en voortduren van verliesverwerkingsproblemen. Voorbeelden;
1 sinds dood waardeloos mens vinden
2 medeschuldig voelen
3 de wereld is slecht
4 mensen zouden mij meer moeten steunen
5 ik verwacht geen verbetering voor toekomst
ik moet rouwen anders vergeet ik misschien
7 ik vind mezelf zwak
8 als ik mijn verdriet toelaat dan wordt ik gek
9 ik schaam mij voor mezelf, sinds overlijden
10 mijn rouw reacties zijn niet normaal

Score van 61 of hoger 75% kans om te voldoen aan de criteria voor gecompliceerde rouw.
Nadat zicht is ontstaan op de intensitiet van de rouw problemen, is het van belang inzicht te krijgen in de factoren die de problemen in stand houden, zoals de mate waarin het verlies in het bewustzijn van de nabestaande geïntegreerd is, negatieve cognities van de patïent en onhandige vermijdingsstrategieën.
Tot slot is het belangrijk om ook zicht te krijgen op de minder effectieve strategieën die de cliënt hanteert om met het verlies om te gaan, en op effectieve strategieën die hij of zij heeft. ook achtergrond variabelen komen aan bod, oner meer om zicht te krijgen op de toedracht van het verlies en de moeilijkst verwerken aspecten daarvan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

3 vormen van interventies bij normale en gecomliceerde rouw

A

1 psycho-educatie;
vaak als eerste, voorlichting, educatie en uitleg over rouw. Bijvoorbeeld door artikelen en boeken om foutieve opvattingen en ideeën te corrigeren die clïenten kunnen hebben over verliesverwerking in het algemeen en hun eigen rouw in het bijzonder, normaliseren van de eigen wijze en verhogen van het gevoel van controle door het kunnen benoemen. Een belangrijke doelstelling van psycho-educatie is het bieden van een referentiekader van waaruit een rouwende zijn/haar eigen reacties, maar ook die vanuit de omgeving te kunnen begrijpen, onderscheiden en benoemen
2 rouwbegeleiding:
in veel westerse landen een belangrijk maatschappelijk verschijnsel, individueel of in groepen.
Zelfhulpgroepen worden meestal georganiseerd en begeleid door vrijwilligers die bijna allemaal zelf een verlies hebben meegemaakt, kan ook door professionel hulpverleners gegeven worden. Hulpmiddel voor rouwende die in principe een normaal verwerkingsproces doorlopen.
3 rouwtherapie: bij gecompliceerde/pathologische rouw, oorzaak meestal niet goed realiteit ervaren en pijn en verdriet doorleven (1 en 2).
in psychotherapie wordt het zo moeilijk te verteren feit van het overlijden van de voorgrond naar de achtergrond wordt geschoven. Vermijdingsreacties worden aangepakt, deze kunnen op verschillende zaken betrekking hebben:
-vermijding van de realiteit van het overlijden
-vermijding van gevoelens, niet spreken over verlies
-vermijding van bepaalde situaties of voorwerpen
-vermijding van praten over het geleden verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

persisterende klachten na verlies

A

globaal 2 reacties:
*onderreactie: de persoon vertoont nauwelijks reactie op de gebeurtenis. Dit kan, maar hoeft niet, op een verwerkingsstoornis te wijzen. De persoon slaapt bijvoorbeeld slecht, is snel geërgerd en heeft last van hevige stemmingsschommelingen.
*overreactie: de persoon is dag in dag uit bezig met het verlies. Hij of zij is erdoor geobesedeerd. ook hier kan sprake van vermijding zijn, men denkt bijvoorbeeld voortdurend aan de overledene, maar heeft noooit meer een foto durven te bekijken van hem of haar.
Vermijdingsreacties worden aangepakt door cliënten te stimuleren om zichzelf te confronteren met allerlei zaken van het geleden verlies. Ze verschillen onder meer in de mate van directiviteit waarin ze die confrontatie vormgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

afscheid nemen

A

betekend niet dat men nooit meer aan de persoon mag denken, het betekent ook niet de ander in de steek laten.
Het betekent wel de ander achterlaten tot er om wat voor reden dan ook weer een moment is dat de persoon weer aan de overledene denkt, het betekent ook en vooral de draad van het eigen leven weer oppakken zonder dat de overledene bij voortduring bij de nabestaade aanwezig is.

20
Q

complicated grief treatment (Shear)

A

onderzoek laat zien dat psychotherapie voor rouw effectief is, en dan vooral de combinatie van exposure en cognitieve therapie. De vermoedelijk meest onderzochte behandeling is de complicated grief treatment can Shear, een 16 sessies tellende individuele behandeling die grofweg de volgende fasen omvat:

  • therapeutische relatie opbouwen en het verhaal van het verlies laten vertellen
  • obstakels wegnemen die normale rouw in de weg staan
  • werken aan persoonlijke doelen en de toekomst vormgeven.
21
Q

ontwikkelingstaak van de laatste levensfase

A

De laatste levensfase moet bereikt worden met een innerlijk gevoel van harmonie en vrede (wholeness/integrity).
daarvoor is het nodig dat men doormiddel van introspectie en zelfreflectie terug kan blikken op het verleden en om ontwikkelingstaken uit eerder ontwikkelingsfasen te voltooien. Dit stelt de oudere mens in staat oude conflicten of teleurstellingen vanuit een nieuw perspectief te beschouwen, daaraan een andere betekenis te geven, en zich voor te bereiden op de dood.

22
Q

Ego-integriteit Erikson

A

De levensfase waarin de menselijke ontwikkeling zijn voltooiing bereikt.
In het daaraan voorafgaande stadium generativiteit beseffen ouderen dat hun leven eindig is en dragen zij taken en verantwoordelijkheden over aan leden van de volgende generatie. Zij verliezen niet de belangstelling voor het leven, maar realiseren zich dat hun plaats daarin van afnemende betekenis is.
Als ouderen erin slagen het stadium van ego-integriteit te bereiken dan treden zij de dood in veel gevallen met berusting tegenmoet. Dat wil zeggen dat zij hun leven zoals het geweest is accepteren.
Als ouderen er niet in slagen het stadium van ego-integriteit te bereiken, kan dit leiden tot amgst voor de dood, spijt en wanhoop, omdat zij ontevreden zijn over de wijze waarop hun leven is gelopen en hen de mogelijkheden ontbreken alsnog verandering te brengen in deze belastende situatie.

23
Q

de gerotranscendentietheorie van Tornstam

A

Sluit aan bij het werk van Erikson. Volgens deze theorie verandert de visie op het leven tijdens de ontwikkeling van de middelbare naar latere leeftijd. Bij deze gerontranscedentie maakt een materialistisch en rationeel gekleurd wereldbeeld plaats voor een kosmische en transcendente orïentatie. De verandering van perspectief voltrekt zich op 2 niveaus.

*op het kosmische niveau:
ouderen ervaren een nieuw gevoel van eenheid met het universum, een herdefiniëring van tijd, ruimte, leven en dood en een toegenomen gevoel van affiniteit met vorige en komende generaties.
*op dit niveau, egotranscendentie, vindt een herdefiniëring van het zelf en de relaties met anderen plaats. Ouderen stellen zichzelf en hun eigen belang minder op de voorgrond dan toen zij op middelbare leeftijd waren. Materiële zaken en oppervlakkige relaties worden minder belangrijk. Tevens beleven mensen meer plezier aan het overpeinzen en overdenken van het leven en de wereld om hen heen. (grotendeells als ego-integriteit van Erikson)

De scores op beide subschalen blijken positief samen te hangen met actieve, in plaats van passieve coping, en met tevredenheid met het leven.
Daarnaast bleek kosmische transcendentie positief samen te hangen met sociale activiteit en met het verlies van de levenspartner in de afgelopen 12 maanden, er was geen samenhang met depressie.
De theorie van Tornstam verschilt van de theorie van Erikson met de typering van het kosmische niveau: ouderen beseffen dat hun leven een nietig onderdeel vormt van de mensheid en van het universum.

24
Q

houding van ouderen tegenover de dood

A

wordt voor een groot deel gevormd door cultureel maatschappelijke invloeden, eerdere confrontaties met de dood, en doodsangst.

25
Q

terrormanagement theorie

A

angst voor de dood is de basale drijfveer voor het menselijk handelen en de ontwikkeling van culturele waarden. Cultuur beschermt tegen de dreiging van de dood.
Het besef van zijn sterfelijkheid vormt voor de mens een bedreiging van zijn overlevingsinstinct en brengt verlammende vernietigingsangst teweeg. De mens ervaart een krenking van zijn persoon en van zijn wereldbeschouwing als hij beseft dat zijn lichaam en zijn geest vernietigd worden. De mens zal dus zijn toevlucht zoeken in symbolische onsterfelijkheid.
Dit doet hij door bij te dragen aan gezamenlijk gecreëerde cultuur, die overzichtelijk en voorspelbaar is en waarin normen en waarden gedeeld worden. Volgens de terrormanagement theorie vormt de cultuur een symbolische bescherming tegen de bedreiging van de dood.

26
Q

Meaning management theorie

A

gaat er vanuit dat men ernaar dient te streven om de onvermijdelijkheid van de dood onder ogen te zien en te beseffen welke psychologische, spirituele, maatschappelijke en culturele betekenissen verbonden zijn aan de dood. Deze betekenissen helpen ons te realiseren wat belangrijk is in ons leven en hoe we een bevredigend leven kunnen leiden, ondanks de onvermijdelijkheid van het sterven.
3 soorten acceptatie
1 neutrale acceptatie: besef van een onvermijdelijk einde van het leven
2 de dood als toegangsweg: een poort naar een beter leven of het hiernamaals, dat een spirituele werkelijkheid omvat.
3 de dood als ontsnapping: een beter alternatief voor het pijnlijke bestaan, zoals suïcide en euthanasie.

27
Q

zorgen over de eigen dood:

A

De 31 items van de meaning management theorie zijn gecentreerd rond 6 factoren die betrekking hebben op 3 dimensies:
* intrapersoonlijke zorgen
2 factoren kunnen worden onderscheiden, namelijk de onmogelijkheid om plannen te verwezenlijken en vernietigingsangst Bijv kleindochter is zwanger
* interpersoonlijke interacties en relaties met geliefden
angst voor het verlies van de sociale identiteit en angst voor de gevolgen van de dood voor het gezin en vrienden Bijv man heeft net Alzheimer en zorg nodig
* transpersoonlijke zorgen
centraal staat wat er gebeurt na de dood en angst voor bestraffing

28
Q

angst voor de dood

A

Cicirelli definieerde doodsangst als de emotionele reactie op de waarneming van de eigen sterfelijkheid: een gevoel van hulpeloosheid tegenover de bedreiging van het eigen bestaan.

29
Q

bewuste en onbewuste doodsangst

A

onbewuste angst is bij jongeren sterker dan bewust vermelde doodsangst. bij jongeren treedt discrepantie op tussen bewuste en onbewuste doodsangst wat erop wijst dat zij de bewuste doodsangst ontkennen. Het ontbreken van deze discrepantie bij ouderen kan erop wijzen dat zij de doodsangst niet ontkennen en de onvermjdelijkheid van hun dood accepteren.

30
Q

hot and cool death anxiety

A

Bij doodsangst kan er onderscheid gemaakt worden tussen heftige, paniekerige doodsangst (hot) en een rustige reflectie op de dood (cool).
In geval van heftige doodsangst is reflectie niet mogelijk en nemen ouderen vaak hun toevlucht tot vermijding en ontkenning.
De bespreking van heftige doodsangst in de behandeling helpt ouderen de paniek over te laten gaan in hanteerbare abgst en reflectie op de dood

31
Q

overtuiging en doodsangst

A

religieuze en spirituele overtuigingen beïnvloeden de houding tegenover de dood en de angst daarvoor. Zo leidt een levensbedreigende ziekte in veel gevallen tot een existentiële crisis vanwege de confrontatie met mogelijk overlijden.
Uit onderzoek blijkt dat religieuze en spirituele overtuigingen ondersteunend maar ook belemmerend kunnen werken bij een levensbedreigende ziekte

32
Q

kenmerken en aanleidingen tot doodsangst begripsanalyse van de literatuur (Lehto & Stein, 2009)

A

uitingen komen meer onbewust dan bewust naar boven. Er komen 6 kenmerken of attributies naar voren bij een begripsanalyse van de literatuur over doodsangst:
- emotie: de vrees voor de vernietiging van iemands bestaan. Doodsangst omvat impliciete en expliciete angstelementen die in wisselende intensiteit tot uiting kunnen komen.
-cognitie: de overtuigingen, betekenis en gedachten over de dood.
-experiëntieel: vanuit dit perspectief blijkt dat doodsangst op bewust niveau grotendeels naar de achtergrond wordt verdrongen. Deze adaptieve reactie voorkomt dat het dagelijks leven te veel verlamd wordt door angst en dreiging. Op onbewust niveau kan de doodsangst wel aanwezig zijn en invloed uitoefenen. Zelfvertrouwen en het vorm en richting te geven aan het eigen bestaan verminderen deze invloed van doodsangst.
-identiteitsontwikkeling: overgangen in identiteitsontwikkeling blijken een toename van de doodsangst teweeg te brengen. Zo blijken studenten die worstelen met belangrijke levenskeuzes, meer doodsangst te hebben dan studenten die richting geven aan hun bestaan. Ook wordt verondersteld dat emotionele verwaarlozing in de kinderjaren kan leiden tot hevigere doodsangst op latere leeftijd.
-socioculturele vorming: dit beïnvloed de cognitieve, experiëntiele en mogelijk emotionele aspecten van doodsangst. Uit onderzoek blijkt dat vrouwen meer doodsangst rapporteren dan mannen. Zo wordt bijvoorbeeld verondersteld dat de in de westerse maatschappij overheersende ontkennende houding tov de dood kan leiden tot vermijding van confrontatie met zieken en ouderen.
-bron van motivatie: om de pijn van de eindigheid te verzachten, streven mensen soms naar een vorm van symbolische onsterfelijkheid. Dit kan hen aanzetten tot creatieve activiteiten. Ook is er het besef dat we voortleven in anderen (kinderen, vrienden, werk)
Volgens Yalom heeft deze symbolische onsterfelijkheid een troostende werking en kan deze op 3 manieren bereikt worden:
-beseffen dat we tijdens ons leven als een steen rimpelingen in het water veroorzaken (we leven na ons leven voort in andere).
-investeer in emotionele relaties en ga verbindingen aan.
-haal alles uit het leven.

33
Q

categorieën aanleidingen voor doodsangst

A

3 categorieën die elkaar overlappen;

  • een omgeving met veel stress zoals een burgeroorlog of een andere onvoorspelbare situatie
  • de ervaring van een levensbedreigende situatie of diagnose van een levensbedreigende ziekte.
  • de confrontatie in privé of werksituatie met sterven en de dood.

Yalom benadrukte dat de psycholoog oog dient te hebben voor de doodsangst bij rouwende patiënten, een volgens hem onderschatte component van de rouwverwerking. Belangrijk voor psychologen is om de normale rouwreactie te onderscheiden van de gecompliceerde rouw.

34
Q

doodsangst en psychische problematiek

A

de mensen met (zich ontwikkelende) psychische problematiek kunnen op uiteenlopende manieren worstelen met vraagstukken van dood en doodsangst. Zo zijn patiënten met anorexia nervosa en zelfbeschadigend gedrag vaak gepreoccupeerd met de dood en de angst voor vernietiging.

Aandacht voor de dood is ook in preventief opzicht belangrijk. Zo blijkt dat onverwachte dood van een geliefde traumatisch kan zijn, met gevolgen voor de gehele levensloop van de achterblijvers. Zo een levensgebeurtenis kan weer een risicofactor zijn voor depressie, paniekstoornissen en de postrtraumatische-stresstoornis. Onder ouderen wordt naast deze klachten een verhoogde incidentie of toename geconstateerd in het voorkomen van manische episoden, fobieën, alcoholmisbruik en de gegeneraliseerde angst stoornis.

35
Q

doodsverlangen

A

De ouderen die hun leven ervaren als voltooid, bleken in het verleden actieve mensen te zijn die hun onafhankelijkheid waardeerden, bang waren voor een afhankelijke positie en graag controle over hun leven wilden hebben.

Doormiddel van een studie met een intergenerationele onderwijsactiviteit onder jongere en oudere mensen bleken dat de jongeren de ouderen dankbaar waren voor de kennis en levenservaring die de ouderen met hen deelden.

36
Q

psychologische hulpverlening, bespreking van de dood

A

bij bespreking van de dood met de ouderen past een open en geïnteresseerde houding, die erop gericht is te begrijpen hoe de ouderen vanuit zijn cultuur en perspectief de belooft. Probeer te exploreren en stel oplossingen en interpretaties zo lang mogelijk uit. Voorkom dat dat de patiënt zich beperkt.
Het eerste deel van de vragen is gericht op de betekenis van de dood. Het daarop volgende deel behandeld de angst voor de dood, de samenhang met psychische problematiek en de behandeling van deze doodsangst.

37
Q

explorerende vragen

A

*betekenis van de dood:
hoe ziet u de dood, wat houdt er op voor u
is het beeld van de dood verandert na uw kindertijd en wat betekent dit huidige of vroegere beeld voor u
wat betekent u dood voor uw naasten, hoe kijken ze terug op u
voelt u zich voor iemand verantwoordelijk
wie zal het vooral zwaar hebben en waarom
is een belangrijk persoon overleden, hoe herinnert u zich hem, wat betekent het verlies voor u, met wie praat u daarover en wat betekent dat voor u
lukt het u om nieuwe contacten te leggen
*ervaringen van spijt
waarvan hebt u spijt
hoe stond u toen in het leven hoe kijkt udaarop terug
wat is belangrijk voor u in de tijd die u nog heeft en hoe kunt u dat realiseren
*ideeën over een leven na de dood
wat gebeurt er met uw ziel of geest, leeft u ergens voort
verwacht u een oordeel over uw leven op aarde
*verlangen naar de dood
sinds wanneer verlangt u naar de dood is er toen iets gebeurd of veranderd voor u
wat mist u in uw huidige leven en hoe werd daar vroeger in voorzien
met wie had u toen contact en wat beteknde dat voor u en voor de ander.

38
Q

diagnostische taxatie doodsangst

A

de taxatie gaat vooraf aan de bespreking en behandeling van de doodsangst. Het doel hiervan is de inschatting van de psychische mogelijkheden en beperkingen van de de oudere. Het geeft antwoord op vragen zoals:’Waarom nu deze angst bij deze oudere?’.
Ook bij goed frunvtionerende ouderen kunnen primitieve angsten aanwezig zijn, zoals angst voor desintegratie of voor objectverlies. om deze angsten op te sporen, is concreet exploreren nodig.
Diagnostische taxatie is ook belangrijk als de psycholoog de doodsangst bespreekt als een existentiële angst. aan de hand van de taxatie kan hij agwegen over welke mogelijkheden en beperkingen de oudere beschikt om deze primitieve angst te verdragen.
De bewustwording van het reële besef van de dood en de daarmee samenhangende doodsangst kan bij een aantal ouderen in eerste instantie veel weerstand oproepen. De psycholoog moet niet te snel opgeven, en goed volhardend blijven.
bij ouderen met suïcidale gedachten is er vaak een mengeling van doodsangst en doodswens. In eerste instante is het belangrijk het risico op suïcide te taxeren. Daarnaast kan hij de doodswens exploreren door vragen te stellen als:’waar wilt U van weg?’.

39
Q

belemmeringen bij de psycholoog omtrent het levenseinde

A

Doordat de dood in de huidige samenleving zijn natuurlijke vertrouwdheid heeft verloren. Ook is de zorg van stervende steeds meer in handen van professionele verzorgers. Daarnaast kan de dood afwerende reacties oproepen, en heeft de psycholoog weinig onderwijs over de dood genoten.
* vervreemding van de dood.
Kennis die in de loop van het leven is opgedaan, zoals door ervaring met de dood, wordt aangeduid als informele scholing. Voor veel psychologen weinig informale scholing en dus geen taal geleerd voor de dood, deze zal ook langzaam verdwijnen (Keirse, 2011).
*doodsangsten van psychologen
De patiënt brengt in de relatie met de psycholoog emotionele reacties bij de psycholoog teweeg.
Deze tegenoverdrachtreacties zijn voor een deel bepaald door eigen onopgeloste emotionele conflicten.
Uit onderzoek blijkt dat psychologen angstig en vermijdend kunnen reageren als de thematiek raakt aan deze onopgeloste conflicten. Wanner patiënten worden geconfronteerd met deze tegenoverdrachtreacties ontwikkelen ze een zwakkere therapeutische relatie met hen en beleven zij de psychologen als minder empathisch.
Uit onderzoek met rouwtherapie bleek bijvoorbeeld dat hoe meer de psychologen een overledene misten, des te minder deze patiënten hen als empathisch beleefden. Dit benadrukt dus de noodzaak dat psychologen aandacht hebben voor persoonlijke problemen die hun werk kunnen verstoren.

40
Q

onderwijs over de dood

A

omvat kennis overdracht over onderwerpen die samenhangen met de dood, zoals sterven, en verlies door overlijden. Er worden 2 vormen onderscheiden:

  • informeel onderwijs: leerervaringen met de dood gedurende het hele leven
  • formeel onderwijs: georganiseerde leergangen over de dood en daarmee samenhangende onderwerpen.
41
Q

thanatologie

A

de wetenschappelijke bestudering van sterven en dood bevat 6 onderdelen:

  • onderwijs over de dood
  • sterven
  • beslissingen bij levenseinde
  • verlies, psychische pijn en rouw
  • diagnostiek en interventies
  • traumatische dood

Vanuit 10 gezichtspunten: cultuur en socialisatie, religie en spiritualiteit, professionele thema’s, historisch perspectief, hedendaags perspectief, levensloop, institutioneel en maatschappelijk, familie en individu, wetenschappelijk onderzoek, ethisch en wettelijk gezichtspunt.

Samen vormen zij de kennismatrix die in het handboek van de association for death education and counseling (ADEC) worden besproken, dit is een multidisciplinaire professionele ledenorganisatie die zich inzet voor excellentie in doodsonderwijs en ondersteunende counseling biedt op gebieden die verband houden met overlijden, stervensprocessen, verlies en verdriet.

42
Q

‘het ‘ rouwproces bestaat niet

A

rouw kan worden omschreven als ‘het geheel van reacties dat optreedt na een verlies van een persoon met wie een betekenisvolle relatie bestond’
Welke reacties optreden en in welke volgorde, kent een grote variateit. rouwen is zowel een cultureel als een persoonblijk bepaald proces, waarbij negatieve en positieve reacties kunnen optreden in willekeurige volgorde

43
Q

situationele factoren rouw bij ouderen waarmee rekening gehouden dient te worden in de begeleiding

A
  • zingeving:er zijn nogal wat ouderen die na het verlies van meerdere dierbaren en vooral ook na het verlies van hun partner geen doel in hun leven meer zien.
  • meervoudige verliezen: bij ouderen kan het voorkomen dat in betrekkelijk korte tijd een aanzienlijk deel van de sociale omgeving komt te overlijden.
  • meer verwachte dan onverwachte sterfgevallen. Dit kan aanleiding geven tot anticipatoire rouw, maar dat hoeft niet. Ook hoeft dit niet van invloed te zijn op het rouwproces dat men na het daadwerkelijke overlijden ervaart.
  • rouw bij verlies van een kleinkind. bij een dergelijk overlijden krijgen de ouders van het kind gewoonlijk mer aandacht dan de grootouders, die wel als ‘forgotten grievers’ worden aangeduid.
44
Q

het blijkt dat rouwende niet altijd de emotionele en praktische hulp krijgen van vrienden en kennissen die ze zo hard nodig hebben. Verklaring?

A

Het verdriet en de ontreddering van de rouwende kan bij zijn/haar omgeving leiden tot negatieve gevoelens. bijvoorbeeld omdat men wordt geconfronteerd met de eigen kwetsbaarheid of omdat ze het idee hebben de rouwende niet (voldoende) te kunnen helpen en hiermee met legen handen te staan. De negatieve gevoelens die dit oproept kan de omgeving ervan weerhouden contact te zoeken met de rouwende.
In het geval van ouderen kan dit wellicht nog sterker het geval zijn, mede omdat ouderen relatief vaker met verlies te maken hebben. Dit kan het het negatieve gevoel met ‘lege handen te staan’ bij de directe omgeving versterken. Ook zouden oudere vrienden en kennissen zich meer geconfronteerd kunnen voelen met hun eigen sterfelijkheid dan jongeren, simpelweg omdat zij zelf ook in de laatste levensfase zitten. Verder zou de omgeving ervan uit kunnen gaan, dat de ouderen er wel aan gewend zijn dat er mensen in hun omgeving overlijden en er daarom minder aandacht voor hebben. Ook kan de veronderstelling dat een verwacht overlijden, wat juist in de oudere populatie meer voorkomt, minder impact heeft op de nabestaande (omdat er sprake zou zijn van anticipatoire rouw), leiden tot minder aandacht voor het verlies en verdriet van de oudere rouwende.

45
Q

Artikel An examination of resilience and coping in the oldest old using life narrative method

A

uit de verhalen bleek:
-in perioden van rouw/verdriet werd een bepaalde mate van zelfbeheersing en zelfvertrouwen ontwikkeld, die hielpen omgaan met het verlies en het behouden van continuïteit en de eigen identiteit.
-veerkracht lijkt toe te nemen na succesvol omgaan met negatieve gebeurtenissen op verschillende momenten in iemands levensloop.
-in perioden na verlies zijn toegang tot sociale netwerken formeel en informeel belangrijk
-sociale betrokkenheid kan betekenis geven en een gevoel van verbodenheid bewerkstelligen; dit bleek een bruikbare strategie om de (negatieve) effecten van tegenspoed te verminderen, ook in het geval van het overlijden van familie of vrienden.
De onderzoeksgroep bestond uit 20 deelnemers (7 mannen en 13 vrouwen) met een gemiddelde leeftijd van 92 jaar (range 88-98). Het betreft hiermee een selectie van oudere ouderen. Verder blijkt uit het artikel dat de meeste deelnemers gedurende hun leven altijd actief betrokken waren in hun sociale omgeving, wat hen geholpen heeft met het opbouwen van sociale netwerken. Ook werd aangegeven dat de deelnemers zich in een gezonde financiële situatie bevonden, waardoor ze nog een bepaalde mate van autonomie ervoeren en eigen keuzes konden maken.
De onderzoeksgroep is hiermee behoorlijk selectief. Dit doet echter niet af aan de waarde van de onderzoeksresultaten, omdat het juist een inkijk geeft in de factoren die bijdragen aan de kwaliteit van leven en zingeving op oudere leeftijd, ondanks verlies en rouwervaringen.

46
Q

zingevingsthema’s filosofie van de hospice

A

Eigenlijk komen alle zingevingsthema’s terug in de filosofie van de hospice. Allereerst wordt getracht de fysieke conditie (gezondheid) van de bewoners zo goed mogelijk te ondersteunen en zo comfortabel mogelijk te houden. er is ruimte voor religiositeit/spiritualiteit (aparte ruimte voor bezinning, rituelen bij overlijden). Men tracht voor bewoners belangrijke activiteiten mogelijk te maken. De hospice probeert binnen de kleine gemeenschap van de hospice een bepaalde verbondenheid te creëren en biedt daarnaast ondersteuning aan behoud van bestaande relaties van de bewoners. Familie en vrienden zijn zeer welkom en ook werd nog gezocht naar een familielid. Tenslotte wordt aandacht besteeds aan de individualiteit van de bewoners door het gevoel te geven dat zij ertoe doen en zelf zeggenschap hebben over de inrichting van leven. Deze thema’s overlappen deels met aspecten van kwaliteit van leven en kunnen worden aangevuld met een zekere mate van veiligheid/zekerheid dat het hospice probeert te bieden in de laatste levensfase.

47
Q

er zijn ouderen die zonder psychische stoornis, levensbedreigende ziekte of andere ongemakken het leven als voltooid ervaren.

A

Erikson zou beargumenteren dat deze ouderen het stadium van generativiteit onvoldoende hebben bereikt en moeite hebben te accepteren dat hun leven van afnemende betekenis is. Idealiter zouden deze ouderen zich dienend opstellen tegenover de volgende generatie(s) en hier zingeving en betekenis uithalen, maar dit lukt niet of ze willen dit niet, waardoor zij belangstelling voor het leven verliezen.