Hoofdstuk 12 seksualiteit Flashcards
seksualiteit
staat voor alle gedragingen, gedachten en gevoelens die te maken hebben met het eigen lichaam en dat van een ander en die een opwindend gevoel veroorzaken.
intimiteit
staat voor het toelaten van de ander in de binnenste leefwereld, al dan niet lichamelijk. Seks kan dus intiem zijn maar hoeft niet.
Velen willen of kunnen zich niet voorstellen dat ouderen nog op hoge leeftijd seksuele behoeften hebben en nog seksueel actief zijn.
Sta eens stil bij uw eigen ideeën hierover en geef daarna kort aan welke mogelijke verklaringen er zijn voor deze beeldvorming.
In de heersende culturele stereotypen passen ouderdom en seksualiteit niet bij elkaar. Veel met name jongere mensen kunnen zich niet voorstellen dat ouderen nog seksuele lust ervaren, waarbij deze norm nog strenger is voor vrouwen (rimpels en na de overgang dan wordt je seksueel afgeschreven)dan voor mannen (kunnen nog tot op hoge leeftijd seksueel aantrekkelijk zijn). Behalve uit culturele aspecten, kunnen misvattingen over de seksualiteit van ouderen ook voortkomen uit het verwarren van de directe gevolgen van het ouder worden met factoren als ziekte, handicap en dementie. Ouderen zelf kunnen ook verschillende visies hebben. De tachtigplussers van nu zijn opgegroeid in een tijd waarin seksualiteit nog sterk met voortplanting verbonden was, waardoor men zichzelf na de reproductieve fase als aseksueel kon gaan beschouwen. Het loskoppelen van seks en voortplanting in de jaren zestig (de pil, abortus vaker legaal) heeft geleid tot een veranderde kijk hierop bij de huidige zeventigplussers.
De seksuele levensloop
begint al bij de bevruchting, erfelijk materiaal bepaalt de biologische sekse van het kind. de hersenontwikkeling voor en kort na de geboorte bepaalt mede of iemand zich later man of vrouw zal voelen, en bepaalt voor een deel de seksuele voorkeur. De term genderidentiteit verwijst naar zich man of vrouw voelen. De genderrol is het bij die identiteit horende gedrag.
Seksueel gedrag en beleving kunnen niet worden toegeschreven aan enkel biologische psychische of sociale factoren, maar vooral ook aan de interactie tussen deze factoren.
In Nederland wordt vaak het model; trapsgewijze interactie carrière gebruikt voor de seksuele ontwikkeling.
De ontwikkeling van competentie in de seksuele interactie staat hierin centraal. Stap voor stap leren jongeren van ervaringen die ze opdoen, waardoor ze uiteindelijk in staat zijn om op competente wijze om te gaan met een partner. Ook is de persoonlijke geschiedenis belangrijk.
Mannen en vrouwen zijn tussen hun 20e en 30e seksueel het meest actief. voor vrouwen staat intimiteit en tederheid voorop, als het samenzijn intiem is, is de kans op seks het grootst. Voor mannen is seks juist een manier om tot intimiteit te komen.
Voor homo en heteromannen is het hebben van een seksueel verlangen voldoende motivatie om tot seksueel contact over te gaan. Voor bijna alle vrouwen is de sociale context een zeer bepalende factor. Gender is een veel krachtigere voorspeller van seksueel gedrag dan seksuele voorkeur.
Een volgende belangrijke overgangsfase in de seksuele levensloop tekent zich af rond het 50e levensjaar. Zowel bij vrouwen en mannen neemt in het algemeen de seksuele activiteit af ten gevolge van een combinatie van lichamelijke en psychosociale factoren.
De laatste levensfase kent meer verlies van dierbaren, status, macht en lichamelijke gezondheid dan eerdere levensfasen. Dit kan een weerslag hebben op het seksueel verlangen. Men heeft bijvoorbeeld (tijdelijk) minder zin door gevoelens van rouw, schuldgevoel of angst om onaantrekkelijk gevonden te worden. Ook hebben mensen in deze levensfase vaker te maken met het verlies van de levenspartner. Hoe vorm te geven aan seksualiteit na een dergelijk verlies? Gevoelens van rouw en schuld kunnen dan in de weg staan van een nieuwe (seksuele) relatie, (maar dat hoeft niet, zoals in de documentaire naar voren komt). Daarbij is er boven de 85 jaar een ongelijke verdeling van man/vrouw, die het voor de vrouw lastig maakt om nog een partner te vinden.
In de levenslooppsychologie worden drie soorten determinanten onderscheiden die van invloed zijn op de ontwikkeling en levensloop: normatief leeftijdgebonden (taal, motoriek); normatief historische invloeden (cohort); niet-normatieve invloeden (persoonsgebonden).
Welke categorie van determinanten lijkt in de beeldvorming van seksualiteit bij ouderen met name naar voren te komen en welke categorie van determinanten heeft in de praktijk vooral invloed op de seksuele activiteit en beleving van ouderen?
De beeldvorming lijkt (in negatieve zin) gestuurd te worden door normatieve leeftijdgebonden factoren als het verouderingsproces zelf en het beëindigen van de vruchtbare periode. Ouderen zouden daardoor zowel lichamelijk als functioneel niet meer seksueel aantrekkelijk zijn. De daadwerkelijke seksuele behoefte en beleving bij ouderen wordt eerder bepaald door niet-normatieve invloeden als ingrijpende levensgebeurtenissen, bijvoorbeeld het verlies van een partner of ziekte, wat in deze levensfase vaker voorkomt. De fysieke normatieve ontwikkeling lijkt hier minder mee van doen te hebben, al ontstaan er in het verouderingsproces wel bepaalde ongemakken die seksueel contact kunnen bemoeilijken.
Hoewel seksuele behoefte tot op hoge leeftijd kan blijven bestaan en niet hoeft te veranderen doordat iemand ouder wordt, krijgen ouderen toch met lichamelijke veranderingen te maken, die de seksualiteitsbeleving anders kunnen maken en activiteit kunnen bemoeilijken of doen afnemen. Indirect doordat bijvoorbeeld de fysieke aantrekkelijkheid achteruit gaat.
Geef de belangrijkste lichamelijke veranderingen bij vrouwen en mannen weer.
Vrouwen
verminderde lubricatie
dunnere en minder elastische vaginawand
langer nodig om opgewonden te raken veranderende oestrogeenaanmaak menopauze
orgasme kan vergezeld gaan met pijn
duur van orgasme kan afnemen, herstelperiode blijft gelijk. Aantal keren dat ze kan klaarkomen blijft hetzelfde.
Mannen
andropauze vermindering van de testosteronproductie
gevoeligheid en elasticiteit van de penis neemt af
minder instroom van bloed bij erectie
toename veneuze afvloeiing
vertraging erectieproces
orgasmeduur neemt af, herstelperiode duurt langer
Degene die een actief seksueel leven leiden, hebben minder last van veroudering van de seksuele organen dan diegene die toch al niet veel aan seks deden.
Het blijkt dat homoseksualiteit bij ouderen nog meer negatieve beeldvorming kent dan heteroseksualiteit.
Welk probleem vormt dit onder andere voor deze groep ouderen?
Veel lesbische, homoseksuele, biseksuele of transgenderouderen (lhbt-ouderen) maken zich zorgen om de (latere) zorg. Veel van deze ouderen kiezen ervoor zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, omdat ze bang zijn dat ze in een zorginstellng weer ‘in de kast’ moeten. Veel homoseksuele ouderen geven dan ook de voorkeur aan woonvoorzieningen waarin sprake is van en ieder geval een gelijke mix van lhbt-ers en hetero’s.
Een deel van het mannelijk en vrouwelijk seksueel functioneren betreft de zogeheten seksuele responscyclus, deze verloopt in de volgende fasen:
(solo, meer introvert) - fase van verlangen: het gaat daarbij niet om fysieke opwinding, maar wel om erotische verbeelding of fantasieën.
(interactie, meer extravert) -opwindingsfase: de erectie en lubricatie vindt plaats
(solo) -plateaufase: hier bereikt de persoon een hoogtepunt in de opwinding, wat wel even kan aanhouden (hier komt men in terecht als de opwindingsfase niet wordt afgebroken) aan het einde van deze fase bereikt men de orgasmedrempel: iemand zal klaarkomen als het hier niet stopt.
- orgasme
(interactie) -herstelfase
Ouder worden en seksuele activiteit
seksuele activiteit neemt af maar stopt niet, dit wil niet zeggen dat de seksuele interesse vermindert.
Veel ouderen blijven seksueel actief, hoewel vrouwen minder vaak dan mannen, vanwege het feit dat ze geen partner hebben.
Vaak worden de seksuele problemen niet besproken met hulpverleners.
Oudste leeftijdsgroep coïtaal actieven heeft nog 3,1 keer per maand gemeenschap, andere 75 plussers maar 0,8
Tussen de 40-80 jar NIPO-onderzoek;
- 57% vindt deks belangrijk
- meer dan de helft praat er niet makkelijk over
- 75% van de ouderen heeft 1 tot meerdere keren per maand zin in seks
- mannen hebben vaker zin dan vrouwen, vaker dan dat ze seks hebben.
- mannen en vrouwen hebben ongeveer evenvaak seks
- vrouwen bepalen defrequentie
- 50% van de 65-80 jarige heeft 1 tot meerdere keren per maand gemeenschap waarvan 11% wekelijks.
- hoe vaker men gemeenschap heeft, hoe bevredigender men de relatie in seksueel opzicht vindt.
- De tevredenheid met het seksleven daalt na het 40e jaar, toch blijkt de meerderheid de reatie in seksueel opzicht bevredigend te vinden.
psychosociale factoren
zoals tevredenheid met de relatie, communicatie met de partner, het belang dat gehecht wordt aan seks,
zijn belangrijker voor het gevoel van seksuele tevredenheid dan leeftijd op zich.
Hoewel de latere levensfasen verlies en afscheid met zich meebrengen, blijft seksualiteit een bron van bevrediging die in principe niet verloren hoeft te gaan. Het is daarom een belangrijk bestanddeel voor het emotionele en fysieke welzijn van de oudere.
Seksuele intensiteit is volgens Schnarz meer een functie van emotionele rijpheid dan van fysiologische responsiviteit. Seks blijkt ook veel gezondheidsvoordelen met zich mee te brengen, zo blijkt dat bij mannen van middelbare leeftijd die frequent een orgasme hebben, de hart en vaatziekten met 50% verminderen. Mensen die seks hebben voelen zich gezonder. Ouderen met een actief seksleven en intieme relaties rapporteren verhoudingsgewijs een hogere mate van levenssatisficatie.
LHBT
Verschilllen tussen heteroseksuele en homoseksuele mannen in seksueel gedrag is dat homoseksuele mannen vaker seksen meer partners hebben en dat hun duurzame relaties korter van duur en opener van aard zijn. Lesbische vrouwen hebben aanmerkelijk minder seks dan homoseksuele mannen.
50 plussers kennen een aantal risicofactoren die bepalendkunnen zijn voor de kwaliteit vsn leven op latere leeftijd, zoals de omvang van het sociale netwerk en intolerantie en ondeskundigheid tegenover homoseksualiteit bij zorgverleners.
In het Handboek ouderenpsychologie (hoofdstuk 12) wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen ‘seksueel functioneren’ en ‘seksualiteitsbeleving’. Licht dit onderscheid toe.
Seksueel functioneren verwijst naar het lichamelijk seksueel reageren in termen van de seksuele-responscyclus. Hierbij gaat het om seksueel verlangen, opwinding en orgasme. Als zich in deze cyclus problemen voordoen, spreekt men van seksuele disfuncties. Bijvoorbeeld een erectieprobleem.
bijvoorbeeld; vertraagde ejaculaties, erectiestoornis, orgasmestoornis bij de vrouw, seksuele interesse opwindingsstoornis bij de vrouw, genitopelvienepijn/penetratiestoornis, hypoactief-seksueel verlangen stoornis bij de man, vroegtijdige ejaculatie, seksuele disfunctie door een middel/medicatie, andere gespecificeerde en ongespecificerde seksuele disfunctie.
Met seksualiteitsbeleving wordt de subjectieve en individuele beleving en betekenis van seksualiteit bedoeld. Indien er op dit vlak iets misloopt, is er sprake van een seksueel probleem. Bijvoorbeeld er niet in slagen seks positief te beleven.
Seksuele disfuncties en seksuele problemen kunnen zowel afhankelijk als onafhankelijk van elkaar voorkomen. Niet iedereen met een seksuele disfunctie heeft een seksueel probleem en niet iedereen met een seksueel probleem heeft een seksuele disfunctie. Dan gaat het om seksuele dissatisfactie, ontvredenheid, omdat de frequentie van het vrijen te laag is, of omdat het seksuele contact niet aan de verwachtingen voldoet.
Tineke Roelofs is werkzaam als psycholoog binnen de Stichting Schakelring en doet in samenwerking met prof. dr. Petri Embregts en prof. dr. Katrien Luijks van de Universiteit van Tilburg onderzoek naar intimiteit en seksualiteit bij dementie. De onderzoeksresultaten moeten gaan bijdragen aan verbetering van kwaliteit van leven voor mensen met dementie in het verpleegtehuis.
Het besproken onderzoek wordt uitgevoerd vanuit het perspectief van de cliënt en is niet gestuurd door een focus op probleemgedrag. Wat tot dusver naar voren is gekomen uit het onderzoek, is dat de wijze waarop dementiepatiënten en hun eventuele partners omgaan met seksualiteit heel divers is en kan variëren van helemaal geen seksuele activiteit tot juist nog een grote behoefte aan seksualiteit en/of intimiteit. Verder wordt aangegeven dat seksualiteit en dementie een lastig thema is, zowel in onderzoek als in de praktijk en de inspanningen dusver eerder hebben geleid tot nieuwe vragen dan antwoorden.
In het handboek komt eveneens naar voren dat een grote diversiteit aan veranderingen in seksualiteit bestaat bij dementiepatiënten. Een afname in seksuele interesse is mogelijk, maar seksueel ontremd gedrag komt ook voor.
Seksuele functie en gezondheidsfactoren
zijn nauw met elkaar verbonden, het blijkt allemaal de kans te vergroten dat impotentie wordt aangetroffen. Medische stoornissen kunnen rechtstreeks de seksuele functie belasten doordat zijn ingrijpen op vasculaire, neurale of endocriene processen. Daarnaast kunnen ook algemene factoren een rol spelen, zoals vermoeidheid en malaise gevoelens.
Ook kan medicatie een negatief effect hebben op het seksueel functioneren, denk aan pijnstillers, middelen tegen hoge bloeddruk, sommige slaapmiddelen, antidepressiva, kalmerende middelen, neuroleptica en parkinsonmiddelen.. Ook kunnen andere middelen zoals nicotine en alcohol het seksuele systeem verstoren.
Spanningen en angsten kunnen sterk doorwerken in het seksuele verkeer en kunnen tot seksuele problemen leiden. Ziekte, een medische ingreep of een ongeluk hebben soms een traumatisch effect.
Soms zien ouderen van seks af omdat ze bang zijn dat ze hun medische conditie verder verslechteren.
Ziekte van Parkinson
Een veelvoorkomende, chronische progressieve neurodegeneratieve aandoening, in eerste instantie wordt het bewegingsapparaat aangedaan, pas later volgen de cognitieve en emotionele problemen.
De tevredenheid met het eigen seksueel functioneren neemt af. Bij mannen gaat het om verminderede seksuele interesse en orgasme problemen. Vroegtijdige zaadlozing is ook een klacht.
Bij vrouwen ziet men een verminderd tot afwezig seksueel verlangen, opwindingsstoornissenen en orgasme moeilijkheden.
Het dopmanitekort (plezierhormoon) is de grote veroorzaker van het gebrek aan seksueel verlangen. Door de toediening van dopaminerge medicatie neemthet seksueel verlangen en zin vaak toe. Sommige patiënten kunen zelfs in heftige msate seksueel ontremd raken, dit wordt het dopamine dysregulation syndrome (DDS) genoemd.