Thema 17 Ontwikkelingpsychologie Plus Flashcards
Ontwikkelingspsychology?
Is het onderdeel van psychologie dat de veranderingen in het gedrag, denken en emotie vanaf de babytijd tot aan de ouderdom bestudeert.
De fysieke ontwikkeling?
Over de groei van het lichaam, zoals spieren, de hersenen en de behoefte aan voedsel en slaap.
De cognitieve ontwikkeling?
Heeft betrekking op leren, geheugen, probleemoplossing en intelligentie.
De sociale ontwikkeling?
Deze gaat over de sociale relaties en interacties met anderen.
Persoonlijkheidsontwikking?
Wordt gekeken naar de verschillende karaktereigenschappen die verschillen van mens tot mens.
Nature?
Verwijst zich in de ontwikkelingspsychologie naar erfelijke eigenschappen en capaciteiten die we van onze ouders meekrijgen.
Nurture?
Heeft betrekking op de omgevingsinvloeden die het gedrag bepalen.
Continue verandering?
Dat is de ontwikkeling geleidelijk en vloeien nieuwe vaardigheden automatisch voort uit een bestaande vaardigheid.
Discontinue verandering?
Deze gebeurt in aparte stappen of fases. In elke fase is de ontwikkeling kwalitatief verschillend, bijvoorbeeld de overgang van kruipen naar lopen.
Kritieke periode?
Een tijd in de ontwikkeling waarin bepaalde prikkels de grootste impact hebben en noodzakelijk zijn voor een normale ontwikkeling, wordt kritieke periode genoemd.
Gevoelige periode?
Ontwikkelingspsychologen spreken nu liever van een gevoelige perioden. De eerste zes jaar waarin het taal ontwikkeld is het hersengebied zeer actief.
Levensloopmodel?
Waarin de nadruk wordt gelegd op de groei en verandering in de loop van het leven.
Kritieke ontwikkeling?
Een tijd in de ontwikkeling waarin bepaalde prikkels de grootste impact hebben en noodzakelijk zijn voor een normale ontwikkeling, wordt een kritieke periode genoemd.
Gevoelige periode?
In zo’n fase komen bepaalde vermogens van kinderen optimaal naar voren bij de juiste prikkels.
Er zijn vijf belangrijke perspectieve op de ontwikkeling van het kind?
- evolutionair
- psychodynamisch
- behavioristisch
- cognitief
- systemisch
Hechting?
Is het intieme emotionele en fysieke contact tussen kind en ouder in de maanden direct na de geboorte.
Cirkel van veiligheid?
Veilige hechting ontwikkeld zich volgens een herhalend patroon van vier fasen.
- ontdekking
- spanning
- hulp en troost
- gerustgesteld en weer een nieuwe situatie.
Onveilige hechting?
Dan ervaart het kind onvoldoende geruststelling en/ of troost. Dit heeft gevolgen voor de ontwikkeling.
Drie vormen van een onveilige hechting:
- vermijdend
- afwerend
- gedesorganiseerd
Psychodynamisch perspectief?
Is een benadering van ontwikkeling die ervan uitgaat dat gedrag van mensen tot stand komt door onbewuste innerlijke krachten, herinneringen en conflicten.
Psychosociale ontwikkeling?
Zijn de veranderingen in de manier waarop we aankijken tegen onszelf als onderdeel van de maatschappij, het gedrag van anderen en onze interacties met anderen.
Fixatie?
Dat is gedrag dat in een eerdere fase is blijven steken door een onopgelost probleem.
Stimulus response leren?
Behaviotorische wetenschappers zijn van mening dat we beïnvloed worden door stimuli: prikkels uit onze omgeving.
Klassieke conditionering?
Waarbij een mens of dier op een manier leert reageren op een neutrale prikkel, die normaal gesproken die reactie niet uitlokt.
Operante conditionering?
Dit is een leerprincipe waarbij een vrijwillige respons verstrekt of verzwakt wordt doordat die respons wordt geassocieerd met positieve gevolgen of negatieve gevolgen (bestraffing).
Sociaal-cognitieve leertheory?
De benadering van de ontwikkeling waarbij de focus ligt op het leren door het observeren van het gedrag van anderen.
Cognitief perspectief?
De benadering van ontwikkeling die zich richt op processen die ons in staat stelt de wereld te ontdekken, begrijpen en erover na te denken.
Eqaulibratie?
Het proces van constante afwisseling tussen evenwicht en conflict in de cognitieve ontwikkeling.
Adaptie?
Piaget noemde de manier waarop kinderen reageren op en zich aanpassen aan nieuwe informatie.
Assimilatie?
Bij assimilatie worden bestaande kennis en vaardigheden gebruikt in nieuwe situaties.
Accommodatie?
Worden bestaande kennis en vaardigheden aangepast om met een nieuwe situatie om te gaan.
Conservatie?
Dit is het besef dat objecten qau inhoud of hoeveelheid hetzelfde blijven ook al veranderd de opstelling of verschijningsvorm.
Het systemisch perspectief?
Bekijkt de relatie tussen personen en hun fysieke, cognitieve, sociale persoonlijkheids wereld.
Cohort?
Een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek is geboren.
Een longitudinaal?
Wordt het gedrag van een of meer participanten door de tijd heen gemeten.
Een dwarsdoorsnede onderzoek?
Worden mensen van verschillende leeftijden op hetzelfde tijdstip met elkaar vergeleken.
Een cross-sequentieel onderzoek?
Combineert cross- sectioned en longitudinale technieken. Het onderzoek strategie waarbij een aantal verschillende leeftijdsgroepen op verschillende tijdstippen worden bestudeerd.