Thema 17 Ontwikkelingpsychologie Plus Flashcards

1
Q

Ontwikkelingspsychology?

A

Is het onderdeel van psychologie dat de veranderingen in het gedrag, denken en emotie vanaf de babytijd tot aan de ouderdom bestudeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De fysieke ontwikkeling?

A

Over de groei van het lichaam, zoals spieren, de hersenen en de behoefte aan voedsel en slaap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De cognitieve ontwikkeling?

A

Heeft betrekking op leren, geheugen, probleemoplossing en intelligentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De sociale ontwikkeling?

A

Deze gaat over de sociale relaties en interacties met anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Persoonlijkheidsontwikking?

A

Wordt gekeken naar de verschillende karaktereigenschappen die verschillen van mens tot mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nature?

A

Verwijst zich in de ontwikkelingspsychologie naar erfelijke eigenschappen en capaciteiten die we van onze ouders meekrijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nurture?

A

Heeft betrekking op de omgevingsinvloeden die het gedrag bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Continue verandering?

A

Dat is de ontwikkeling geleidelijk en vloeien nieuwe vaardigheden automatisch voort uit een bestaande vaardigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Discontinue verandering?

A

Deze gebeurt in aparte stappen of fases. In elke fase is de ontwikkeling kwalitatief verschillend, bijvoorbeeld de overgang van kruipen naar lopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kritieke periode?

A

Een tijd in de ontwikkeling waarin bepaalde prikkels de grootste impact hebben en noodzakelijk zijn voor een normale ontwikkeling, wordt kritieke periode genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gevoelige periode?

A

Ontwikkelingspsychologen spreken nu liever van een gevoelige perioden. De eerste zes jaar waarin het taal ontwikkeld is het hersengebied zeer actief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Levensloopmodel?

A

Waarin de nadruk wordt gelegd op de groei en verandering in de loop van het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kritieke ontwikkeling?

A

Een tijd in de ontwikkeling waarin bepaalde prikkels de grootste impact hebben en noodzakelijk zijn voor een normale ontwikkeling, wordt een kritieke periode genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gevoelige periode?

A

In zo’n fase komen bepaalde vermogens van kinderen optimaal naar voren bij de juiste prikkels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Er zijn vijf belangrijke perspectieve op de ontwikkeling van het kind?

A
  • evolutionair
  • psychodynamisch
  • behavioristisch
  • cognitief
  • systemisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hechting?

A

Is het intieme emotionele en fysieke contact tussen kind en ouder in de maanden direct na de geboorte.

17
Q

Cirkel van veiligheid?

A

Veilige hechting ontwikkeld zich volgens een herhalend patroon van vier fasen.
- ontdekking
- spanning
- hulp en troost
- gerustgesteld en weer een nieuwe situatie.

18
Q

Onveilige hechting?

A

Dan ervaart het kind onvoldoende geruststelling en/ of troost. Dit heeft gevolgen voor de ontwikkeling.
Drie vormen van een onveilige hechting:
- vermijdend
- afwerend
- gedesorganiseerd

19
Q

Psychodynamisch perspectief?

A

Is een benadering van ontwikkeling die ervan uitgaat dat gedrag van mensen tot stand komt door onbewuste innerlijke krachten, herinneringen en conflicten.

20
Q

Psychosociale ontwikkeling?

A

Zijn de veranderingen in de manier waarop we aankijken tegen onszelf als onderdeel van de maatschappij, het gedrag van anderen en onze interacties met anderen.

21
Q

Fixatie?

A

Dat is gedrag dat in een eerdere fase is blijven steken door een onopgelost probleem.

22
Q

Stimulus response leren?

A

Behaviotorische wetenschappers zijn van mening dat we beïnvloed worden door stimuli: prikkels uit onze omgeving.

23
Q

Klassieke conditionering?

A

Waarbij een mens of dier op een manier leert reageren op een neutrale prikkel, die normaal gesproken die reactie niet uitlokt.

24
Q

Operante conditionering?

A

Dit is een leerprincipe waarbij een vrijwillige respons verstrekt of verzwakt wordt doordat die respons wordt geassocieerd met positieve gevolgen of negatieve gevolgen (bestraffing).

25
Q

Sociaal-cognitieve leertheory?

A

De benadering van de ontwikkeling waarbij de focus ligt op het leren door het observeren van het gedrag van anderen.

26
Q

Cognitief perspectief?

A

De benadering van ontwikkeling die zich richt op processen die ons in staat stelt de wereld te ontdekken, begrijpen en erover na te denken.

27
Q

Eqaulibratie?

A

Het proces van constante afwisseling tussen evenwicht en conflict in de cognitieve ontwikkeling.

28
Q

Adaptie?

A

Piaget noemde de manier waarop kinderen reageren op en zich aanpassen aan nieuwe informatie.

29
Q

Assimilatie?

A

Bij assimilatie worden bestaande kennis en vaardigheden gebruikt in nieuwe situaties.

30
Q

Accommodatie?

A

Worden bestaande kennis en vaardigheden aangepast om met een nieuwe situatie om te gaan.

31
Q

Conservatie?

A

Dit is het besef dat objecten qau inhoud of hoeveelheid hetzelfde blijven ook al veranderd de opstelling of verschijningsvorm.

32
Q

Het systemisch perspectief?

A

Bekijkt de relatie tussen personen en hun fysieke, cognitieve, sociale persoonlijkheids wereld.

33
Q

Cohort?

A

Een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek is geboren.

34
Q

Een longitudinaal?

A

Wordt het gedrag van een of meer participanten door de tijd heen gemeten.

35
Q

Een dwarsdoorsnede onderzoek?

A

Worden mensen van verschillende leeftijden op hetzelfde tijdstip met elkaar vergeleken.

36
Q

Een cross-sequentieel onderzoek?

A

Combineert cross- sectioned en longitudinale technieken. Het onderzoek strategie waarbij een aantal verschillende leeftijdsgroepen op verschillende tijdstippen worden bestudeerd.