Thema 13. Diversiteit Flashcards
Diversiteit?
Verschillen tussen de mensen. De meest opvallende vormen van diversiteit zijn huidskleur, geslacht en leeftijd.
Cultuur?
De cultuur waarin je opgroeit, bepaalt voor een deel hoe je bent? Cultuur is een geheel van waarden en normen dat mensen aan elkaar overdragen.
Waarden en normen?
Ze hangen nauw samen met cultuur. Waarden gelden voor de hele cultuur of maatschappij. (Eerlijkheid/ dapperheid/ hulpvaardigheid). Normen zijn gedragsregels die voortkomen uit deze waarden. Zo betekent de waarde ‘eerlijkheid’ dat je niet mag stelen en liegen.
Macro?
Dat betekent groot. Macroniveau is dus het grootste of hoogste niveau. Als het over onderwijs gaat: landelijk niveau.
Meso?
Dat betekent: middelgroot, kleiner dus dan macro. Mesoniveau is gemiddeld niveau. Op dit niveau bepalen scholen wat ze met richtlijnen van het ministerie doen.
Micro?
Dat betekend klein, microniveau is dus klein niveau. In het onderwijs betekent microniveau: klasniveau.
LHTBI?
Lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en intersekse emancipatie kunnen nogal uiteen lopen.
Transgender?
Is een term die wordt gebruikt voor en door mensen van wie de genderidentiteit of genderexpressie anders is dan het geslacht dat deze persoon bij de geboorte heeft gekregen.
Intersekse personen?
Deze hebben zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsdelen, hormonen, chromosomen of genen.
Stereotype?
Dat is een vaststaand, overdreven beeld van een bepaalde groep mensen, of van een persoon uit een bepaalde groep.
Vooronderstelling?
Een gedachte of idee over iets of iemand maar nog geen oordeel.
Interculturele sensitiviteit?
Is gevoeligheid voor andere culturen. Je moet best doen om dit te ontwikkelen het komt niet vanzelf.