Terminologie Dramatiek Flashcards

1
Q

Ernstig toneelstuk met een droevig/rampzalig slot

A

Tragedie/treurspel/drama

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Blijspel

A

Komedie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stuk dat aanvankelijk als iets tragisch begint, maar naar het einde toe komisch wordt, meestal met tragische figuren

A

Tragikomedie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kort stuk, komisch geval uit het dagelijks leven wordt op boertige wijze behandeld

A

Klucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Toneelspel waarin de dialoog door instrumentale muziek wordt gegeleid

A

Melodrama

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een hoofdzaak gezonden en orkestraal begeleid toneelspel

A

Opera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kleine opera, lichtere muziek, afwisseling zangstukken-dialoog en minder revue-elementen dan musical

A

Operette

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Toneelstuk of film waarin een deel van de tekst wordt gezongen

A

Musical

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Publiek optreden van een kunstenaar, gepaard gaande met veel showelementen

A

Performance/happening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kleinkunst met zang, muziek, sketches waarbij bepaalde maatschappelijke toestanden satirisch/humoristisch worden bekritiseerd

A

Cabaret

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Toneelgroep

A

Gezelschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Alle toneelstukken die in 1 seizoen worden gespeeld

A

Repertoire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Toneelgroep bestaande uit niet-professionele acteurs

A

Amateurtoneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wedstrijd voor amateurtoneel

A

Landjuweel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Toneelstuk bestaande uit 1 bedrijf

A

Eenakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Alleenspraak in een toneelstuk door 1 persoon

A

Monoloog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Namiddagvoorstelling

A

Matineevoorstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Eerste officiële voorstelling voor een publiek

A

Première

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Allerlaatste officiële voorstelling voor een publiek

A

Dernière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Allerlaatste repetitie

A

Generale repetitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Feestelijke voorstelling voor prominenten, sponsors, … met opsmuk

A

Gala-voorstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Een heel slecht gespeeld stuk

A

Een draak van een stuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Herneming van een stuk

24
Q

Persoon verantwoordelijk voor alles wat zich op en achter de scène bevindt

A

Toneelmeester/inspiciënt

25
Q

Persoon verantwoordelijk voor het schminken van de acteurs

26
Q

Artistieke leider van het toneelstuk

27
Q

Journalist die een kritische beoordeling schrijft van een bekeken toneelstuk

28
Q

Stuk ter ere van een bepaalde gelegenheid

A

Gelegenheidsstuk

29
Q

Toneelstuk waarin vooral de ontwikkeling van de karakters van de personages te zien zijn

A

Karakterstuk

30
Q

Toneelstuk waarbij acteurs kunnen schitteren/zich van hun beste kunt kunnen laten zien

A

Bravourstuk

31
Q

Luchtig muzikaal stuk met vrolijke melodieën en komische liedjes, vaak satirisch

A

Vaudeville

32
Q

Vertoning die weinig om het lijf heeft

33
Q

Herwerking van een stuk, maar het geheel wordt zodanig bewerkt dat het grappig wordt

34
Q

Geven commentaar op wat zich op scène afspeelt & geven raad aan publiek/personages

35
Q

Letterlijk levend schilderij

A

Tableau vivant

36
Q

Applaus bij open doek

A

Open doekje

37
Q

Pauze/tussenstuk tussen 2 bedrijven

A

Entr’acte

38
Q

Gedeelte can het toneel voor het gordijn

A

Voorplan/avant-scène/proscenium

39
Q

Voorwerpen die tijdens de voorstelling op scène worden gebruikt

A

Accessoires/rekwisieten

40
Q

Beweegbaar zijstuk van het toneeldecor

41
Q

De voorste zitplaatsen gelijkvloers in de zaal

42
Q

Zitplaatsen gelijkvloers achter de stalles

43
Q

Afgesloten gedeelte met zitplaatsen aan de zij- of achterwand van de toneelzaal

44
Q

Verdieping langs de zij- en achterkant van de toneelzaal

45
Q

Hoogste balkon in een toneelzaal

A

Engelenbak

46
Q

Bewaarplaats voor kostuums

A

Garde-robe

47
Q

Café van de schouwburg

48
Q

Ondernemer van theatervoorstellingen, tournees, concerten

A

Impresario

49
Q

Medewerker die de plaats aanduidt waar het publiek moet gaan zitten

50
Q

Ingehuurde toejuicher om het succes van een toneelvoorstelling te verzekeren

51
Q

Fluistert de tekst mee achter de scène als geheugensteuntje voor de acteurs

52
Q

Eenzelfde rol voor 2 acteurs voorzien

53
Q

Toneelstuk in de late ME

A

Rederijkerskamer

54
Q

Aanpassen aan bepaalde omstandigheden

55
Q

In elkaar passen met licht, gelukw opeenvolging van bedrijven, scènes

56
Q

“Vertalen” van theatertekst naar opvoering op scène

A

Ensceneren