taalvaardigheid 4 Duitse woorden in het Nederlands Flashcards

1
Q

tegenstander voor wie men een angstcomplex heeft, omdat men er vaak van verliest

A

angstgegner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

alles in aanmerking genomen, in het algemeen

A

überhaupt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vervangingsmiddel

A

ersatz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

goed ontwikkeld gevoel voor het in een bepaalde situatie vereiste optreden

A

fingerspitzengefühl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wonder van de economie

A

Wirtschaftswunder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

soort van zoet appelgebak

A

apfelstrudel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de val van de Berlijnse muur in 1989 en de daaropvolgende Duitse hereniging

A

de Wende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

eerzuchtig persoon, iemand die er vooral op uit is de wereld vooruit te komen en daarbij niet kieskeurig in zijn middelen is

A

streber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

podium in een theater

A

bühne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

persoon die zijn eigen weg gaat, die individueel handelen verkiest boven samenwerking

A

einzelgänger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pijn hebben van de wereld waarin je leeft

A

weltschmerz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

plotselinge inzicht in een probleem op het moment dat allerlei voorheen losse aspecten daarvan in elkaar blijken te passen en zo een oplossing geboden wordt.

A

aha-erlebnis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zijn mensen kennen, weten wat men aan hem heeft

A

zijn pappenheimers kennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

land waar men geboren en getogen is

A

heimat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

op zichzelf beschouwd

A

an sich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly