Tentamenvragen Flashcards

1
Q

Welke analyse zijn dit de vier stappen van?

Nagaan of een interventie ingezet kan worden
Formuleren en prioriteren van doelen
Selecteren van interventies
Bepalen van nut en kans van slagen

A

Indicatieanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is: komen tot een verantwoorde, wetenschappelijke gedundeerde aanbeveling voor de best passende aanpak van een probleem. Dit vormt het uitgangspunt voor advisering?

A

Een Indicerende diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tijdens haar stage werkt Marieke aan de indicatiefase. Zij zoekt uit of een interventie ingezet kan worden. Zij heeft een behandeling voor ogen en gaat na of er geen onoverkomelijke
nadelen aan kleven voor haar cliënt. Op welke vraag van De Bruyn zoekt Marieke een antwoord?

Is behandeling mogelijk?
Is behandeling wenselijk?
Is behandeling nodig?

A

Is behandeling wenselijk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tijdens haar stage werkt Marieke aan de indicatiefase. Zij zoekt uit of een interventie ingezet kan worden. Zij heeft een behandeling voor ogen en gaat na wat de algemene effectiviteit van de interventie is. Op welke vraag van De Bruyn zoekt Marieke een antwoord?

Is behandeling mogelijk?
Is behandeling wenselijk?
Is behandeling nodig?

A

Is behandeling mogelijk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tijdens haar stage werkt Marieke aan de indicatiefase. Zij zoekt uit of een interventie ingezet kan worden. Zij heeft een behandeling voor ogen, maar gaat eerst na of ze het probleem niet zelf kan oplossen. Op welke vraag van De Bruyn zoekt Marieke een antwoord?

Is behandeling mogelijk?
Is behandeling wenselijk?
Is behandeling nodig?

A

Is behandeling nodig?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zijn sterke motivatie, openstaan voor kritische reflectie, gedachten onder woorden kunnen brengen en draagkracht (sociale ondersteuning) indicatie - of contra-indicatie criteria?

A

Indicatiecriteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zijn leeftijd, ontwikkelingsstadium en draaglaast indicatie- of contraindicatie criteria?

A

Contra-indicatiecriteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer brengt de diagnosticus in kaart hoe verschillende condities binnen de persoon zich
tot elkaar verhouden?

Tijdens het diagnostisch scenario
Tijdens het integratief beeld
Tijdens het maken van een overzicht van probleemclusters

A

Tijdens het intragratief beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Interventiedoelen kunnen zowel algemeen als specifiek worden geformuleerd. Hoe worden doelen meestal geformuleerd in de fase van de indicatieanalyse?

A

Doelen worden algemeen geformuleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn vier vragen die je je moet stellen tijdens het selecteren van interventies in de indicatieanalyse?

A

Welk theoretisch referentiekader wordt gekozen?
In welk type setting vindt uitvoering plaats?
Directe of indirecte vorm van interventie?
Eisen interventieduur?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe bepaal je in de indicatie analyse de nut en kans van slagen per geselecteerde aanpak?

A

Door het verwachte nut te berekenen en je wilt dat die zo hoog mogelijk uitvalt.

Verwacht nut = nut x kans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn aandachtspunten in de indicatieanalyse?

A

Steeds in overleg met de cliënt: Gesprek in deze fase = Uitlokkend
Leg de vorm, inhoud en werkwijze van de behandeling op
een heldere en beknopte wijze uit
Raadpleeg een goede sociale behandelingskaart
Raadpleeg literatuur (zie chart)
Feedback over behandeling vragen aan cliënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke gesprekmodel praat je met als doel het uit uitwisselen van informatie, overdragen en verzamelen van informatie? En het controleren door de diagnosticus

Informatiemodus
Consensusmodus
Beinvloedingsmodus

A

Informatiemodus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In welke gesprekmodus overleg je met als doel consensus?

Informatiemodus
Consensusmodus
Beinvloedingsmodus

A

Consensusmodus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welke gesprekmodus praat met je als doel handelen van de client te beinvloeden/veranderen?

Informatiemodus
Consensusmodus
Beinvloedingsmodus

A

Beinvloedingsmodus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de stappen in een advies gesprek?

A

Voorbereiding adviesgesprek
Voorlichting aan de client
Controle door de diagnosticus
Overleg over de aanbeveling
Concretisering van gekozen advies
Afronding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Casus: Fleur heeft haar tweede afspraak bij een psycholoog. Ze heeft er niet veel zin in. Ze gaat vooral omdat haar moeder vindt dat ze hulp nodig heeft voor haar cannabisprobleem, maar zelf is ze hier nog niet van overtuigd. Fleur heeft weerstand om met de psycholoog in gesprek te gaan en besluit om niet veel te gaan zeggen. Hoe kan de psycholoog reageren op de weerstand van Fleur?

Niets doen en aannemen dat de weerstand vanzelf zal verdwijnen over de sessies heen

De leiding en het initiatief van het hulpverleningsproces in handen leggen van de cliënt

De client helpen inzien dat haar weerstand niet slecht of raar is

A

De client helpen inzien dat haar weerstand niet slecht of raar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In welke fase van de diagnositische cyclus formuleer je het verhaal van de client in klachten en hulpvragen?

A

Klachtanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

In welke fase van de diagnostische cyclus doe je kennis over de classificatiesystemen en theoretische modellen toepassen & worden problemen onderdeel van een theorie of classificatie?

A

Probleemanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In welke fase is de werkwijze om een beschrijving en invetarisatie; ordening en benoeming, taxatie van de ernst te maken?

A

Probleemanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

In welke fase van de diagnositische cyclus onderbrengt de diagnosticus probleemgedragingen in vastgestelde clusters van gedrag en uiteindelijk in clusters van syndromen of stoornissen?

A

In de probleemanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

In de probleem analyse wil je de klachten ordenen en benoemen in welke stappen gebeurd dit proces?

A

Subjectieve klachten: het verhaal van de client -> overzicht van de concrete problemen maken -> de problemen clusteren in verschillende termen -> op basis van wetenschappelijke literatuur en klinische ervaring verschillende vermoedens formuleren.

Je ordent probleemgedragingen / klachten in een groep wat bij elkaar hoort, zoals groep klachten = somberheid, verdriet, doodsgedachten, tot weinig komen ->

Je clustert deze groep tot een categorie, zoals cluster: stemmingsproblemen. ->
Je classificeert (benoemt) de stoornis waar deze categorie onder kan vallen, zoals classificatie: depressieve stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke clustertermen / classificaties vallen onder: Depressieve gevoelens; gevoel van leegte; beleeft geen plezier aan zijn werk; geen plezier in gamen; sombere stemming; geen voldoening; Gevoelloosheid; ongelukkig gevoel;
gebrek aan gevoel; somberheid; geen zin hebben; geen plezier hebben in dingen; geen voldoening?

Stemmingsproblemen
Angstproblemen
Eigenwaardeproblemen
Sociale problemen

A

Stemmingsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke clustertermen / classificaties vallen onder: Angstige gevoelens; bezorgd over zijn toekomst;
denkt dat het ‘te laat’ is; angstig over zijn toekomst; denkt dat het
waarschijnlijk toch niks zal worden; angstige gevoelens over de
toekomst; piekeren?

Stemmingsproblemen
Angstproblemen
Eigenwaardeproblemen
Sociale problemen

A

Angstproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke clustertermen / classificaties vallen onder: Oogt onzeker; praat vooral over wat anderen zeggen
of vinden, niet duidelijk over wat hij zelf vindt; suïcidale gedachten
omdat hij niet de moeite waard is; vraagt of hij het wel goed doet?

Stemmingsproblemen
Angstproblemen
Eigenwaardeproblemen
Sociale problemen

A

Eigenwaardeproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke clustertermen / classificaties vallen onder: Weinig intieme relaties; niet open is naar anderen; is
jaloers op mensen zonder problemen en met een relatie; terughoudend en wacht af; Ali stelt zich afhankelijk op; wil graag een hond zodat hij een maatje heeft?

Stemmingsproblemen
Angstproblemen
Eigenwaardeproblemen
Sociale problemen

A

Sociale problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Op verzoek van school doet Ilona onderzoek bij Mila, 9 jaar oud. Zij heeft de volgende problemen geïnventariseerd: moeite met inslapen (langer dan 30 min), dagelijks last van nachtmerries, vermoeid wakker worden, in de klas in slaap vallen. Welk van de volgende opties is het best passende probleemcluster in deze casus?

Slaapproblemen
Concentratieproblemen
Energieproblemen

A

Slaapproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

In de probleem analyse is het van belang dat er een taxatie van de ernst wordt gemaakt Rutter heeft hier een paar criteria over gemaakt: is het symptoom of probleemgedrag……

A

Past het gedrag bij de leeftijd van de C?
Zijn de problemen persistent?
Recent of langdurig bestaand?
Komen problemen met hoge frequentie voor?
Specifiek voor psychopathologie?
Situatiegebonden: Komt dit gedrag in een of meerdere situaties voor?
Op zichzelf staand of niet
Belemmert probleemgedrag ook andere gebieden? (gezin, kind,
omgeving, sociaal, verstoring ontwikkeling)
Psychosociale stress
Socio-culturele achtergrond: Past het gedrag in de (sub)cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn protectieve factoren? En waren zijn ze van belang om in kaart te brengen?

A

Protectieve factoren, zijn factoren die beschermend kunnen werken, ze zeggen iets over de ernst van het probleem, het kan problemen relativeren en het zegt iets over het aanknoopingspunt voor behandeling, namelijk het uitbouwen van de sterke kant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is een verklaring?

A

Een verklaring is een uitspraak over condities die het probleem kunnen doen ontstaan of instandhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

In welke fase van de diagnostische cyclus is de werkwijze:
Formuleren diagnostische …..
Toetsen diagnostische …..
Opmaak van het integratief beeld?

A

Verklaringsanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke vier stappen zijn nodig om de diagnostische verklaringen te formuleren in de verklaringsanalyse?

A

Activeren van algemeen theoretische kennis
Opsporen van relaties tussen probleem en conditie
Ordenen van relaties in een voorlopig diagnostisch denkschema en prioriteren
Opdelen van voorlopig denkschema in deelbeweringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Studente Lisa werkt op haar stage aan haar eerste diagnostische casus. Na het vaststellen van de clustertermen, gaat Lisa op zoek naar handboeken over de clusterterm ‘angstproblemen’. In deze handboeken wil zij opzoeken welke biologische en omgevingsfactoren aan dit gedrag ten grondslag kunnen liggen. Welke zoekrichting hanteert Lisa?

Van probleem naar conditie
Een explorerende zoekrichting
Van conditie naar probleem

A

Van probleem naar conditie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke zoekrichting word gehanteerd bij de vraag: Welke factoren spelen een rol bij sociale angst? (onderkennend)

Vanuit probleem naar conditie
Vanuit conditie naar probleem

A

Vanuit probleem naar conditie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke zoekrichting wordt gehanteerd bij de vraag: Is neuroticisme een risicofactor voor depressie en angst? (verklarend)

Vanuit probleem naar conditie
Vanuit conditie naar probleem

A

Vanuit conditie naar probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Slachtoffer pesterijen zijn effect op depressie wordt beinvloed door ondersteuning van sociaal netwerk, zoals het aantal vriendin, is dit een moderatie of een mediatie?

A

Moderatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Het effect van laagzelfbeeld op depressie wordt beinvloed door een stressvolle gebeurtenis, zoals een relatiebreuk, is dit effect een moderatie of een mediatie?

A

Moderatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Piekeren heeft een indirect effect op depressie doormiddel van slaapproblemen, maar ook een direct effect op depressie, is dit een moderatie of een mediatie?

A

Mediatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

In de verklaringsanalyse worden beweringen over condities die tot dit probleem van deze client hebben geleid of die het instandhouden, wat is de naam hiervoor?

A

Voorlopig diagnostisch denkschema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Bij ordenen van relaties in voorlopig diagnostisch denkschema en
prioritering in de verklaringsanalyse moeten we letten op twee dingen, welke twee?

A

Causaliteit, zoals als er meer ijsjes worden verkocht, stijgt het aantal verdrinkingen.

Tautologieen, zoals faalangst bij client wordt veroorzaakt door dyslexie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Een voorlopig denkschema is complex en moet worden…..

A

Opgedeelt in enkelvoudige beweringen over de relatie tussen een probleem en verklarende condities.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Bij het toetsen van de diagnostische verklaringen in de verklaringsanalyse zijn er vier stappen die je moet volgen, welke zijn dit?

A

Operationaliseren onderzoekshypothesen
Vaststellen toetsingscriteria
Daadwerkelijk toetsen
Evalueren van uitkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wanneer operationaliseer je een onderzoekshypothese?

A

In de verklaringsanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe operationaliseer je een onderzoekshypothese? (3) stappen

A

Door de conditie waarneembaar te maken
Daarna een onderzoeksmiddel te bepalen
En daarna te bepalen welk middel het meest geschikt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

In welke fase stel je een toetsingscriteria vast?

A

Verklaringsanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Een maatstaaf bij een onderzoeksmiddel om te beslissen of een onderzoekshypothese kan worden
aangenomen of niet. Zonder een duidelijk …… is toetsing weinig zinvol, is een?

A

Toetsingscriteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wanneer doe je een hypothese, aannemen; aanhouden of verwerpen?

Tegen hypothese
Plausibel of het voor of tegen hypothese is
Voor hypothese

A

Aannemen - voor hypothese
Aanhouden - tegen hypothese
Verwerpen - plausibel of het voor of tegen hypothese is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wanneer doet de diagnosticus het onderzoeksplan opstellen waarbij het een geordende reeks van typen onderzoek die aansluiten bij de hulpvragen van de client?

Tijdens het diagnostisch scenario
Tijdens het intergratief beeld
Tijdens het maken van een overzicht van probleemclusters

A

Tijdens het diagnositisch scenario

49
Q

Wat zijn de drie deelstappen bij de werkwijze in het diagnostisch scenario?

A

Van hulpvraag naar diagnostische (deel)hulpvragen
Deelhulpvragen analyseren op vraagstelling
Onderzoekstypen ordenen in scenario

50
Q

“De eetproblemen worden in stand gehouden door het verlangen geaccepteerd te worden
door leeftijdsgenoten.” Welk type hypothese is dit?

Onderkennende hypothese
Verhelderende hypothese
Verklarende hypothese
Indicerende hypothese

A

Verklarende hypothese

51
Q

“Wat is er met mij (of mijn kind) aan de hand?” Welk type vraagstelling is dit?

Onderkennende vraag
Verhelderende vraag
Verklarende vraag
Indicerende vraag

A

Onderkennede vraag

52
Q

“Welke hulpvragen zijn gekoppeld aan de klachten?” Welk type vraagstelling is dit?

Onderkennende vraag
Verhelderende vraag
Verklarende vraag
Indicerende vraag

A

Verhelderende vraag

53
Q

“Waarom is dit met mij (of met mijn kind) aan de hand?” Welk type vraagstelling is dit?

Onderkennende vraag
Verhelderende vraag
Verklarende vraag
Indicerende vraag

A

Verklarende vraag

54
Q

Hoe kan ik (of mijn kind) het beste geholpen worden? Welk type vraagstelling is dit?

Onderkennende vraag
Verhelderende vraag
Verklarende vraag
Indicerende vraag

A

Indicerende vraag

55
Q

“Kan ik een HBO volgen?” ; “Kom ik in aanmerking voor een mindfullness training?” ; “Is mijn kind in staat de basisschool te volgen?” Welk type vraagstelling is dit?

Onderkennende vraag
Verhelderende vraag
Verklarende vraag
Indicerende vraag

A

Indicerende vraag

56
Q

Casus: Mevrouw Roels is 57 jaar oud en heeft last van dwanghandelingen (waaronder veel controlerend gedrag) die haar belemmeren om haar leven op een acceptabele manier in te richten. Zij wil weten wat er precies met haar aan de hand is. Welk type onderzoek sluit het best aan bij de vraagstelling van de cliënt?

Onderkenning
Verklaring
Indicatie

A

Onderkennend onderzoek

57
Q

Wanneer het diagnostische scenario wordt opgesteld, zijn er meerdere mogelijkheden. Kan hierbij sprake zijn van een 0-scenario?

Ja, bv: VHD
Ja, bv: ODK
Nee, een 0-scenario bestaat niet

A

Ja, bv: VHD

58
Q

VHD -> ODK is een type…. scenario?

A

1-scenario

59
Q

VHD -> VKR -> IDC is een type….scenario ?

A

2-scenario

60
Q

VDH -> ODK -> VKR -> IDC is een type….scenario?

A

3-scenario

61
Q

Waarom een diagnostisch scenario (3) redenen?

A

Het informeren van de client door verantwoordelijkheid en verwachtingsmanagement te bieden.
Aanbrengen van een onderzoekskader door objectief tewerk te gaan
Waarborgen van volledigheid door naar alle hulpvragen te kijken

62
Q

Bij welk onderzoeksmiddel past het volgende toetsingscriterium? “Juno scoort beneden
gemiddeld, een percentielscore van 25 of lager”.

Dossieronderzoek
Projectieve techniek
Test

A

Test

63
Q

Welk onderzoeksmiddel is geschikt voor cognitie/emotie/gedrag, vaardigheid/vermogen?

Test
Interview
Observatie
Dossieronderzoek

A

Test

64
Q

Welk onderzoeksmiddel is geschikt voor Gebeurtenis, cognities en emoties?

Test
Interview
Observatie
Dossieronderzoek

A

Interview

65
Q

Welk onderzoeksmiddel is geschikt voor waarneembaar gedrag en kenmerken van omgeving?

Test
Interview
Observatie
Dossieronderzoek

A

Observatie

66
Q

Welk onderzoeksmiddel is geschikt voor anamnesegegevens, observatieverslagen, schoolrapporten, medische rapporten?

Test
Interview
Observatie
Dossieronderzoek

A

Dossieronderzoek

67
Q

Welke 5 begrippen zijn van belang om rekening mee te houden bij de keuze van een instrument?

A

Objectiviteit
Betrouwbaarheid
Validiteit
Normen
Kosten-baten

68
Q

Over welke drie onderdelen zis er consensus over het concept intelligentie?

A

Vermogen tot inzicht en begrip van het dagelijksleven, adaptatie aan veranderende omgeving

Nadruk op redeneervermogen, plannen, probleem oplossen, abstract denken, begrijpen van complexe ideeen, snelheid van leren, leren van ervaringen

Intelligentie heeft niets te maken met creativiteit, karakter of persoonlijkheid

69
Q

Welk intelligentiemodel is dit?

Conceptueel + Methodologisch (factoranalyse)
Algemene factor G + specifieke factor S
Positieve correlaties tussen alle intelligentietaken
Positive manifold, 1 grote factor
indifference of indicator’
Wat is de G-factor? Onderliggende principes:
Begrijpen van eigen ervaring en hieruit leren
Inductief redeneren
Deductief redeneren

Spearman’s twee factoren theorie
Thurstone’s primairy mental abilities
Guilfords structue of intellect
Vernons hierarchisch model
Catell-Horn-Carrol (CHC) integrated model

A

Spearman’s twee factoren theorie

70
Q

Welk intelligentiemodel is dit?

Spearmans G
Twee brede groepsfactoren
* Verbaal-educationele
* Visueel-ruimtelijk
Kleinere groepsfactoren: lezen, spellen, taalvaardigheid, …
Specifieke factoren: spelling van woorden

Spearman’s twee factoren theorie
Thurstone’s primairy mental abilities
Guilfords structue of intellect
Vernons hierarchisch model
Catell-Horn-Carrol (CHC) integrated model

A

Vernons hierarchisch model

71
Q

Welk intelligentiemodel is dit?

120 soorten intelligentie:
* 5 Operaties
uit te voeren cognitieve activiteit
* 4 Inhouden:
aard van materiaal of informatie
waarop de operaties worden
uitgevoerd
* 6 Producten:
vorm waarin de informatie wordt
verwerkt
Geen grote rol meer
Onderzoek gestimuleerd naar
divergent denken en creativiteit

Spearman’s twee factoren theorie
Thurstone’s primairy mental abilities
Guilfords structue of intellect
Vernons hierarchisch model
Catell-Horn-Carrol (CHC) integrated model

A

Guilfords structue of intellect

72
Q

Welk intelligentiemodel is dit?

Gf: Vloeiende redenering (Fluid reasoning)
Gc: Begrip-kennis (Comprehension-knowledge)
Gsm: Korte-termijngeheugen (Short-term memory)
Gv: Visuele verwerking (Visual processing)
Ga: Auditieve verwerking (Auditory processing)
Glr: Langetermijnopslag en -ophalen (Long-term storage and retrieval)
Gs: Cognitieve verwerkingssnelheid (Cognitive processing speed)
Gt: Besluitvorming en reactietijd (Decision and reaction speed)
Grw: Lezen en schrijven (Reading and writing)
Gq: Kwantitatieve kennis (Quantitative knowledge)

Spearman’s twee factoren theorie
Thurstone’s primairy mental abilities
Guilfords structue of intellect
Vernons hierarchisch model
Catell-Horn-Carrol (CHC) integrated model

A

Catell-Horn-Carrol (CHC) integrated model

73
Q

Welk intelligentiemodel is dit?

Zocht naar onafhankelijke clusters: Factoranalyse op 56 tests
Zeven primaire vaardigheden
* Inductief redeneren (bv. getalreeksen afmaken)
* Verbaal begrip (bv.: begrijpend lezen)
* Woordvlotheid (bv.: namen noemen met J)
* Rekenen
* Ruimte (bv.: geroteerde figuren herkennen)
* Associatief geheugen (bv.: uit het hoofd leren)
* Perceptuele snelheid (bv.: overeenkomsten visuele details)
Evidentie gevonden voor clusters, maar positieve correlatie

Spearman’s twee factoren theorie
Thurstone’s primairy mental abilities
Guilfords structue of intellect
Vernons hierarchisch model
Catell-Horn-Carrol (CHC) integrated model

A

Thurstone’s primairy mental abilities

74
Q

Wat is de conclusie van de intelligentie modellen?

A

Centrale rol van factoranalyse modellen voor toetsen van conceptuele en taxonomische veronderstellingen
Geen uitstluitsel over aantal factoren

75
Q

Zijn onderstaande test algemene of specifieke tests?

Wechsler Adult Intelligence Scale – IV – NL (WAIS-IV-NL)
Wechsler Intelligence Scale for Children – V – NL (WISC-V-NL)
Groninger Intelligentie Test 2 (GIT-2)
Kaufman Intelligentietest voor Adolescenten en Volwassenen (KAIT)

A

Algemene tests

76
Q

Zijn onderstaande tests algemene of specifieke tests?

Non-verbale test: Raven’s Progressive Matrices
Verbale test: Nederlandse Leestest voor Volwassenen (NLV) – premorbide intelligentie

A

Specifieke tests

77
Q

Welke onderdelen horen bij de VBI, en hoort dit bij de wisc en/of de wais?

Overeenkomsten
Woordenschat
Begrijpen
Informatie
Figuur zoeken
Symbool zoeken
Symbool substitutie coderen
Matrix redeneren
Cijferreeksen
Gewichten
Figuur samenstellen
Plaatjesreeksen
Cijfers en letters nazeggen
Rekenen
Blokpatronen
Onvolledige tekeneningen

A

Onderstaande hoort zoal bij wais als wisc:
Overeenkomsten
Woordenschat
Begrijpen

Informatie (alleen bij de wais)

78
Q

Welke onderdelen horen bij de vsl, en hoort dit bij de wisc en/of de wais?

Overeenkomsten
Woordenschat
Begrijpen
Informatie
Figuur zoeken
Symbool zoeken
Symbool substitutie coderen
Matrix redeneren
Cijferreeksen
Gewichten
Figuur samenstellen
Plaatjesreeksen
Cijfers en letters nazeggen
Rekenen
Blokpatronen
Onvolledige tekeneningen

A

Onderstaande hoort zowel bij wais als wisc:
Figuur zoeken
Symbool zoeken
Symbool substitutie coderen

79
Q

Welke onderdelen horen bij de WGL, en hoort dit bij de wisc en/of de wais?

Overeenkomsten
Woordenschat
Begrijpen
Informatie
Figuur zoeken
Symbool zoeken
Symbool substitutie coderen
Matrix redeneren
Cijferreeksen
Gewichten
Figuur samenstellen
Plaatjesreeksen
Cijfers en letters nazeggen
Rekenen
Blokpatronen
Onvolledige tekeneningen

A

Onderstaande hoort zowel bij wais als wisc:
Cijfers en letters nazeggen
Cijferreeksen

Rekenen (alleen bij wais)
Plaatjesreeksen (alleen bij wisc)

80
Q

Welke onderdelen horen bij de PRI, en hoort dit bij de wisc en/of de wais?

Overeenkomsten
Woordenschat
Begrijpen
Informatie
Figuur zoeken
Symbool zoeken
Symbool substitutie coderen
Matrix redeneren
Cijferreeksen
Gewichten
Figuur samenstellen
Plaatjesreeksen
Cijfers en letters nazeggen
Rekenen
Blokpatronen
Onvolledige tekeneningen

A

Alleen in de wais:
Blokpatronen
Matrix redeneren
Figuur samenstellen
Gewichten
Onvolledige tekeningen

81
Q

Welke onderdelen horen bij de FRI, en hoort dit bij de wisc en/of de wais?

Overeenkomsten
Woordenschat
Begrijpen
Informatie
Figuur zoeken
Symbool zoeken
Symbool substitutie coderen
Matrix redeneren
Cijferreeksen
Gewichten
Figuur samenstellen
Plaatjesreeksen
Cijfers en letters nazeggen
Rekenen
Blokpatronen
Onvolledige tekeneningen

A

Alleen in de wisc
Matrix redeneren
Gewichten
Rekenen

82
Q

Welke onderdelen horen bij de VRI, en hoort dit bij de wisc en/of de wais?

Overeenkomsten
Woordenschat
Begrijpen
Informatie
Figuur zoeken
Symbool zoeken
Symbool substitutie coderen
Matrix redeneren
Cijferreeksen
Gewichten
Figuur samenstellen
Plaatjesreeksen
Cijfers en letters nazeggen
Rekenen
Blokpatronen
Onvolledige tekeneningen

A

Alleen in de wisc
Blokpatronen
Figuur samenstellen

83
Q

Welk onderdeel heb je alleen in de WAIS?

Overeenkomsten
Woordenschat
Begrijpen
Informatie
Figuur zoeken
Symbool zoeken
Symbool substitutie coderen
Matrix redeneren
Cijferreeksen
Gewichten
Figuur samenstellen
Plaatjesreeksen
Cijfers en letters nazeggen
Rekenen
Blokpatronen
Onvolledige tekeneningen

A

Onvolledige tekeningen
Informatie

84
Q

Welk onderdeel heb je alleen in de wisc

Overeenkomsten
Woordenschat
Begrijpen
Informatie
Figuur zoeken
Symbool zoeken
Symbool substitutie coderen
Matrix redeneren
Cijferreeksen
Gewichten
Figuur samenstellen
Plaatjesreeksen
Cijfers en letters nazeggen
Rekenen
Blokpatronen
Onvolledige tekeneningen

A

Plaatjesreeksen

85
Q

Welke onderdelen van de intelligentie tests hebben een tijdslimiet?

Overeenkomsten
Woordenschat
Begrijpen
Informatie
Figuur zoeken
Symbool zoeken
Symbool substitutie coderen
Matrix redeneren
Cijferreeksen
Gewichten
Figuur samenstellen
Plaatjesreeksen
Cijfers en letters nazeggen
Rekenen
Blokpatronen
Onvolledige tekeneningen

A

Blokpatronen
Symbool substitutie coderen
Gewichten
Figuur samenstellen
Symbool zoeken
Figuur zoeken
Rekenen

86
Q

Wat zijn de drie afname regels?

A

Beginregel
Omkeerregel
Afbreekregel

87
Q

Wat zijn aandachtspunten bij de afname van de WISC intelligentietest?

A

Dat de score beinvloed kan worden
Het belang van observaties
Meest optimale moment van dag kiezen
Scores goed nachecken
Rekening houden met leereffecten bij te snel hertesten

88
Q

Waardoor kan een score beinvloed worden op een intelligentie test?

A

Middelengebruik
Psychische toestand client
Medicatiegebruik

89
Q

Bij welke test worden de cognitieve domeinen: Verbaal begrip, perceptueel redeneren, werkgeheugen en verwerkingssnelheid gemeten?

WAIS of WISC

A

WAIS

90
Q

Welke test is inzetbaar voor volwassenen met cognitieve problemen/achteruitgang, voorspelling opleidings- en werkgerelateerde prestaties, afzondelijke domeinen van cognitief functioneren?

WAIS of WISC

A

WAIS

91
Q

Welke test is inzetbaar voor kinderen met cognitieve problemen, passend onderwijs, begaafdheid?

WAIS of WISC

A

WISC

92
Q

Welke twee onderdelen stellen intelligentie testen de WIAS en WISC beide vast?

A

Profiel bepaling: Sterktes, zwaktes
Algemeen intelligentieniveau

93
Q

Welke subtest van de WIAS is van onderstaande tekst?

Karin heeft een doos met 1200 postzegels. Ze geeft 385 postzegels aan Roos, 70 aan Koen en 45 aan Arjen. Ze houdt 10 procent van de postzegels die ze overhoudt en verkoopt de rest. Hoeveel postzegels houdt Karin?

Verbaal begrip, perceptueel redeneren, werkgeheugen en verwerkingssnelheid?

A

Werkgeheugen

94
Q

Hoe volgt de diagnostische cyclus van De Bruyn?

A

Aanmelding -> Klachtenanalyse -> Probleemanalyse -> Verklaringsanalyse -> Indicatieanalyse -> Advies

95
Q

Stepped care is…

A

Huisarts - Praktijkondersteuner - basis ggz psycholoog - specialistische ggz psycholoog - basis ggz psycholoog - praktijk ondersteuner - huisarts

96
Q

Welke formele rol hoort bij: Persoon die aan traject gerelateerd is en op de hoogtewordt gesteld van de uitkomst?

Betrokkene
Verwijzer
Aanmelder
Opdrachtgever
Client
Clientsysteem

A

Betrokkene

97
Q

Welke formele rol hoort bij: Persoon die vanuit professionele relatie de cliënt heeft gewezen op belang van diagnostisch onderzoek?

Betrokkene
Verwijzer
Aanmelder
Opdrachtgever
Client
Clientsysteem

A

Verwijzer

98
Q

Welke formele rol hoort bij: Persoon die met de hulpverlener contact heeft opgenomen met verzoek tot onderzoek?

Betrokkene
Verwijzer
Aanmelder
Opdrachtgever
Client
Clientsysteem

A

Aanmelder

99
Q

Welke formele rol hoort bij: Persoon die opdracht geeft tot uitvoeren diagnostisch onderzoek?

Betrokkene
Verwijzer
Aanmelder
Opdrachtgever
Client
Clientsysteem

A

Opdrachtgever

100
Q

Welke formele rol hoort bij: Persoon op wie diagnostisch onderzoek betrekking heeft?

Betrokkene
Verwijzer
Aanmelder
Opdrachtgever
Client
Clientsysteem

A

Client

101
Q

Welke formele rol hoort bij: Groep personen waarop diagnostisch onderzoek betrekking heeft?

Betrokkene
Verwijzer
Aanmelder
Opdrachtgever
Client
Clientsysteem

A

Clientsysteem

102
Q

Casus: Jorna (11 jaar) komt samen met haar moeder voor een intakegesprek bij de
psycholoog nadat haar moeder hiervoor een afspraak gemaakt heeft. Jorna’s moeder maakt
zich in toenemende mate zorgen en heeft daarom de huisarts ingeschakeld. Samen waren ze
het eens dat het zoeken van psychologische hulp een zinvolle stap zou kunnen zijn. Jorna
lijkt in steeds meer last van faalangst te hebben en durft steeds vaker niet naar school. Jorna
stemt in met het voeren van een intakegesprek. Wie is de aanmelder in deze casus?

Jorna
De moeder van Jorna
De huisarts

A

De moeder van Jorna

103
Q

Welke drie vragen worden gesteld in de Heuristiek?

A

Wie, wat, wanneer

104
Q

In welke fase is er een proces van het verhelderen van de klachten om hulpvragen te formuleren?

A

Klachtanalyse

105
Q

Wanneer de diagnosticus de volledigheid van de geformuleerde hulpvragen controleert bij de
cliënt, in welke fase van de diagnostische cyclus bevindt de diagnosticus zich dan?

VA
KA
PA

A

Klachtanalyse

106
Q

In welke fase maak je een levenslijn op van de hoogte en dieptepunten uit iemands leven?

A

Klachtanalyse

107
Q

Hoe moet een hulvraag altijd gesteld worden?

A

Vanuit de ik persoon (of vanuit de ons kind)

108
Q

Wat zijn valkuilen in de klachtenanalyse?

A

Confirmatie bias
Verankering
Klachter interpreteren
Denken in oplossingen

109
Q

Wat is het basisprincipe van de clientgerichte benadering vna Carl Rogers?

A

Zelfactualisering

110
Q

Wat zijn drie essentiele condities voor groei?

A

Onvoorwaardelijke positieve waardering
Echtheid
Empathie

111
Q

Hoe kan je onvoorwaardelijke positieve waardering tonen?

A

Betrokkenheid tonen
Inspanneing doen om te begrijpen
Onvoorwaardelijke aanvaarding
Warmte en nabijheid uitdrukken

112
Q

Hoe kan je echtheid tonen? 4 belangijke facetten?

A

Rolgedrag: geen klemtoon op je rol
Congruentie: consistent gedrag van HV
Spontaniteit: op natuurlijke wijze
Openheid en zelfonthulling: van jezelf naar client, let op moderaat niveau (niet te veel, niet te weinig)

113
Q

Hoe kan je empathie tonen? 3 belangrijke en noodzakelijke facetten?

A

Intrapersoonlijke beleving door HV
Communicatie
Receptie door client

114
Q

Verbaal volgen
Confronteren
Afsluiten van het gesprek
Parafraseren
Terugkoppeling naar doelen
Concretiseren
Informatie geven
Openen gesprek en begincontract
Interpreteren
Gebruik van stiltes
Reflecteren
Hardop denken
Samenvatten
Situatie verduidelijken
Positief heretiketteren
Vragen stellen
Non-verbaal gedrag

Niet selective vaardigheden
Selectieve vaardigheden
Regulerende vaardigheden
Nuancerende vaardigheden

A

Niet selectieve vaardigheden
- non-verbaal gedrag
- verbaal volgen
- gebruik van stiltes

selectieve vaardigheden
- vragen stellen
- parafraseren
- reflecteren
- concretiseren
- samenvatten

regulerende vaardigheden
- openen gesprek en begincontact
- terugkoppeling naar doelen
- situatie verduidelijken
- hardop denken
- afsluiten van het gesprek

nuancerende vaardigheden
- interpreteren
- contronteren
- positief heretiketteren
- informatie geven

115
Q

Voor wie wordt het technisch professioneel verslag geschreven?

en welke 8 hoofdstukken staan hierin

A

Voor collega’s, vakgenoten en supervisoren

persoonsgegevens
aanmelding
klachtenanalyse
diagnostisch scenario
probleemanalyse
verklaringsanalyse
indiciatieanalyse
advies

116
Q

Voor wie wordt het clientverslag geschreven?
En welke 8 hoofdstukken staan hierin?

A

Voor client, ouders, leerkrachten, etc

persoonsgegevens
aanmelding
klachten van de client
onderzoeksplan
problemen van de client
verklaring van de problemen
mogelijkheden voor aanpak
advies

117
Q

Wat is het verschil tussen een technisch-professioneel verslag en een clientenverslag?

A

Dezelfde inhoud maar een aangepast taalgebruik en andere verslagwijze

118
Q

Wat zijn de 7 beroepsetische richtlijnen voor verslaglegging?

A
  • gelegenheid tot inzage voorafgaand aan rapportage derden
  • recht tot blokkeren vna rapportage aan een externe opdrachtgever
  • beperking tot relevante gegevens in rapportages en verklaringen
  • recht op correctie, aanvulling of verwijdering van gegevens in de rapportage
  • voorkomen van onbedoeld gebruik en misbruik van rapportages
  • rechten van de client
  • vertrouwelijkheid en geheimhouding jegens derden