Tentamen Flashcards

1
Q

AML prognostische factoren

A
  • mutaties
  • cytogenetische afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Meest voorkomende vorm leukemie bij kinderen?

A

ALL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt de diagnose CML bevestigd?

A

Aantonen van BCR-ABL transcript in perifeer bloed of beenmerg

OF aantonen van t(9;22) / Philadelphiachromosoom bij cytogenetisch onderzoek of FISH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de ISS score en welke parameters bepalen deze?

A

Om de prognose van een myeloom te bepalen;

albumine en B2 microglobuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk maligne lymfoom komt het minst frequent voor? En welke het meest?

A

Minst: Hodgkin lymfoom
Meest: diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) en folliculair lymfoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen myeloablatieve, niet-myeloablatieve en reduced intensity conditionering?

A

Myeloablatief: volledig vernietigen van het beenmerg
* kans op rejectie transplantaat < 1%

Niet-myeloablatief:

Reduced intensity:
* bedoeld om ziekte (bv leukemie) te bestrijden voorafgaand aan transplantatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg GVHD uit

A

Acute graft-versus-host disease (GVHD) wordt veroorzaakt door een reactie van donor T cellen tegen antigen van de recipiënt die voor de donor T cellen nieuw zijn.
* Myeloablatieve conditionering: binnen 2 tot 4 weken.
* Non-myeloablatieve conditionering: tussen 2 en 4 maanden na transplantatie.

Driestappenproces:
1. Weefselschade als gevolg van de conditionering
2. Activatie van antigeen presenteerde cellen van de ontvanger
3. Ontstaan afweercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Behandelingopties longcarcinoom

A

Resectie of stereotactische radiotherapie.
Afhankelijk van operabiliteit patiënt (longfunctie/cardiale functieconditie) en voorkeur patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aandachtspunten slechtnieuwsgesprek

A

Bij een slecht nieuws-gesprek moeten alle vragen van de patiënt NIET direct beantwoord worden.

Bij een slecht nieuws-gesprek is het NIET belangrijk direct ook de mogelijke oplossingen te noemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom wordt een tumor in dunne plakjes gesneden na chirurgische excisie als deze op kweek wordt gezet?

A

In de tumor werkt de bloedvoorziening niet meer na excisie, zodat gassen en nutriënten door diffusie naar de cellen moeten komen, wat alleen mogelijk is als het tumorplakje dun is (minder dan 0,5 mm).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verklaring verschil in programmasensitiviteit
de mammografische sensitiviteit

A

Bij de berekening van de programmasensitiviteit worden alle intervalkankers betrokken die in het screeningsinterval zijn gediagnosticeerd.
* Programmasensiviteit wordt hierdoor lager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom kan een MRI-mamma worden verricht?

A
  • Screening bij vrouwen met sterk verhoogd risico ontwikkelen (BRCA1/2, status na mantelveldbestraling)
  • Discrepantie grootte tumor bij lichamelijk onderzoek/echo/mammografie
  • Mammacarcinoom of DCIS en wens mammasparende behandeling
  • Effectbepaling neoadjuvante therapie
  • Lobulair carcinoom en wens tot borstsparende behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat ongunstige prognostische factoren van het mammacarcinoom?

wat zijn predicatieve factoren van mammacarcinoom?

A
  • de grootte van de tumor en aantal aangedane lymfklieren
  • BR gradering is hoog stadium
  • HER2 receptor positiviteit
  • BR gradering (snel delend = gevoeliger chemo)
  • Proliferatie index (reageert goed op chemo)
  • ER/PR/HER2neu receptor positiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een boosterbehandeling bij een mammasparende operatie?

A

bestraling van de lumpectomieholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem drie nadelen van systemische therapie bij de behandeling van maligniteiten van de tractus digestivus.

A

kosten, bijwerkingen en tijd in het ziekenhuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de ‘relaxed skin tension lines’ en wat is de klinische relevantie hiervan bij een aangezichtsreconstructie?

A

Lijnen in het gezicht die loodrecht op de trekrichting van de onderliggende spieren staan

Sluiting in de richting van de RSTL geeft mooiere littekens doordat de elasticiteit van de huid wordt benut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Items in de JADAD score?

A
  • Randomisatie
  • Blindering
  • Allocation concealment
  • geblindeerde toewijzing; degene die bepaalt of patiënten deelnemen aan het onderzoek niet weet in welke groep de patiënt komt
  • Intention-to-treat analyse / beschrijving withdrawals en drop-outs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem vier lange-termijncomplicaties van een urinedeviatie volgens Bricker
(urostoma)

A
  • Parastomale hernia
  • metabole acidose
  • nierfunctieverslechtering
  • stenose van de ureter-Bricker anastomose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat gebeurt er in een meta-regressie?

A

In een meta-regressie wordt de relatie onderzocht tussen studiekenmerken en
de studieresultaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat houdt TDM in?

A

Wordt gebruikt om de concentratie van een bepaald geneesmiddel in het bloed te meten, zodat de dosering van dit middel kan worden bijgestuurd;

  • Door toepassing van TDM kan een te lage geneesmiddelconcentratie worden
    opgespoord.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Noem twee voordelen en twee nadelen van het gebruik van Newcastle Disease
virus als oncolytisch virus.

A

Voordelen:
- Het is een animaal virus, dat geen ziekteverwekker is in de mens, dus veilig voor mens - Genetische manipulatie mogelijk
- Effectiviteit is al bewezen in klinische trials

Nadelen:
- Tot nu toe een te lage effectiviteit in klinische trials
- Veiligheid voor het milieu (pluimvee)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke onderzoeken bij verdenking op ovariumcarcinoom?

A
  • Laboratoriumonderzoek met ook bepalen tumormarker CA125
  • Beeldvormend onderzoek met CT-thorax/abdomen
  • Histologisch onderzoek met biopt zo mogelijk of anders cytologisch onderzoek van ascites
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem prognostische factoren voor ovariumcarcinoom

A
  • FIGO stadium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke organen verwijderen oude neutrofiele granulocyten uit de circulatie?

A

Milt en beenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Typische klinische presentatie bij acute leukemie

A

Pancytopenie met koorts

Diagnostiek: leukocyten differentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Noem drie manieren om een gebied van DCIS voor de operatie te lokaliseren, waarbij mammasparend zal worden geopereerd?

A
  1. Draad/ Draden
  2. Jodiumbron/ meerdere bronnen
  3. Technetium-99m (ROLL)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Geef voorbeelden van late toxiciteit van adjuvante radiotherapeutische behandeling van een T3N2 mammacarcinoom die zou kunnen ontstaan.

A

Fibrose
Teleangiectasieen
Radiatiepneumonitis
Longfibrose
2e prim longtumor
2e prim mammatumor
Hartschade
Hypothyreoidie
Lymfoedeem van de arm
Atrofie van de mamma Hyperpigmentatie
Functieverlies melkproductie Ribfracturen

28
Q

Wat is een ‘patient derived xenograft’ en hoe wordt die gemaakt?

A

Het is een menselijke tumor die wordt doorgekweekt in een muis. Een stukje van de tumor wordt in een immuundeficiënte muis geïmplanteerd en groeit daar uit tot een tumor, die opnieuw getransplanteerd kan worden.

Elk humaan signaal (genexpressie) in de xenograft is afkomstig van de tumorcellen.

29
Q

Wat is het meest voorkomende expressieprofiel van deze receptoren?

A

ER positief, Her2 negatief

30
Q

Wat wordt bedoeld met R1 en R2?

A

R1 microscopisch irrradicaal
R2 macroscopisch irrradicaal

31
Q

Welke behandelingen worden bij voorkeur toegepast bij uitgebreide actinische keratosen

A

5-fluorouracil (Efudix)
Imiquimod 5% creme (Aldara)
Photodynamische therapie

32
Q

Active surveillance en watchfull waiting: wat is de belangrijkste overeenkomst en het belangrijkste verschil tussen beide begrippen?

A

Overeenkomst: afwachten, conservatief blijven maar wel regelmatig controleren, behandelingen uitstellen, zo lang mogelijk bijwerkingen uitstellen, en kwaliteit van leven zo lang mogelijk optimaal houden.

Verschil: cureren versus palliëren, genezen versus remmen, lokale therapie versus systemisch.

33
Q

Bij welk(e) studietype(s) beoordeel je ‘blindering’ en bij welke studietypes beoordeel je ‘allocation concealment’?

A

Blindering: RCT en diagnostische studies
Allocation concealment: RCT

34
Q

Wat wordt bedoeld met het therapeutisch window van een geneesmiddel?

A

Het verschil tussen werkzame dosis en de dosis waarbij ongeoorloofde bijwerkingen optreden.

35
Q

Welke virussen kunnen veilig worden gebruikt als oncolytisch virus?

A

Adenovirussen
Herpes Simplex virus
Mazelen virus
Newcastle Disease Virus

Welke virussen niet? (ebola, HIV, hep C virus)
* Incorporatie in genoom
* Te pathogeen voor mens
=> Dus geen gebruik van gevaarlijke pathologische virussen

36
Q
  1. Wat staat centraal in de primaire preventie van baarmoederhalskanker?
  2. Wat staat centraal in de secundaire preventie van baarmoederhalskanker?
A
  1. vaccinatie (of seksuele onthouding)
  2. BVO baarmoederhalskanker, of cytologie, of uitstrijkje, of HPV bepaling cervix.
37
Q

Verschil Hodgkin en Non-hodgkin

A

Hodgkin:
- Reed Sternberg cellen; CD20 neg
- Lymfogene verspreiding
- Jongvolwassenen
- Vaak mild stadium
- Goede prognose

Non-Hodgkin:
- CD20 pos
- Ouderen
- Vaak al gevorderd stadium
- Hematogene verspreiding
- Prognose afhankelijk van subtype

38
Q

Noem redenen om bij een patiënte die recent gediagnostiseerd is met mammacarcinoom onderzoek in te zetten naar afstandsmetastasen?

A
  • cT4; Bij een patient met een in de huid doorgroeiend mammacarcinoom
  • pN2/3; bij een patient met palpabele okselklieren
  • Bij een patient die tevens rugpijnklachten heeft
  • Als er eerder in dezelfde borst kanker heeft gezeten
  • Tweede primair mamacarcinoom in zelfde borst waarbij een recidief mammacarcinoom niet is uitgesloten
39
Q

Wat is Morbus Paget?

A

Uitbreiding van DCIS naar het huidoppervlak
* Rode schilferige huid; geen reactie op antibiotica

40
Q

Met welk gen is lobulair mammacarcinoom geassocieerd?

A

Een CHEK2 1100delC genmutatie

41
Q

Welke organen worden bij een achterste excenteratie verwijderd?

A

Rectum, uterus, vagina

42
Q

Noem indicaties om bij een patiënt met een primair rectumcarcinoom neoadjuvante chemoradiotherapie te geven.

A

1 Bedreigde resectiemarge (MRF+)
2 T4 rectumcarcinoom
3 Positieve lymfklieren (cN+)

43
Q

Noem voorbeelden van preklinische modelsystemen en noem tenminste één beperking van elk model.

A
  1. PDX: muis-achtergrond, cross-species verschillen, geen immuunsysteem, PK issues bij behandeling
  2. Tissue slices: geen vascularisatie, beperkte houdbaarheid, beperkte assay-tijd
  3. 2D/3D kweken: risico op selectie van (tumor)cellen, geen vascularisatie, optimale groeicondities verschillend van biologische omgeving
44
Q

Waarom is het van belang dat targeted therapieën zijn getest in (meerdere) klinisch relevante- onderzoeksmodellen?

A

Targeted therapieën moeten kunnen aantonen dat het gerichte aanpakken van het specifieke target werkelijk resulteert in vermindering van tumorgroei of tumorprogressie

Meerdere modellen zijn nodig om aan te tonen dat het gevonden effect niet veroorzaakt wordt door een afwijking alleen in dat specifieke model, maar dat het remmen van dezelfde target in meerdere modellen een vergelijkbare effect laat zien.

45
Q

Wat is heterogeniteit en hoe kan je dit aantonen?

A

Het zijn verschillen in studies die niet door toeval komen; dit kan klinisch of statisch zijn
* Klinische heterogeniteit is er altijd

Aanwezigheid heterogeniteit: x2-test
Hoeveelheid heterogeniteit: I2-test

Andere manier: betrouwbaarheidsintervallen
* Overlapping = toeval dat resultaten identiek zijn (dus niet heterogeen!)

=> subgroepanalyse en meta-regressie

46
Q

Wat is de PAP-classificatie?

A

Beoordeling uitstrijkje (baarmoederhals)

Pap 0: Het uitstrijkje is niet goed te beoordelen.

Pap 1: Een normaal uitstrijkje.

Pap 2 : Er zijn enkele afwijkende cellen te zien. Vaak herstelt dit vanzelf.

Pap 3a: Er zijn licht afwijkende cellen te zien.
* Verder onderzoek en meestal is een behandeling

Pap 3b: Er zijn meer afwijkende cellen te zien.
* Verder onderzoek en meestal is een behandeling

Pap 4: Er zijn ernstiger afwijkende cellen te zien.

Pap 5: Deze score geeft aan dat er zeer afwijkende cellen zijn; er kan sprake zijn van baarmoederhalskanker.

47
Q

Welke metastaseringsvormen zijn mogelijk bij melanoom?

A

Lymfogene metastasen, intransit metastasen en satelliet metastasen

48
Q

Welke marge wordt gehanteerd bij een re-excisie van een melanoom? En een schildklierwachtprocedure (SNP)?

A

Minder dan 2 mm => marge 10 mm

Meer dan 2 mm => marge 20 mm

SNP geïndiceerd bij stadium IB en hoger

49
Q

Er is een aantal zwaarwegende argumenten waarom vroegklinisch onderzoek (fase I studie) alleen kan plaatsvinden bij patiënten in een goede klinische conditie. Geef hiervoor twee argumenten.

A

Bij een patiënt in goede conditie is de kans op een positief effect (respons) groter dan in geval van een slechte conditie

Bij een patiënt in goede conditie is de kans op een negatief effect (bijwerkingen) effect kleiner dan in geval van een slechte conditie

Bij studies in patiënten met een slechte conditie is de kans groter dat een potentieel medicament op onterechte gronden vroegtijdig “sneuvelt”

50
Q

Noem de twee belangrijkste eisen van een veilig en twee van een effectief werkend oncolytisch virus.

A
  • Veilig voor zowel gastheer (niet ziekteverwekkend voor patiënt) als mensen EN DIEREN in de omgeving
  • Wordt niet geïncorporeerd in het genoom en kan niet recombineren met andere virussen (niet muteren)
  • Induceert oncolyse van cellen
  • Opwekken van - of verbeteren van- tumor gerichte immuun response
51
Q

Minimale residuele ziekte (MRD)

A

Kleine aantallen leukemiecellen, die na behandeling in het beenmerg achterblijven
* door middel van immunofenotypering

de mate van MRD:
- is geassocieerd met kans op recidief ziekte
- geeft informatie over het succes/slagen van de behandeling
- helpt bij de keuze van de behandelstrategie

52
Q

Welke systeemtherapie is de hoeksteen van de behandeling van gemetastaseerd kleincellig longcarcinoom?

A

chemotherapie

53
Q

Beschrijf twee kenmerkende verschillen tussen lobulair mammacarcinoom en invasief mammacarcinoom NST.

A
  • Diagnostiek is vaak lastiger
  • Ander metastaseringspatroon
  • Vaak minder chemotherapie gevoelig
54
Q

Beweringen over mammacarcinoom

A

20% van alle vrouwen die mammacarcinoom ontwikkelt binnen 10 jaar afstandsmetastasen.

Triple negatief mammacarcinoom komt met name voor bij erfelijke aanleg bij BRCA1 en PALB2 mutaties.

Lobulair mammacarcinoom wordt NIET omgeven door myoepitheel

55
Q

Wat is deficit incidence? En overgediagnosticeerde borstkanker?

A

Daling van de borstkanker incidentie onder de baseline incidentie in de leeftijdsgroep die niet meer in aanmerking komt voor screening.

Omdat het tweede gedeelte van de zin het meest relevant is – daling in de groep die niet meer wordt gescreend – worden hier de meeste punten toegekend.

Borstkankers ontdekt bij screening, die zonder screening nooit gediagnosticeerd zouden zijn.

56
Q

Gleason score?

A

De Gleason score is de optelsom van deze twee scores:
- Hoe agressief zijn de kankercellen die het meest voorkomen?
- Hoe agressief zijn de kankercellen die daarna het meest voorkomen?

De minst afwijkende cellen krijgen een score 3, de meest afwijkende een score 5.De Gleason score wordt meestal uitgedrukt als een totaalscore en de som. De minst agressieve prostaatkanker is Gleason score 6 (3+3), de meest agressieve prostaatkanker is Gleason score 10 (5+5).

57
Q

Hoe noem je het uitstellen van curatieve therapie?

Hoe noem je uitstel van palliatieve therapie?

Wat is de meest toegepaste palliatieve therapie bij prostaatkanker?

A

Active surveillance (Low risk tumoren)

Watchfull waiting

Androgeendeprivatie

58
Q

Beschrijf het werkingsmechanisme van het E7-eiwit.

A

E7 bindt aan pRB waardoor E2F vrijkomt; E2F is nu in staat expressie van celcyclus regulerende genen te stimuleren.

59
Q

De expressie van het CXCR4 molecuul op de tumorcellen blijkt een negatief prognostische waarde te hebben bij mammacarcinoom.
Wat is hiervoor de meest waarschijnlijke verklaring?

A

CXCR4 is de chemokine receptor waarmee cellen SDF-1 / CXCL12 herkennen (1p). Dit chemokine is in relatief hoge concentraties aanwezig in locaties waarnaar mammacarcinoomcellen metastaseren (1p), zoals bot/beenmerg, hersenen, lymfeklieren en lever.

60
Q

Leg uit wat TNM betekent en wat het doel hiervan is?

A

T= tumor grootte/aantal
N=locatie lymfeklieren
M= metastasen

Doel: patiënten groeperen met eenzelfde prognose

61
Q

Noem de drie demonen van de wetenschap

A

Data-duivel, replicatieprobleem en verificatiekramp

62
Q

Waar staat PICOS voor?

A

P - Populatie, Patiëntengroep of Probleem waarin je geïnteresseerd bent.

I - Intervention, die je wilt onderzoeken. Denk hierbij aan wat er met de patiënt moet gebeuren

C - Control, of Comparison, oftewel het alternatief wat je wilt onderzoeken

O - Outcome, de uitkomst. Denk hierbij aan waar de interventie tegen moet werken

S - Study

63
Q

Noem factoren die van invloed kunnen zijn op de farmacokinetiek van systemische antikanker geneesmiddelen.

A
  • Lichaamsoppervlaktematen
  • Ziektegerelateerde factoren
  • Co-medicatie
  • Orgaanfunctie (ook akkoord: nierfunctie of leverfunctie) - Lifestyle
  • Genetische factoren - Lichaamskenmerken
64
Q

Wat wordt bedoeld met ‘farmacodynamiek’ wanneer wordt gesproken over eigenschappen van medicijnen?

A

De eigenschappen van het medicijn m.b.t. de werking ervan via de bindingsplaats.

65
Q
A