Leerdoelen 9 Flashcards

1
Q

longkanker adequaat stadiëren.

A

Zie GoodNotes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het begrip paraneoplasie omschrijven.

A

Paraneoplasie zijn ziekteverschijnselen die ontstaan door veranderingen in hormonale concentraties en stofwisseling die door een tumor worden veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de juiste behandeling voor longkanker voorstellen.

A

Stadium I, lokaal: operatie

Stadium II, lokaal: operatie met (neo)adjuvante chemo-immunotherapie of doelgerichte therapie

Stadium III, lokaal gevorderd: operatie evt met (neo)adjuvante chemo-immunotherapie of doelgerichte therapie of chemo-radiotherapie + immunotherapie

Stadium IV, uitgezaaid: chemotherapie en / of immunotherapie of doelgerichte behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nieuwe vormen van diagnostiek en therapie van longkanker beschrijven.

A

Voor behandeling afvragen:
=> Curabeliteit door stadiering
=> Operabeliteit door functieonderzoek
=> Resectabel door beeldvorming (inclusief histologie)

Radicale resectie van belang; chirurgie is standaard, anders hoge dosis bestraling:

Standaard: chemotherapie, sequentieel immunotherapie
Nieuw: chemo-radiotherapie, concurrent
- betere uitkomst, maar meer toxiciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Curatieve behandeling longcarcinoom: presentatie, symptomen, diagnostiek, behandeling en beloop van de ziekte

A

Lokale klachten (= pijn): afhankelijk locatie

Systemische klachten: sulcus superior tumor (primaire tumor ingroei plexus bracialis), metastasen, paraneoplastische syndromen

presentatie: moeheid, afvallen, nachtzweten, neuro-klachten, botpijnen, lymfadenopathie, heesheid, hepatomegalie, weke delen zwelling, kloppijn wervelkolom, hemoptoe, dyspnoe

beeldvorming: PET en/of bronchoscopie
Weefseldiagnostiek door biopt

Behandeling: chirurgie, chemotherapie, chemo-radiotherapie, immunotherapie en/of targeted therapy

Beloop (overleving) afhankelijk van co-morbiditeit en WHO performance status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voorbeelden van paraneoplastische syndromen

A

superior vena cava syndroom: compressie door tumor => thrombi

horner syndroom: ingroei in sympathosche grensstreng/ganglion
- miosis, ptosis, anhydrosis, enofthalmie

pancoast syndroom: bij SST pijn in schouder, uistralend naar arm met neurologische verschijnselen handmusculatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de diagnose stellen met behulp van het vaststellen van moleculaire afwijkingen de juiste ‘targeted’ therapie wordt gekozen.

A

Biopt primaire tumor
- Immunohistochemie met biomarkers
- TTF1, Napsine A

Genetisch: mutatieanalyse DNA en RNA
- DNA NGS: analyse genen en hotspot mutatiesites van belang voor therapiekeuze/DD bij longkanker
- RNA NGS: translocatie- en amplificatieonderzoek

biopt lymfe => uitzaaiingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Veel voorkomende mutaties bij longkanker en de mogelijkheid van het ontwikkelen van therapie-resistente mutaties onder behandeling, en de consequenties hiervan voor verdere diagnostiek en eventuele aanpassingen in de behandeling.

A

erfelijk:
- locus 15q25.1 (risico 15%, onafhankelijk rookgedrag)

Rokers:
- mutatie in RAS pathway; activatie
- vaak meerdere drivermutaties; plaveiselcelcarcinoom

Niet-rokers:
- mutatie in EGFR pathway; activatie
- EGFR exon 24 - RAD51 exon 4 fusie
- maar enkele driver mutaties; adenocarcinoom

Rokers dus behandeling voor remming RAS-eiwitten, niet-rokers hebben EGFR inhibitor ofwel TKI’s nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rol PET-scan in diagnostiek

A

Hoge sensiviteit;

Bij vermoeden op longkanker PET- of PET-CT scan om metastasen op te sporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een solitaire pulmonale nodule (SPN): oorzaken, anamnese en de juiste diagnostiek en behandeling

A

toename incidentie door spiraal-CT; vaak per toeval gevonden

  • Benigne SPN: meestal kalk, glad begrensd en in onderveld gelokaliseerd.
  • Maligne SPN: geen kalk, vaak spiculae.

Hoe groter een SPN is hoe groter de kans op een maligniteit!

Diagnostiek/behandeling
- laag risico: afwachten met periodieke CT
- Intermediar risico: afwachten, maar periodieke CT en aanvullende FDG-PET
- Hoog risico: aanvullend onderzoek met overgang tot thoraxectomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een overzicht geven van de typische presentatie van het longcarcinoom en van het mesothelioom;

A

Longcarcinoom:
- associatie met roken of mutaties
- geen pijn en kortademig (long geen pijnzenuwen)

Mesothelioom: ook wel longvlies- of asbestkanker genoemd
- sterke associatie met asbest
- belangrijk voorgeschiedenis/omgeving/beroep uitvragen
- pijn en kortademig (longvlies wel pijnzenuwen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

longkanker stageren: stageringsmethoden, de juiste indeling van de longtumor binnen de vier stadia.

A

Doel: een juiste en volledige stagering van longkanker, omdat dit de verdere prognose en behandeling van de tumor bepaalt.

Bij stagering van longkanker kijken naar:
- Grootte
- Loco-regionale uitbreiding
- Metastasering op afstand.

=> De basis voor de veel gebruikte TNM-classificatie en stadiumindeling (zie GoodNotes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Presentatie, diagnostiek en behandeling van maligne pleuravocht

verschil tussen transsudaat en exsudaat

A

Presentatie: kortademig, gedempte percussie, verminderd ademgeruis door verhoogd pleuravocht (normaal < 25 mL)

  • transsudaat: overmatige pleuravocht wordt veroorzaakt door een hydrostatisch of osmotisch drukverschil, bij een intact epitheel
  • Exsudaat: overmatige pleuravocht ontstaat door verandering van de permeabiliteit van het longvlies(pleura) en/of de bloedvaten of bij lokale productie van vocht

diagnostiek: echo, bloedprikken

Criteria van Light:
- Ratio pleuravochtwaarde LD <0.6 EN
- afname eiwitconcentratie: eiwit < 0.5 t.o.v. serumwaarde EN
- LD pleuravochtwaarde < 2/3 bovengrens van serumwaarde

Behandeling: pleuradese
- Decompensatio Cordis: diuretica
- Geen effect => chirurgische uitruiming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Classificatie longcarcinoom: diagnostiek en globale indeling

A

klinisch, radiologisch, weefsel- en genetisch onderzoek

Kleincellig (SCLC):
- Bronchuscarcinomen (15-20%)
- Centraal in long, sterke associatie roken
- Zeer agrressief, vaak uitgezaaid, neoplastische syndromen
- Histologie: monomorfe cellen, hoge ratio kern:cytoplasma, egaal vergrofd chromatine, geen of onopvallende nucleoli

Niet-kleincellig (NSCLC):
- Plaveiselcelcarcinoom (40-45%):
- Rokers, mannen > vrouwen, centraal long
- Necrose, verhoorning, desmosomen
- Adenocarcinoom (40%, toename):
- Niet-rokers, vrouwen > mannen, perifeer, jongere leeftijd, specifieke driver mutaties (KRAS, EGFR)
- Buisvorming, slijm (biomarker: TTF-1)
- Precursor: Atypische adenomateuze hyperplasie of Adenocarcinoma in situ
- Grootcellig carcinoom (10%):
- Overal in long, sterke associatie roken
- Vergrote cellen, vergrofd chromatine, duidelijke nucleoli, scherpe celgrenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly