Leerdoelen 8 Flashcards

1
Q

De integrale diagnostiek (3) te kennen die ten grondslag ligt aan de diagnose MDS

A

Bloedprikken: evt anemie, neutropenie, trombopenie of nutriendeficienties

Beenmergpunctie: hypercellulair, dysplasie ery’s, veel myeloblasten

klachten: moe/kortademig, verlaagde weerstand, blauwe plekken/bloedingen, t.a.v. nutriëntdeficienties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Inzicht te krijgen in de pathogenese MDS en hoe dit vertaald kan worden naar (nieuwe) behandelingsvormen.

A

Myelodysplastisch Syndroom: tekort en slecht functionerende bloedcellen. kan alle bloedcellen betreffen; klachten hiervan afhankelijk.

Ontstaat door mutatie in CG-eilanden (erfelijke regulatoren) en mRNA splicing regulator genen
=> hypermethylatie van tumorsuppresorgenen

behandeling:
supportive care, immunosuppresiva, chemotherapie, ziektemodulerend (-> azacytidine; tegengaan methylnatie), allogene stamceltransplantatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

indicatie voor bloedtransfusies

A

Afhankelijk leeftijd, co-morbiditeit en klachten (acuut of chronisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bloedgroep compatibiliteit

A

zwangerschap, antistoffen

Bloedlab: AB0-bloedgroep, Rhesus D en screening irregulaire antistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

betekenis van irregulaire antistoffen

A

afweerstoffen tegen andere bloedgroepen dan A en B

kunnen ontstaan na een bloedtransfusie of na een zwangerschap

geen gevolgen voor gezondheid; alleen meenemen bij bloedtransfusie (=> geen afweerreactie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

nadelen van bloedtransfusies

A

Een allergische reactie

afweerreactie tegen bloed; nieuwe antistoffen maken

Bij grote hoeveelheid: reactie tegen vloeistof waarin bloed bewaard of afbraakproducten wanneer het bloed (lang) bewaard is

Stapeling ijzer leidt tot beschadiging organen (bij langdurig toediening bloed)

overdracht infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

indicaties om hemopoetische groeifactoren in te zetten

A

Erytropoëtische groeifactoren stimuleren de erytropoëse door:
- bevordering van de delingsactiviteit van voorlopercellen van erytrocyten;
- afname van de apoptose van voorlopercellen van erytrocyten.

Effect: toename van de aanmaak van erytrocyten of bevordering van de rijping van erytrocyten => afname behoefte aan bloedtransfusies en toename kwaliteit van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

uitleg begrip SDD

A

Selectieve Darm Decontaminatie (SDD) bestaat uit een mondpasta en een suspensie voor intestinale toediening met niet-resorbeerbare antibiotica om de tractus digestivus van mond tot anus te ontdoen van potentieel pathogene micro-organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

WHO classificatie systeem lymfomen

A

Gebaseerd op 5 pijlers: morfologie, fenotype, genotype, fysiologische tegenhanger, klinische kenmerken

Hodgkin vs Non-Hodgkin lymfomen
Kleincellig vs niet-kleincellig lymfoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn Hodgkin/Reed-Sternberg cellen

A

Aanwezig bij Hodgkin lymfomen;

Ontwikkeld (voornamelijk) uit mature B-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vormen, toepassingen en complicaties van een allogene HSCT

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onderscheid Hodgkin- en Non-Hodgkin lymfomen

A

Hodgkin komt minder frequent voor dan Non-Hodgkin;

Non-Hodgkin: straling, kankerverwekkende chemicaliën, leeftijd, infecties, immuunziekte, medicijnen

Bij Hodgkin aanwezigheid Hodgkin/Reed Sternberg cellen, te grote B-cellen

Hodgkin presenteert op jongere leeftijd, Non-hodgkin vaak op oudere leeftijd (± 55)
=> Non-Hodgkin lymfoom vaak al vergevorderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onderscheid Burkitt en Folliculair lymfoom

A

Folliculair lymfoom (t(14;18)): ouderen
- indolent => behandeling bij klachten (milde chemo, poli)
- chronisch, geen genezing; lange overleving

Burkitt lymfoom (t(8;14)): jongeren
- zeer agressief => spoed behandelen (intensieve chemo)
- acute presentatie; 80% geneest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De verschillende groepen aandoeningen beschrijven die lymfklierzwellingen veroorzaken.

A

Benigne aandoeningen: infectieus, niet-infectieus

Maligne aandoeningen: hematologische aandoeningen, metastasen solide tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De kenmerken beschrijven waarin een maligne lymfklierzwelling zich onderscheidt van een benigne lymfklierzelling.

A

Benigne vaak in een regio, betreffende een lymfeklier of verwante lymfeklieren. Maligne kan zich manifesteren in verschillende regio’s (metastasen).

Geen duidelijke oorzaak is indicatie voor maligne

Hoe groter de zwelling, hoe groter kans maligniteit

Pijnlijke lymfeklier past bij benigne

Verkleefde, zeer vast aanvoelende en vergroeide lymfeklieren bij een maligniteit

Vergrote, aan elkaar en aan de huid vastzittende lymfeklieren, rubberconsistentie, waarbij de huid rood en warm past bij een benigne oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De diagnostische aanpak beschrijven van een lymfklierzwelling.

A

Laboratoriumtesten

Flowcytometrie: identificeren eigenschappen cellen (bv groeisnelheid)

Monoklonaliteitsanalyse: bij een maligniteit vindt expansie plaats van B- of T-cellen die allen dezelfde specifieke B-/T-cel receptor tot expressie brengen. In grafiek hoge piek bij

morfologisch onderzoek

Beeldvorming (CT, MRI, PET, echo)

stagering

17
Q

Het stageringsonderzoek van maligne lymfomen beschrijven.

A

CT scans, FDG-PET scan, beenmerg onderzoek

Op indicatie verder onderzoek (klachten)

=> Algemene lymfoom classificatie WHO
=> (Non-)Hodgking lymfoom: Ann-Arbor classificatie

18
Q

De verschillende klinische stadia van maligne lymfomen benoemen.

A

Stadium 1: De kanker wordt ontdekt in één lymfeklierregio of orgaan.

Stadium 2: De kanker bevindt zich in twee of meer lymfekliergebieden aan dezelfde kant van het middenrif.

Stadium 3: De kanker bevindt zich in de lymfeklieren aan beide zijden van het middenrif, erboven en eronder.

Stadium 4: De kanker heeft zich verspreid naar één of meer weefsels of organen buiten het lymfestelsel, zoals de lever, de longen of het beenmerg.

19
Q

Leucocytose: oorzaken en diagnostiek

A
20
Q

Multipel myeloom: verschillende stadia van de ziekte, de prognostische factoren, de diagnostiek en de principes van behandeling

A

kwaadaardige maligniteit in plasma b-cellen; ongecontroleerde groei van 1 soort plasmacel.
=> ontstaan grote hoeveelheid van 1 soort antistof (M­proteïne)
=> opgebouwd uit 2 zware en 2 lichte ketens; soms wordt het M­-proteïne niet compleet gemaakt, maar deels (lichte ketens; meetbaar bloed/urine)

Stadia:
- MGUS: < 10% afwijkende plasmacellen, M-protein < 30 mg/L
- SMM: > 10% afwijkende plasmacellen, M-protein > 30 mg/L
- MM: > 10% afwijkende plasmacellen EN 1 of meer afwijkingen (MDE) OF myeloom gerelateerde orgaanschade (CRAB)

prognostische factoren: serum LDH, WHO performance status, leeftijd en aantal extranodale lokalisaties

Diagnostiek: bloedonderzoek, urine­onderzoek, beenmergonderzoek, chromosoomonderzoek, MRI

Behandeling: chemotherapie, targeted therapy, hormoontherapie (bijnierschorshormonen)
=> bij recidief mogelijk autologe stamceltransplantatie

21
Q

Non-Hodgkin lymfomen: klinische presentatie, diagnostiek, stagering, risicoprofiel en prognose.

A

meerdere ziektebeelden;
zowel in B- (85%) als T-lymfocyten (15%)
=> subtype B-lymfomen: DLBL, folliculair lymfoom, mantelcellymfoom, marginale zone lymfoom

locatie: nodaal, extranodaal, leukemisch
gedrag: indolent, (zeer) aggressief

diagnostiek: histologie (biopt); beoordelen morfologie en immunohistochemie

stagering: anamnese, LO, FDG-PET met CT

22
Q

kenmerken van de lymfomen: differentiatie kenmerken van lymfocytaire systeem, gen-en eiwitexpressie, verschillende kleuringen en het WHO classificatiesysteem.

A

zie GoodNotes

=> deck maken?

23
Q

DLBCL: klinische presentatie, diagnostiek, stagering, risicoprofiel en prognose.

A

klinisch: subtype B-cel lymfoom, snel groeiend en pijnloos, klachten door lokalisatie, zowel nodaal als extranodaal
=> B-symptomen: koorts, nachtzweten, gewichtsverlies (>10% in 6 maanden)

diagnostiek: grootcellig met diffuus patroon, B-cel markers (CD20, CD79a), geen T-cel markers, translocatie C-MYC en BCL (FISH)

Stagering: anamnese, LO, FDG-PET met CT, beenmergonderzoek

Risicoprofiel: leeftijd, gender (man>vrouw), etniciteit (westers>ander), erfelijk, immuungerelateerd, infectie, omgeving (chemisch, drugs, straling), obesitas

Prognose: leeftijd, LDH, performance status, stadium (III, IV), extranodale leasies