Te moeilijk Flashcards

1
Q

Wat zijn vijf veranderingen in en rondom arbeid die samenhangen met de opkomst van de A&G-psychologie?

A
  1. Intensivering van de arbeid
  2. Verandering van de arbeidsinhoud
  3. Organisatieveranderingen
  4. Moderne bedrijfsvoering
  5. Aantasting van het psychologische contract
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn zes sociaal-culturele veranderingen die samenhangen met de opkomst van de A&G-psychologie?

A
  1. Arbeidsparticipatie
  2. Opkomst van de dienstensector
  3. Verruiming van het ziektebegrip
  4. Toegenomen verwachtingen
  5. Individualisering
  6. Uitholling van de professionele autoriteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn vijf ontwikkelingen in Nederland die samenhangen met de opkomst van de A&G-psychologie?

A
  1. Arbowetgeving
  2. Psychische arbeidsongeschiktheid
  3. Gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers, werknemers en overheid
  4. Hoge kosten
  5. Lange traditie (op het vlak van overspannenheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn drie manieren geweest om toelatingscriteria en uitkeringshoogte voor werknemers aan te scherpen?

A
  1. Verlaging van de uitkeringshoogten en de daglonen bij arbeidsongeschiktheid.
  2. Afschaffing van de verdiscontering van werkloosheid bij de WAO-claimbeoordeling
  3. Toepassing van een strikter, expliciet medisch, arbeidsongeschiktheidcriterium.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aan de hand van welke vier elementen is het Vitaminemodel opgebouwd?

A
  1. Effecten van omgevingskenmerken op de mentale gezondheid
  2. Categorisering van omgevingsfactoren in een aantal typen
  3. Multidimensionaliteit van het welbevinden
  4. Wisselwerking tussen persoon en omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Van welke drie kernveronderstellingen gaat het JD-R Model uit?

A
  1. Risicofactoren zijn onder te verdelen in twee brede categorieën: taakeisen en energiebronnen
  2. Er zijn twee parallelle processen die een mediërende rol spelen in een stress- en motivatieproces
  3. Er is een interactie-effect van taakeisen en energiebronnen op zowel stressreacties als bevlogenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn vier manieren waarop het JD-R Model in de praktijk gebruikt kan worden?

A
  1. Als middel om het bewustzijn van arbeidsgerelateerde stressprocessen te vergroten
  2. Als basis voor onderzoek, waarbij de actuele stand van zaken rondom stress in kaart wordt gebracht
  3. Als middel om preventieve maatregelen te nemen die stress en uitval onder werknemers moeten voorkomen
  4. Als curatief middel om medewerkers die zijn uitgevallen meer begrip te geven over hoe werkgerelateerde stress ontstaat en hoe het kan dat ze zijn uitgevallen; het model geeft ook handvatten om de werkstress te verminderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aan welke zes criteria moet worden voldaan voor een burn-out?

A
  1. Drie van de acht spanningsklachten zijn aanwezig.
  2. De stresshantering schiet tekort.
  3. Er bestaan belangrijke beperkingen in het beroepsmatig en/of sociaal functioneren.
  4. Er is geen sprake van een psychiatrische stoornis.
  5. Gevoelens van moeheid en uitputting staan op de voorgrond.
  6. De klachten zijn meer dan zes maanden geleden begonnen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn minstens zes redenen waarom bevlogen werknemers goed presteren op het werk?

A
  1. Ze zijn proactief en nemen persoonlijk initiatief.
  2. Ze stellen hoge doelen omdat ze zich competent voelen.
  3. Ze zijn intrinsiek gemotiveerd en daardoor bereid een stapje meer te doen.
  4. Ze zijn coöperatief en vriendelijk waardoor anderen graag met hen samenwerken.
  5. Ze ervaren veel positieve emoties waardoor ze beter in staat zijn informatie te verwerken.
  6. Ze zijn gezond en daardoor vrijwel nooit afwezig op werk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly