Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Welke vijf factoren zijn van invloed op het begrip ‘mentale inspanning’?

A
  1. De complexiteit van de taak
  2. De kennis en vaardigheden van diegene die de taak uitvoert
  3. De mate waarin de persoon de taak kan en wíl uitvoeren
  4. De psychofysiologische toestand van de persoon
  5. Situationele factoren, in het bijzonder de regelmogelijkheden die in de (werk)situatie aanwezig zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee opties heeft een persoon wanneer er naar zijn oordeel sprake is van een (dreigend) conflict tussen zijn actuele toestand en de eisen die daaraan worden gesteld?

A
  1. De eisen herinterpreteren zodat het conflict wordt opgelost of minder groot wordt gemaakt
  2. Bijstellen van de actuele psychofysiologische toestand in de richting van de vereiste toestand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Indicatief voor fysieke inspanning

A

Noradrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Indicatief voor mentale inspanning

A

Adrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De subjectieve evaluatie van belastingsfactoren is essentieel voor het optreden van de spanningsreactie

A

Cognitieve stresstheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De verhoging van adrenaline wordt in verband gebracht met de actieve mobilisatie van prestatiemogelijkheden om aan de eisen van de taaksituatie te kunnen voldoen

A

Effort without distress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Spanningsreactie die gepaard gaat met gevoelens van gespannen opwinding, wanneer de persoon een niet-optimale toestand moet compenseren

A

Effort with distress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een periode waarin er geen activatie van het organisme optreedt, waardoor het organisme in fysiologische zin weer terugkeert naar het rustniveau

A

Herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het verlagen van het ‘arousal’-niveau

A

Unwinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt het ‘arousal’-niveau verlaagd?

A

Verlaging van bloeddruk, hartslagritme en adrenalineniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rusttoestand van een organisme

A

Slaap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Theorie over een langdurige verstoring van de complementaire relatie tussen (arbeids)belasting en herstel, waarin het verschijnsel dat de activering van fysiologische systemen in reactie op belasting niet onmiddellijk na afloop van de blootstelling ophoudt essentieel is

A

Theorie van de aanhoudende fysiologische activering
(sustained activation)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vier maatregelen (zowel op het werk als privé) die bijdragen aan het reguleren van de inspanning rondom het werk:

A
  1. Wisselen van arbeidstempo
  2. Veranderen van werkactiviteiten
  3. Vakanties
  4. Activiteiten die mensen helpen om los te komen van het werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op gedragsniveau observeren we een verhoogde activiteit van het organisme. Hierbij rapporteren personen gevoelens van activatie en prettige opwinding wanneer hun ingrijpen succesvol blijkt

A

Mobilisatiereactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Als ingrijpen succesvol is, neemt de activering van noradrenaline en adrenaline af. Wat gebeurt er wanneer het ingrijpen niet succesvol is?

A

Een verhoogd niveau van adrenaline blijft bestaan en er treedt een verhoging van het hormoon cortisol op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hierbij observeren we veeleer een afgenomen motorische activiteit en terugtrekgedrag. Gevoelens als angst en gespannen opwinding worden omschreven

A

Compensatiereactie