Hoofdstuk 20 Flashcards

1
Q

Situaties waarin mensen blijven doorwerken terwijl ze zich niet goed voelen en niet al hun capaciteiten volledig kunnen gebruiken

A

Presenteïsme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn vijf redenen waarom mensen naar het werk gaan terwijl ze ziek zijn?

A
  1. Gevolgen van afwezigheid voor anderen en de mate waarin men vervangbaar is
  2. Negatieve gevolgen die ziekteverzuim kan hebben voor het inkomen, het risico van ontslag (vooral in de proeftijd), of latere loopbaankansen
  3. Afwijzende reacties van de chef of collega’s
  4. Positieve redenen: interessant en stimulerend werk, goede relaties met collega’s en klanten
  5. Thuissituatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke zes factoren kunnen presenteïsme verminderen?

A
  1. De flexibiliteit van werktijden
  2. De aard en ernst van de aandoening
  3. Behandelbaarheid van de aandoening
  4. Legitimiteit van de aandoening
  5. Interactie- en cumulatie-effecten
  6. Individuele verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De mate waarin deze door de omgeving of door de persoon zelf als acceptabel excuus voor ziek thuisblijven wordt gezien

A

Legitimiteit van de aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Transformatieproces dat beoogt een arbeidsobject van een gegeven toestand in een gewenste toestand te doen overgaan en het hiervan behaalde resultaat

A

Arbeidsprestatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn vier typen prestatie-uitkomsten?

A
  1. Taakprestatie/in-rolprestatie
  2. Specifieke werkgedragingen zonder deze in de context van een baan te plaatsen
  3. Organisational citizenship behaviour
  4. Contraproductieve prestaties die schadelijk kunnen zijn voor een organisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omschrijft in hoeverre werknemers aan de formele eisen van hun baan voldoen

A

Taakprestatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De activiteiten die werknemers doen die buiten de formele taakomschrijving van hun baan vallen

A

Organisational citizenship behaviour
(contextuele, prosociale, of extra-rolprestatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn vier manieren waarop ziekte de hulpbronnen kan beïnvloeden?

A
  1. Belemmering van neuraal functioneren als gevolg van de ziekte zelf
  2. Belemmering van de cerebrale bloedstroom door verminderd metabolisme van glucose en zuurstof
  3. Symptoomeffecten
  4. Gezondheidsgedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn drie modi van werken die fysiologisch te differentiëren zijn?

A
  1. Engaged
  2. Disengaged
  3. Strain
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Modus van werken waarbij er sprake is van het direct aanpakken van de stressor binnen de grenzen van het energetische budget, waarbij het prestatieresultaat zo veel mogelijk gelijk blijft

A

Engaged

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Modus van werken waarbij de subjectieve taak wordt bijgesteld, met als gevolg dat het prestatieresultaat daalt

A

Disengaged

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Modus van werken waarbij er een extra inspanning wordt geleverd, ondanks de ervaren spanningsklachten, met het doel het prestatieresultaat zo goed mogelijk te handhaven

A

Strain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke modus van werken wordt niet snel gekozen?

A

Disengaged

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fysiologische en psychologische processen die de relatie tussen gezondheid en werkprestatie verklaren

A

Mediatoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Contextuele en persoonsgebonden factoren die de relatie tussen gezondheid en werkprestatie kunnen beïnvloeden

A

Moderatoren

17
Q

Wat zijn zes mediatorvariabelen?

A
  1. Verzuim
  2. Presenteïsme
  3. Zelfregulatieprocessen
  4. Motivatie
  5. Creativiteit
  6. Positieve relaties met anderen
18
Q

De vaardigheid om handige nieuwe oplossingen te bedenken die bruikbaar zijn bij het uitvoeren van een bepaalde taak

A

Creativiteit

19
Q

Wat zijn drie verschillende moderatoren?

A
  1. De (hoge) eisen die de omgeving aan een individu kan stellen, die er meestal voor zorgen dat de gezondheid-prestatielink verzwakt
  2. De mate waarin goede prestaties ook een persoonlijk voordeel opleveren voor de werknemer zelf
  3. Persoonskenmerken
20
Q

Het aanbrengen van bottom-up aanpassingen in het werk

A

Job crafting