Hoofdstuk 14 Flashcards

1
Q

In welke vier categorieën kunnen emoties worden ingedeeld door middel van twee dimensies uitgaande van het Circumplexmodel van emoties?

A
  1. Valentie (positief versus negatief)
  2. Activatie (hoog versus laag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Werkzaamheden waarin het uiten en onderdrukken van emoties een vereiste van de baan is

A

Emotionele arbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De verwachtingen of vereisten die bedrijven stellen met betrekking tot het uiten van emoties

A

Gevoelsregels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verwijst naar strategieën die mensen gebruiken om te beïnvloeden welke emoties ze ervaren, wanneer ze emoties ervaren, en hoe ze emoties uiten

A

Emotieregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn vier verschillende manieren waarop werknemers kunnen reageren wanneer de emoties die zij ervaren niet in lijn zijn met de emoties die zij geacht worden te laten zien op het werk?

A
  1. Deep acting
  2. Surface acting
  3. Situatieselectie
  4. Situatiemodificatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Iemand leeft zich volledig in een situatie in en gebruikt eventueel eerdere ervaringen om de gewenste emoties op te roepen

A

Deep acting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Alleen de emotionele expressie wordt aangepast aan de situatie

A

Surface acting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het proactief opzoeken c.q. vermijden van situaties waarin bepaalde emoties worden ervaren

A

Situatieselectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Werknemers veranderen een situatie waardoor zij gemakkelijker de gewenste emoties kunnen laten zien

A

Situatiemodificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke vier verschillende factoren in de werkomgeving kunnen emotionele arbeid ondersteunen?

A

Externe factoren
1. De mate van autonomie die werknemers ervaren
2. De sociale steun die een werknemer krijgt
Persoonsgebonden factoren
3. Emotionele intelligentie
4. Persoonlijke effectiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly