Taping & soft-tissue technieken Flashcards

1
Q

taping algemeen

A
  1. doel van taping
    - primaire preventie
    - bijkomende steun = secundaire preventie
    - stabiliteit
    - compressie geven aan gekwetst lichaamsdeel
    - pijnvrije beweging toelaten
    - vroegtijdig functie herstel
  2. eigenschappen van taping
    - minder omslachtig
    - aangepasbaar voor individuele anatomie & pathologie
    - aanvaardbaar voor meeste sporten
    - enkel tijdens het dragen: geen enkele invloed als niet dragen
  3. eigenschappen van bracing = orthese
    - geen ervaring voor aanleg
    - geen/weinig allergische reacties
    - aanpasbaar enkel binnen bepaalde maten
    - relatief lage kost bij veel gebruik
    - verboden bij bv gevechtssport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voor- & nadelen van taping

A
  1. voordelen voor herstel
    - oedeemcontrole door compressie
    - circulatie verbetering
    - atrofie beperking door vroeger herstarten van training
    - actieve stabiliteit
  2. andere voordelen
    - proprioceptieve facilitatie
    - preventie van verergering & compensaties
    - psychologisch
    - niet-rigide
    - makkelijk te verwijderen
  3. nadelen
    - weinig beprking
    - snel effecten verlies >12%
    - verzwakking op termijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

soorten tape

A
  1. elastische tape = wrapping
  2. sporttape = niet-elastische = NeT
  3. functionele tape = mulligan
  4. kinesiotape = hele andere manier van gebruik
  5. underwrap
    - irritatie van tape voorkomen & gevoelige zones afdekken
    - ook hygiëne
    - niet teveel gebruiken
    –> enkel volledig rond bij niet gewrichten
    - vss lijmsoorten: zinkoxide-polyacrylaat
    - vss kleefkrachten, treksterkte, scheurbaarheid, afrolspanning, houdbaarheid, verwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

elastische tape

A

= wrapping
= eT

  1. doel
    - compressie bij zwelling
    –> maar door elastisch ook nog voldoende extra zwelling toelaten
    - steun
    - bewegingsbeperking (minder)
  2. maten & synoniemen
    - maten = 2.5, 5, 7.5 & 15cm
    –> gebruik afh van gebied vb: vingers = 2,5 & enkel = 5
    - synoniemen = elastoplast, tensoplast & arcylastic
  3. voordelen
    - makkelijk aan te leggen & minder plooien
    - goede compressie
  4. nadelen
    - minder steun
    - dikker = altijd schaar nodig bij scheuren
    - spanning moet getuned zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sporttape

A

= athletic tape

  1. eigenschappen
    - niet-elastisch
    - gebruik maken van ankerpunten door slechte plakking
    - breedtes = 2.5 & 3.5 = meest gebruikt
    => afh van techniek & anatomische vormen
  2. voordelen
    - beweging beperken
    - goed aan te leggen
    - gemakkelijk afscheuren
    - heel goed indien meerdere tapes over elkaar geplakt zijn
  3. nadelen
    - rigide = niet gebruiken bij zwelling
    - snel verlies van effectiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

functionele tape

A

= niet-elastisch/semi-rigied

  1. gebruik
    - altijd samen met hypafix = hypoallergische onderlaag
    - geen ankers nodig, want plakt goed => veel lijm dus veel allergenen
  2. doelen
    - verbetering van krachtproductie
    - verbetering belastingscapaciteit gewricht
    - facilitatie-inhibitie-joint position- bv. naviculaire lift, patellaire repositie…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kinesiotape volgens uitvinder

A
  1. spierfunctie
    - facilitatie vd contractie via stimulatie spierspoeltjes
    - verbetring ROM door inhibitie hypertone spieren
    - pijndemping door activatie zwakkere spieren
    - proprioceptieve FB
  2. huidfunctie
    - stimulatie mechano- en thermoreceptoren die respons CZS beïnvloeden
  3. pijn/functie
    - stimulatie mechanoreceptoren
    - inflammatievermindering door daling stimulatie nociceptoren
    - unloading/inhibitie pijnlijke structuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kinesiotaping

A
  1. gebruik
    - aanleg maakt niet uit
    - dun & elastisch = niet veel steun
    - vooral proprioceptie verbeteren
  2. kleuren & maten
    - kleuren & richting maken neit uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aandachtpunten bij taping

A
  1. anatomische vorm respecteren
    - voor elk gewricht aanbevolen breedtes
    - als grotere of kleinere gewrichten = aanpassen van afwerking
  2. plooien vermijden
    - sneller functie verliezen
    - zweet & vocht opstapelen = irritatie aan huid
  3. niet afsnoeren bij circulaire ankers
  4. uitvoeren
    - zelfde uitgangshouding
    - zelfde procedure doorlopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

procedure van taping

A
  1. selectie van materiala
    - underwrap noodzakelijk?
    - breedte
    - type
  2. voorbereiding
    - huid = scheren & drogen indien nodig
    - kleefspray
    - underwrap of padding
  3. uitgangshouding
  4. ankers
    - open anker = niet-circulair
    - gesloten anker = circulair
  5. fixatie stroken
    - diagonalen
    - brug
    - herhalen van anker & fixatie
  6. afwerken = ET
  7. controle
    - druk
    - ROM
  8. verdwijderen
    - gebruik van schaar
    - verwijderen van lijm met oplosmateriaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bijkomend materiaal van taping

A
  1. tape schaar
    - stompe punt
    - gebruik bij aanleg & afhalen
  2. foam
    - dunne foam rond pezen of uitstekende botpunten
    - ook over wondjes
    - voorkomen van schuren tape
    - achillespees, basis MT5, extensor pezen van voet, oksel-, knie- & elleboogholte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

materiaal voor cryotherapie

A
  1. packs
  2. sprays
  3. ijs/water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

EVM voor taping

A
  1. functie
    - vermindering van pijn
    - verbetering van functionele taken
    - weinig evidentie voor verbetering spierrkracht
    - mentale ondersteuning & proprioceptie
  2. blessures
    - minder ernstige blessures
    - bracing is beter hiervoor
    - verbetering van disability scores
    - vermindering van recidiverende letsels
  3. gebruik in training
    - significant minder pijn tijdens squat
    - taping/bracing + propriotraining = daling van kwetsuren & ROM
    - daling van ROM in 1 gewricht kan tot blessures ander lijden
    - vb: enkel -> knie basket
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

studie ROM-beperking post-sportactiviteit

A

= onderzoek bij squash

  1. aanleggen
    - tape
    - lace-up brace
    - semi-rigide brace
  2. 10min warm-up = daling van ROM-beperking tape > semi-rigide
  3. 10min effectief spelen
    - tape & lace-up brace = geen significante ROM beperking meer
    - semi-rigide brace beperken nog steeds na 90min
    - semi-rigide = 72% als tape & 59% beter dan lace-up braces
    - rigide brace geen PF-DF beperking, wel significante EVDF-INPF beperking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

proprioceptie & houdingsgevoel bij taping

A

algemeen
- grootste effect van taping
- ook invloed bij bracing
- geen invloed op isokinetische kracht
- geen invloed op statische & dynamische evenwichtsvermogen

studie
1. test = JPS joint position sense
- positie-respositie
- meting van afwijking van hoek
- 1 been als controle, ander been als test
2. 4 situaties
- niet-vermoeid v. vermoeid
- bracing v. geen brace
3. resultaat
- bij mensen met slechte JPS = verbetering met brace zowel vermoeid als onvermoeid => verbeterd bewegings- en houdingsgevoel
- geen residueel effect bij wegname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

letselpreventie bij taping

A
  1. gevolgen
    - reductie van aantal blessures & ernst van blessures
    - taping, bracing & proprioceptie
    - semi-rigide braces zijn superieur
    –> hulpmiddel maar geen therapie!
    - nagenoeg geen negatieve impact op sportprestatie vb: agility & snelheid
  2. blessure preventie
    - gebruik van taping & bracing bij bepaalde gewrichten
    - vaak bij enkel
    - toch bij traumatische gebeurtenis: kracht moet ergens naartoe = daling in enkel distories maar stijging van knieklacten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

interpretatie van onderzoek kaders

A
  1. groen
    - donker = recommended = positieve resultaten die waarschijnlijk niet meer ontkracht worden
    - licht = favorable = positieve resultaten die nog moeten aangetoond worden
  2. rood
    - donker = discouraged
    - licht = unfavorable
  3. blauw
    - donker = promising = positieve resultaten uit onderzoeken met slecht study desing
    - licht = unclear = negatieve resultaten uit odnerzoeken met slecht study desing
  4. andere
    - geel = equivocal = geen evidentie voor goed of slecht
    - bijna nooit donkere kleuren = 1 van alle tools die alleen een super groot effect gaan hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

onderdelen soft-tissue technieken

A
  1. massage
  2. sportmassage
  3. foamrolling
  4. litteken/brandwondbehandeling
  5. diepe soft-tissue technieken
    - reflaxatie van hypertone spieren
    - stretch van verkorte faciale structuren
  6. myofasciale therapie = flexibiliteit & mobiliteit van BW-structuren in lichaam bevorderen
  7. triggerpoint technieken

situering in kine:
- eerst KO (anamnese, observatie/inspectie, palpatie, functieonderzoek…)
- behandelplan met ST technieken
manier v ST technieken is afh v reactie patiënt => registreren!
- meestal aangevuld met actief oefenprogramma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

effecten van massage

A
  1. theoriën: volgorde belangrijk
    - pijnpoort theorie
    - AZS
    - stofwisseling in lichaam
    - mechanische effecten
    - diepe slaap
    - persoonlijke aandacht
  2. evidentie
    - spierstelsel
    - huid
    - respiratoir stelsel
    - ingewanden
    - pijn
    - mentale gezondheid
    - algemene circulatie
    - zwangerschap
    - kanker patiënten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

theorieën: pijndemping door massage

A

= alle effecten zijn theorieën en worden niet grondig bewezen door studies

  1. pijnpoort theorie van Melzack & Wall
    - druk & koude door zelfde weg als pijn in ZS
    - druk van massage sluit poort voor pijn
  2. stofwisseling in lichaam
    - 2 studies tonen hogere niveaus van serotonine aan
    -> tranmissie van pijnlijke stimuli naar hersenen inhiberen
    - anders studie toont verhoogde productie van endorfines aan
    -> pijn vermindering & gevoel van welzijn
  3. diepe slaap
    - te weinig diepe slaap = veranderingen lichaamstoffen
    - zorgt voor pijnverhoging
    - slaaptekort: substance P verhoging & somatostatine vermindering
    - studie toont verbeterde slaap bij mensen met fibromyalgie

+ persoonlijke aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

theorieën: invloed van massage op AZS

A
  1. normale sympatische respons
    - voorbereiding op beweging/verdediging
    - verhoogde cardiovasculaire activiteit
    - verhoogde concentratie stress hormonen
    - gevoel van spanning
  2. massage
    - stimulatie van vagale = parasympatische respons
    - reductie van 3 punten sympatische respons
    - reductie van fysiologische arousal
    - reductie in angst, depressie & pijn
    - geen gevoel van dreiging
  3. andere mechanische effecten
    - herstel versnellen
    - afvraak van subcutane adheasis
    - tegengaan fibrose
    - druk verhoogt circulatie bloed & lymfe => pijnreductie
    - circulatie: inconsistente literatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

effect massage op spierstelsel & huid

A
  1. doorbloeding van spieren
    - recente studie met verfijnde doppler-technologie
    - geen toename van spier doorbloeding
    –> ongeacht tijdstip, techniek & spier
    - enkel opp. hyperaemie van huid
    - lichte contracties wel = metabole vraag
  2. afname van tonus door afname excitabiliteit van alfa-motoneuronen
  3. effect van massage op huid
    - hyperaemie van huid = tijdelijk & niet bij lichte effleurages
    - dequamatie = afschilfering van bovenste huidlagen
    - verschuifbaarheid neemt toe = belangerijk in kader van litteken
    - absorptie neemt toe = inmasseren van zalven & oliën
    - pijndemping: melzack & wall
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

effect van massage op fysiologie

A
  1. respiratoire stelsel
    - tapotage, vibtraties & schuddingen
    => mucus mobiliseren
    - studie toont matige evidentie voor pediatrische patienten met cystische fibrosis
    - andere technieken worden in vraag gesteld
  2. ingewanden
    - vooral bij dwarleasie patienten met incontinentie
    - effect op spijsverteringsstelsel, constipatie…
    - tapping op urinaire stelsel
    - waardevolle aanvulling maar geen therapie
  3. systeem circulatie
    - veneuze afvoer & lymfestroom verbeteren
    - automatisch ook verbetering van arteriële aanvoer
    - manuele lymfedrainage meest frequente vorm
24
Q

effect van massage op pijn

A
  1. mechanismen
    - pijnpoort theorie
    - vrijlaten van endogene opiaten
  2. voorkeur voor oefentherapie = vooral bij chronische klachten
    - groter & langduriger effect
    - meer voorantwoordelijkheid & hogere self-efficacy
    - massage is hier een goede aanvulling
  3. lijst van effectieve massage
    - acute, subacute & chronische non-specifieke lage rugpijn
    - klachten van nek, arm & schouder
    - juveniele rheumatoïde artitis
    - knie-osteoartitis
    - myofaciale pijn
    - temporomandibulaire dysfuncties
    - fibromyalgie = onder pijngrens blijven
25
Q

effect van massage op mentale gezondheid

A
  1. doelgroep
    - kankerpatiënten
    - kinderen met chronische aandoeningen
    - dementerende bejaarden
    - patiënten op intensieve zorgen & gehospitaliseerde patiënten
  2. effecten
    - minder onrustig, angstig & meer relaxatie zelf na 1 keer
    - betere gemoedtoestand bij chronische/terminale pathologie
    –> meerdere sessies nodig
    - verbeterd slaappatroon
  3. andere (minder aangetoonde) effecten
    - afname van cortisol = verwaarloosbaar
    - reductie van hartslag & bloeddruk
    - regio’s in hersenen voor stress & emotie regulatie actief op MRI studies
26
Q

effect van massage op baby’s & zwangere

A
  1. zwagerschap
    - pre-partum = symptoom management
    - tijdens bevalling = bevallingspijn
    - na bevalling = post-natale depressie
    - soms afgeraden = altijd eerst gyneacoloog raadplegen
  2. doelgroep bij kinderen
    - enkel deviate groei
    - prematuren & laag geboorte gewicht
  3. effecten bij kinderen
    - reductie van stress
    - minder lange hospitalisatie
    - betere groei & ontwikkeling
    - betere moeder-kind relatie
27
Q

effect van massage op kanker patiënten

A
  1. effecten
    - fysieke symptoom vermindering vb: pijn & nausea
    - reductie van kankerpijn: significant
    - relaxatie
    - boost van psyche
    - angst reductie op korte termijn
  2. aandachtspunten
    - speculatie van metastasering door massage
    - problemen met bloed door laag aantal bloedplaatjes = hogere kans op blauwe plekken & bloedingen
    - gevoelig aan huid door bestrelingstherapie
    - geen massage op tumorsite
    - overleg met arts!
28
Q

sportmassage algemeen

A
  1. doelen
    - 1e cat: blessure preventie + verbeteren fysieke toestand
    - 2e cat: recuperatie van belaste zone = sneller & efficiënter ontspannen
    - 3e cat: betere performance voor volgende sportactiviteit
    - gebruik op elk niveau van sport
  2. evidientie
    - klinische evidentie > wetenschappelijke
    - grote variabilieit van intensiteit, technieken & tussenmiddelen
    - weinig volwaardig RCT-onderzoek
  3. verschil met klassieke massage
    - geen patient maar gezond individu = hogere belasting mogelijk
    - hogere frequentie
    - hogere intensiteit
    - hoger stressniveau van behandelde persoon
29
Q

contra-indicaties van sport-massage

A
  1. ziektes
    - koorts & infectie ziektes = stofwisseling is al verhoogd
    - algemeen onwel & duizelig
    - besmettelijke huidaandoeningen = eczeem, haarwortel ontsteking & steenpuisten
  2. teveel pijn, vermoeidheid & uitputting
  3. pathologieën
    - interne patho’s
    - neurologische, traumatische & psychische aandoeningen
  4. rodevlaggen
    - onverklaarbare transpiratie snachts
    - onverklaarbaar gewichtsverlies
    - onverklaarbare vermoeidheid
  5. aversie tegen massage
30
Q

activiteits massage

A

algemeen
- altijd additief aan opwarming of cooling-down
- alle effleurages & kneden

pre-activiteit
1. stimulerend
- gebruik bij net voor activiteit ≈ 30min
- hoge intensiteit & snelheid
- korte duur ≈ 3min per spier
2. sederend
- gebruik dag van activiteit
- minder intensiteit & tragere snelheid, wel sneller dan post-activiteits
- langere duur

inter-activiteit
- afh van duur tot inspanning
- meer parameters van post of pre
- indien snel erna activiteit => pre-activiteitsmassage
-andersom…

post-activiteit
- DDF diepe dwarse fricties & trigger points
- zeer rustig tempo
- lage intensiteit

31
Q

passiviteitsmassage

A
  1. gebruik
    - tijdelijke stop van sport of activiteit
    - alle handgrepen op algehele lichaams massage
    - parameters afh van onderzoek
  2. parameters
    - hypertonie = ontspannend
    - hypotonie = activerend
    - klassieke massage vormen
32
Q

effect van sportmasage op fysieke conditie & blessure preventie

A
  1. effecten
    - biomechanische effecten voor actieve & passieve stijfheid door vermijden van adhesies
    - ROM verbetering
    - hyperaemie = enkel huid door dilatatie capillairen na mechanische stimulatie
  2. flexibiliteit
    - weinig wetenschappelijke ondersteuning
    - meta-analyse = 7% acute flexibiliteit steiging
33
Q

effect van sportmassage op performance van opvolgende activiteit

A
  1. effecten
    - verhogen van tonus & neurologische readiness van spier (= exciteerbaargeid alfaM.)
    - verhogen van temperatuur & doorbloeding van spier(zone)
  2. Hoffman-reflex
    - parameter voor neuromusculaire prikkelbaarheid te meten
    - 3-6min klassieke massage = doel relaxatie
    –> daling van waarde specifiek in behandelde spier
    - parameters aanpassen voor sportmassage (hogere freq & I + hogere stress P)
    –> waarde zou stijgen
  3. doorbloeding
    - Doppler technieken: onderliggend weefseldoorbloeding in kaart brengen
    - meer doorbloeding bij groter a. & v.
    - geen veranderingen op microcirulatie
34
Q

effect van sportmassage op recuperatie

A
  1. effecten
    - pijn: preventie & vermindering van DOMS
    - verhoogde doorbloeding: ontstekingsremmende signalen & aanmaak van mitochondrion
    - daling van spiertonus = daling van Hoffman & stijging van PS
    - psychologisch: minder angst & meer vertrouwen in volgende activiteit
    - stijging van oxytocine & daling cortisol
  2. DOMS
    - meting door creatine kinase & inflammatoire markers = cytokines
    - 45min massage -> daling van cytokines: interleuking 4 & 10
    - beide stoffen vrij bij schade aan spiercellen
    - daling van CK bij studie van excentrische bicep curls = overmatig trainen
  3. rek & druk op spier
    - ontstekkingsremmende signalen & aanmaak nieuwe mitocondrion
    - snellere recuperatie
35
Q

psychologische verklaring van snellere recuperatie

A
  1. redenen voor naar psychologie kijken
    - grote heterogeniteit ikv pijn na sport
    - weinig fysiologische verklaringen voor snellere recuperatie
    - in studies vaak vebruik van subjectieve parameters = bevraging door BORG & RPE
    - resultaten beïnvloedbaar door placebo-effect
    - verschil in rusttijd tussen inspanningen: korte rustperiode => toename sportprestatie
  2. effecten = vooral bij korte rustperiodes
    - toename van endorfine = gelukhormoon & gekalmeerd
    - verlaagde arousal
    - stijging van oxytocine = gevoel van veiligheid & sneller tot rust
    - daling cortisol = chonrische stress
36
Q

soft tissue praktisch

A
  1. omgeving
    - verwarde ruimte
    - tussenstof eerst opwarmen in handen & dan uitsmeren
    - hoog/laag tafel
    - voldoende ruimte rond tafel
    - goede handhygiëne = bare below elbows
    - ook sierraden bij patiënt verwijderen
  2. beste eigenschappen van glijmiddel
    - hypo-allergeen
    - geschikt voor elk huidtype
    - goede resorptie eigenschappen = optimaal contact & grip op spieren
    - geschikt voor behaarde lichaamsdelen
    - maakt geen vlekken op kledij
    - wateroplosbaar
    - zonder parabenen
    - zelfde eigenschappen voor vasodilaterende massages = olie die opwarmt
37
Q

tussenstoffen sportmassage

A
  1. hydrogel
    - snelle indringbaarheid = hoog verbruik
    - goeie hydratatie van huid
  2. oliën
    - perfecte wrijving
    - snel lichaamstemperatuur aannemen = aangenamer
    - goeie indringbaarheid
    - verwijderen door zeep = combinatie kan huid aantasten/irriteren
  3. emulsies
  4. liquid crystal
    - tussen vloeibare & kristalvormige fase
    - alle positieve eigenschappen van emulsies
    - nadeel = bewaarstoffen zoals parabenen
    –> irritatie & allergie
  5. poeders
    - goedkoop maar veel nadelen
    - vestoppen van poriën & uitdrogen van huid
    - snel weggeveegd & kan ruimte moeilijk maken om te ademen
    - klonteren met huidschilfers
38
Q

emulsies

A

= 2 niet mengbare vloeistoffen mengen door emulgator

  1. olie in water = O/W-emulsie
    - minder vettig
    - makkelijke reiniging met minder zeep
    - hoge indringbaarheid = hoger verhuik
  2. water in olie = W/O-emulsie
    - lagere indringbaarheid
    - moeilkere reiniging
    - betere wrijving & temperatuur
39
Q

myofaciale release

A
  1. algmeen
    - externe druk gebruiken om spieren & facia te ontspannen
    - foamrolling = self-myofaciale release
    - zowel preventief als curatief
    - niet solo therapie
  2. indicaties
    - preventief in sport = actieve opwarming of recuperatie
    - curatief in revalidatie = spierspanning/triggerpunten losmaken
    - net voor therapie = oefening vereenvoudigen
    - na therapie = langdurig behouden van effecten
40
Q

effecten van foamrolling

A
  1. effecten = vooral kortetermijn
    - verminderen spierspanning, -pijn & -stijfheid
    - verbeteren doorbloeding
    - verbeteren prestatie
    - versnellen recuperatie & verminderend DOMS
    - verbeteren levenskwaliteit & zelfstandigheid
  2. evidentie = weinig
    - concrete richtlijnen nog niet gevormd
    - zowel positieve als negatieve effecten nog niet volledig begrepen
41
Q

onderzoek foamrolling vs strechting

A
  1. performance
    - foamrolling = dynamic strechting > static strechting = slecht voor performance
    - vibrerende foamrolling is misschien wel meter dan normale
    - combinatie geeft een klein positief effect enkel als foamrolling eerst is en dan strechting
  2. andere
    - foamrolling = stretching voor acute ROM toename
    –> geen groter effect bij combinatie
    - foamrolling > strechting voor DOMS reductie
    - pijn = weinig evidentie
    - doorbloeding = enkel korte termijn effecten
42
Q

contra-indicaties van myofaciale therapie

A
  1. MMS-klachten
    - spiercheur = opstarten einde proliferatie fase
    - spiercontusie
    - botproblematiek
    - uitgangshouding
  2. huidklachten
    - littekenweefsel = opstart remodelleringfase
    - hematoom
    - oedeem
    - sensorische neuropathie
    - centrale sensitisatie
  3. andere
    - medicatie = anticoagulantia & corticosteroïden
    - pyschiatrische aandoeningen
    - acute systemische infecties met of zonder koorts
    - inflammatoire ziekte beelden vb: reumatoide artitis
43
Q

principes van myofaciale therapie

A
  1. formule: p = F/A
    - groter materiaal bij acute klachten
    - latere fase van revalidatie = kleiner voor meer gelokaliseerd & intenser werken
    - kleinere spiergroepen ook minder druk nodig voor behandeling
    - verschillende hardheden van materiaal bestaan ook
  2. foamrolling tools
    - foamroller
    - triggerpoint bal
    - triggerpoint massage stick
    - peanut balls
    - halve massage bal
    - massage haak
    - massage pistolen
    - ander materaiaal
44
Q

niet-bal foamrollers

A
  1. foamroller
    - verschillende groottes, opp & vormen
    - hard = pijnlijk
    - met virbatie mogelijk = stimulerend of relaxerend
    –> vooral pijndempend effect
  2. triggerpoint massage stick
    - vaak makkelijker dan normale foamroller
    - niet op alle spieren mogelijk
  3. massage haak
    - vervanging van technieken die zeer vermoeiend & belastend voor vingers zijn
    - vb: fricties & pressure-release
  4. massage pistolen = verschillende opzet stukken
45
Q

bal foamroller

A
  1. triggerpunt bal
    - vaak voor kleine spiergroepen
    - klemmen tussen muur of grond
    - vaak harde Lacrosse bal gebruiken
  2. peanut balls = 2 truggerpunt ballen aan elkaar
    - vorm vaak ingewikkeld om zones te behandelen
    - vaak voor paravertebrale spieren = geen druk op proc. spin
  3. halve massage bal = gemakkelijker inklemmen zonder verschuiving
  4. alternatieve massage materiaal
    - ballen = tennis, golf, …
    - foamrol = grotere ballen & halters
    - stick = deegrol, gymnastiekstok, …
46
Q

technieken foamrollen

A
  1. hele spier
    - in lengte richting van spier
    - heen & terug rollen ≠ manuele massage
    - voor zelfde spier soms verschillende richtingen
  2. triggerpoint
    - na langerichting
    - aanhouden van druk zonder beweging (+ toevoegen van CR methode)
    - gedeeltelijke of volledige ROM in verschillende richtingen
    - dwars & circulair rollen
  3. altijd eindigen met 3x30s statische stretch
47
Q

litteken algemeen

A
  1. littteken vorming
    - natuurlijk genezingproces van huid
    - ontstaan is niet te vermijden
    - cosmetisch storend litteken bij grote huidbeschadiging
    - andere microscopische organisatie van gevormd bindweefsel
    - grootte & duur afh van oorspronkelijk letsel
  2. chirurgisch litteken
    - steriele omstandigheden
    - indien mogelijk = langs huidplooi
    - wondranden worden terug bij elkaar genaaid = beter genezing
    –> teveel spanning op wondranden = hypertroof litteken
  3. niet-chirurgisch litteken
    - bij trauma
    - grillige vorm
    - vaak groter weefseldefect -> groter litteken
    - bij komende infecties
48
Q

eerste 2 fasen van wondheling

A

hemostase fase
1. samentrekking van bloedvaten
2. vorming van bloedprop = fibrine prop
3. vrijkomen van goeifactoren
- rekrutering van fibroblasten
- groei van epitheel cellen
4. overgang naar inflammatie fase

inflammatiefase
1. vanaf bloeding onder controle is
2. duurt 2-4 dagen
3. herstelprocess opgang
4. aantrekken van cellen
- neutrofielen = voorkomen van infectie
- macrofagen = groeifactoren & enzymen voor afbraak van necrotisch weefsel
- T-lymfocyten = onduidelijkheid

49
Q

laatste 2 fasen van wondheling

A
  1. proliferatie fase
    - 4-21 dagen
    - herstel van dermis
    - fibroblasten = aanmaak van epitheel cellen
    - endotheelcellen = cappilaire groei
    - aanmaak van collageen & granulatie weefsel = frame van collageen
    - als frame gemaakt is = naar volgende fase
  2. remoddelerings = maturatie fase
    - maanden tot 2jaar
    - ander uitzicht
    - hogere plooibaarheid & rekbaarheid
50
Q

soorten littekens

A
  1. normaal litteken
    - pigmentloos vlekje of lijntje
    - op plaats van initiële wonde
    - niet optimaal genezen = afwijkend litteken
  2. atrofisch litteken
    - zeer dun & verzonken in huid
    - door onvoldoende nieuw huidmateriaal
    - door verstoring van normale herstel vb: infectie, strlaing, acne & waterpokken
    –> sigaretten papier aspect
  3. kelloïd litteken = vorm van hypertroof litteken
    - kunnen op elke leeftijd maar eerder bij jongere & zwarten
    - buiten grenzen oorspronkelijke wonde
    - abnormaal verdikt
    - rood/donker
    - na elk type verwonding
51
Q

hypertroof litteken

A
  1. definitie
    - overproductie van fibrineweefsel door bindweefselcellen
    - dikke roze strengen
    - binnen oorspronkelijke grenzen
    - gepaard met jeuk/pijn
  2. incidientie
    - chirurgie = 40-70%
    - brandwonden = 30-90%
  3. risicofactoren
    - jonge mensen
    - donkere huid & aziaten
    - erfelijke factore
    - verhoogde spanning op huid = knie, borst, schouder-nek
  4. verloop
    - start = na 3 maand
    - verdikken van maanden tot 1jaar
52
Q

risicofactoren van littekens

A
  1. algemeen
    - type verwonding: chirurgisch vs niet-
    - aanleg = afrikanen & aziaten
    - infecties
  2. plaats op lichaam = afh van beweegelijkheid
    - aangezicht = meestal goed genezen
    - borstkast = grootste problemen zone
  3. leeftijd
    - jonger = snellere genezing maar meer huidproductie
    - oudere = tragere genezing
53
Q

indicaties van litteken massage

A
  1. indicaties
    - verkleefd litteken tov. onderliggende laag = connective tissue massage
    - verbeteren van textuur = keloïd & hypertroof
    - verkorten van remodderingsfase
    - verbeteren/corrigeren van contractuur
    - verbeteren van ROM
    - verminderen van pijn
  2. contra-indicaties
    - acute infectie
    - bloeding
    - openwonde
54
Q

therapie & evidence bij brandwonden deel 1

A
  1. oefentherapie, training & ambulante zorg
    - ROM verhogen
    - spierkracht verhogen
    - fysieke fitheid verhogen
    - evidence based bij kinderen & best practice bij volwassnene
  2. mobilisaties
    - ROM verhogen & oedeem controlen
    - best practice
  3. positioneren & spalken
    - funcitonele positionereing behouden
    - oedeem & contracturen controlen
    - best practice
  4. massage therapie
    - plooibaarheid verbeteren
    - pijn & jeuk verminderen
    - combinatie met creme/gel (zie volgende)
    - best practice
55
Q

therapie & evidence bij brandwonden deel 2

A
  1. vochtinbrengde creme & lotions
    - jeuk verbeteren
    - best practice
  2. druktherapie
    - litteken dikte verbeteren & roodheid verminderen
    - evidence based
  3. siliconegel
    - litteken elasticiteit & dikte verbeteren
    - jeuk verminderen
    - evidence based
56
Q

andere therapie van littekens

A
  1. drukpak/verband
    - bij hypertrofische littekens
    - op maat gemaakt = continue druk
    - 24u/dag dragen
    - vooral bij grote littekens bij borst of rug
  2. siliconen pleister/pad/gel
    - invloed op dikte van hypertrofisch litteken
    - mag tijdens hele dag dragen
    - 2 keer per dag aanbrengen
    - al na 5minopgedroogd
    - make-up & kledij gemakkelijk hierover dragen
    - ook effect op jeuk
  3. taping
    - kineisotape
    - verminderen van spanning
57
Q

keuze van therapie litteken

A

HARAKIRI
1. hypertrofie
2. adherentie
3. retractie
4. attractie
5. kleur
6. inelasticiteit
7. reliëf
8. pigmentatie