Praktijk passieve mobilisaties Flashcards

1
Q

algemeen schema

A
  1. angulaire technieken
  2. niet angulaire technieken
    - tracties
    - translaties
  3. translaties
    - convex tov. concaaf: translatie <=> angulaire beweging
    - concaaf tov. convex: translatie = angulaire beweging
  4. direct of indirect
    - indirect = aspecifiek = pijndemping
    - direct = specifiek = ROM toename
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

behandeldoelen passieve mobilsatie

A
  1. hoge irriteerbaarheid
    - pijn afname
    - snel occilerend
    - graad 1
    - aspecifiek
  2. lage irriteerbaarheid
    - ROM toename
    - traag
    - graad 3-4
    - specifiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pijn afname passieve mobilisatie

A
  1. tractie & translatie mobilisatie
    - in ruststand
    - snel ritmisch oscilerend tot gematig ritmisch
    - graad 1-2
    - langzaam opbouwen naar eindstand
    - meest efficient
  2. angulaire mobilisatie
    - keuze in kader van tonus verlaging
    - globaal of analytisch
    - niet naar eindstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ROM toename passieve mobilisatie

A
  1. tractie & translatie mobilisatie
    - in beperkte stand
    - gematig ritmisch tot traag ritmisch
    - graad 3 & 4
  2. angulaire mobilisatie
    - analytisch
    - in eindstand met kapsel rek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

oriëntatie gewrichtsvlakken BL

A
  1. schouder
    - hoofdrichting = lateraal
    - andere = craniaal & ventraal
  2. elleboog
    ulna:
    - hoofdrichting = dorsaal
    - andere = distaal
    radius = distaal
  3. pols
    - hoofdrichting = distaal
    - andere = palmair & ulnair
  4. hand = lengte richting gewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oriëntatie gewrichtsvlakken OL

A
  1. heup
    - hoofdrichting = lateraal
    - andere = caudaal & ventraal
    - LPP = 30° flexie, 30° abductie, 10° exorotatie
  2. knie
    - hoofdrichting = distaal
    - andere = dorsaal
    - LPP = 30° flexie
  3. enkel
    - hoofdrichting = distaal
    - andere = ventraal
  4. voet
    - lengte richting van gewricht
    - ook in middenvoet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

passieve mobilisatie van de schoudergordel

A
  1. distractie van scapula
    - buiklig met armen op tafel
    - humerus kop langs ventraal vastpakken -> naar dorsaal trekken
    - zorgen dat humerus altijd mooi meebeweegt zodat er geen beweging is in GH gewricht
    - angulus inferior met duim & wijsvinger -> dorsaal trekken
    –> als hand vatting niet lukt = onder angulus inferior reiken met vingers
  2. mobilisatie opwaartse/neerwaartse rotatie
    - zijlig op niet-aangedane zijde, T ventraal
    - humerus kop langs craniaal vastpakken
    - angulus inferior met zelfde greep
    - hand aan angulus inferior stuurt beweging -> hand aan humerus begeleid
    - enkel rotatie, absoluut geen translatie!
  3. zelfde handvatting voor
    - mobilisatie protractie/retractie
    - mobilisatie elevatie/depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tracties van humerus

A
  1. houding
    - ruglig met arm in ruststand, evt onderarm x onderarm
    - aan te behandelen zijde
    - acromion fixeren door duim ventraal & wijsvinger dorsaal
    –> ulnaire zijde pols tegen tafel
    - als niet mogelijk = algemene druk langs ventraal: fixatie tussen tafel
  2. tractie
    - humerus zo proximaal mogelijk in oksel vastpakken
    - tractie naar lateraal + licht craniaal & ventraal
  3. alternatief
    - onderarm ligt verticaal tegen lichaam therapeut
    - ondersteunen door onderarm
    - normaal fixerend hand -> op hand van tractie = met beide handen uitvoeren

Alternatief: meer naar craniaal staan e trekbeweging maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

translaties van schouder

A
  1. houding
    - in ruglig aan rand van de tafel
    - aan te behandelen zijde
    - arm in 90° abductie
  2. bevordering van abductie
    - aan hoofd einde
    - elleboog langs mediaal fixeren tegen lichaam therapeut
    - hand langs lateraal zo proximaal mogelijk op humerus tractie uitvoeren (NIET OP ACROMION)
    - naar caudaal + licht lateraal & ventraal
  3. bevordering van endorotatie
    - tussen arm & romp van patient staand
    - elleboog langs lateraal fixeren tegen lichaam therapeut
    - hand langs ventraal zo proximaal mogelijk op humerus tractie uitvoeren
    - naar dorsaal + licht lateraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

angulaire mobilisatie voor schouder abductie & adductie

A

algemeen: zit = fixatie van acromion, lig niet nodig door fixatie van tafel

  1. zit
    - dorsaal van patient staan
    - fixatie van schouder top met vingers ventraal & duim dorsaal
    - beweging vanuit pols maar hele arm ondersteunen
    - na 70° arm naar exorotatie
  2. ruglig
    - te behandelen zijde
    - pols & elleboog vastpakken = handen kruisen in beginpositie
    1) gestrekte arm tot 70° abductie
    2) elleboog buigen & exorotatie uitvoeren
    3) arm verdere abductie & gelijktijdig extesie elleboog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

angulaire mobilisatie voor schouder anteflexie

A
  1. zit ≈ abductie
    - dorsaal van patient staan
    - fixatie van schouder top met vingers ventraal & duim dorsaal
    - beweging vanuit pols maar hele arm ondersteunen
  2. ruglig
    - te behandelen zijde
    - pols & elleboog langs dorsaal met duim mediaal
    - na 45° = elleboog vasthouden met duim lateraal

ruglig: armen T gekruist in begin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

angulaire mobilisatie voor schouder anteflexie & retroflexie extra

A
  1. kleine amplitude
    - in ruglig met tafel laag genoeg
    - fixatie schoudertop met vingers dorsaal & duim ventraal
    - onder bovenarm omvatten langs mediaal van elleboog
    - anteflexie tot 70°
  2. retroflexie
    - in zit
    - dorsaal van patient
    - fixatie van schouder top met vingers ventraal & duim dorsaal
    - net proximaal van elleboog naar ventraal trekken
    - elleboog blijft ontspannen

= enige voor retroflexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

angulaire mobilisatie voor schouder hor. abductie & adductie

A
  1. zit
    - dorsaal van patient staan
    - fixatie van schouder top met vingers ventraal & duim dorsaal
    - arm in 90° abductie & 90° elleboog flexie
    –> als niet mogelijk = maximale abductie horizontale abductie
    - net boven pols & onderarm/onderarm ondersteuning
    - beweeg naar abductie en adductie
  2. ruglig
    - aan te behandelen zijde
    - 90° abductie & maximale horizontale abductie
    - handen op elleboog & pols
    –> alternatief = begeleiding margo medialis
    - naar hor. adductie brengen met licht gebogen elleboog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

angulaire mobilisatie voor schouder exo/endorotatie in zit

A
  1. exo methode 1 = 0° abductie
    - elleboog in 90° flexie & tegen romp
    - fixatie schouder met vingers langs ventraal & duim dorsaal
    - hand x elleboog bij patient & therapeut
  2. exo methode 2 = 90° abductie
    - schouder 90° abductie & elleboog 90° flexie
    - fixatie van schoudertop door elleboog -> pols fixeert elleboog (ZEKER INDIEN GEVAAR (SUB)LUXATIE)
    - beweging met andere hand
  3. endorotatie = methode 2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

angulaire mobilisatie voor schouder exo/endorotatie in ruglig

A

90° abductie & 90° elleboog flexie

  1. exorotatie
    - aan te behandelen zijde tussen romp & arm
    - fixatie van schouder door elleboog -> pols fixeert elleboog
    - beweging met andere hand
  2. endo = zelfde
    - aan hoofdeinde staan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

angulaire mobilisatie voor schouder circumductie

A
  1. zit
    - te behandelen zijde
    - fixatie van schoudertop met vingers dorsaal & duim ventraal
    - fixatie van elleboog door pols & onderarm/onderarm ondersteuning
    - beperkte ROM in beide richtingen uitvoeren
  2. lig = zelfde houding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

tractie elleboog

A

ruglig met olecranon net over behandeltafel

  1. ulna
    - lateraal van patient
    - onderarm patient ligt op schouder T
    - net boven elleboog bovenarm fixeren tegen tafel
    - ulna zo proximaal mogelijk omvatten
    - tractie naar dorsaal + licht distaal
  2. radius
    - tussen arm & romp staan
    - onderarm fixeren tegen lichaam therapeut
    - net boven elleboog bovenarm fixeren tegen tafel
    –> met wijsvinger gewrichtsspleet palperen
    - distale deel radius tussen duim(muis) & vingers fixeren
    - tractie = kleine romprotatie

tractie hand op radius in dit geval ook hand dat tegen lichaam fixeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

angulaire mobilisatie voor elleboog flexie/extensie

A
  1. houding
    - zit
    - lateraal van patient staan
    - humerus proximaal van elleboog fixeren
    - onderarm ondersteund bovenarm langs dorsaal
  2. beweging
    - onderarm net proximaal van pols vasthouden
    - flexie-supinatie -> extensie-pronatie beweging uitvoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

angulaire mobilisatie voor elleboog pronatie/supinatie

A
  1. houding
    - elleboog in flexie met onderarm gesteund op tafeltje
    - lateraal staan
    - fixatie op elleboog
  2. beweging
    - onderarm omvatten langs ulna maar radius vastnemen
    - supinatie = distale deel radius met duimmuis ventraal & vingers dorsaal
    - pronatie = distale deel radius met duimmuis dorsaal & vingers ventraal
    - beweging wordt met dit hand uitgevoerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

tractie van de pols

A

= algemene tractie van de carpalia

  1. houding
    - in zit met onderarm in pronatie op tafeltje
    - therapeut kan aan beide kanten staan
    - fixatie van onderarm zo distaal mogelijk tegen tafeltje
  2. tractie
    - omvatten van proximale rij carpalen
    - tractie naar distaal + licht palmair & ulnair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

translatie van de pols

A
  1. houding
    - in zit
    - ulnair/lateraal van patient
    - onderarm zo distaal mogelijk fixeren tegen tafel
    - proximale rij carpalia vastpakken
  2. positie van onderarm ≈ altijd naar grond duwen
    - supinatie voor dorso-distale translatie
    - pronatie voor palmair-proximale translatie
    - tussenstand voor dorso-distale & palmair-proximale translatie
  3. beweging
    - algemeen = omgekeerde richting + indien LPP = distaal
    - palmair flexie bevordering = dorsaal + licht distaal
    - dorsiflexie bevordering = palmair + licht proximaal
    - ulnaire deviatie bevordering = radiaal + licht distaal
    - radiale deviatie bevordering = ulnair + licht proximaal

lichte PF inbouwen alvorens translatie voor PF te bevorderen => makkelijker naar proximaal
ook bij DF
bevordering va uln. dev. = trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

angulaire mobilisatie voor pols dorsi/palmair flexie

A
  1. houding
    - in zit met onderarm in pronatie op tafeltje
    –> alternatief = supinatie met zelfde handvatting
    - net voor patient zitten
    - onderarm zo distaal mogelijk langs radiaal fixeren
  2. beweging
    - langs ulnair carpalen & metacarpalen zo proximaal mogelijk fixeren
    - duim therapeut duwt naar beperking
    - dorsi flexie = vingers dorsaal & duim palmair
    - palmair flexie = vingers palmair & duim dorsaal

Langs ulnair is makkelijker dan radiaal want daar zit duim in de weg
duim vrij proximaal tss thenar-hypothenar voor DF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

angulaire mobilisatie voor pols ulnair/radiaal deviatie

A
  1. houding
    - in zit met onderarm in pronatie op tafeltje
    - net voor patient zitten
  2. beide bewegingen/volledige amplitude
    - beide handen hand P omvatten
    - duimen dorsaal rond os capitatum
    - vingertoppen palmair
    - nadeel = geen fixatie -> patient zelf
  3. enkel radiale deviatie
    - fixatie zo distaal mogelijk onderarm langs radiaal
    - duim dorsaal & vingers palmair
    - langs ulnair = duwen of langs radiaal = trekken
  4. enkel ulnair deviatie
    - fixatie zo distaal mogelijk onderarm langs ulnair
    - duim dorsaal & vingers palmair
    - langs radiaal = duwen
24
Q

tractie hand

A

= algemeen voor MCP, PIP & DIP

  1. houding
    - zit met onderarm in pronatie
    - hand afhangend & gefixeerd tegen lichaam therapeut
    - ulnair van patient tijdens radiale tracties en andersom
  2. beweging
    - proximaal zo distaal mogelijk & distaal zo proximaal mogelijk fixeren
    - door snuitgreep = duim dorsaal & wijsvinger palmair
    - tractie in lengte richting van gewricht

Lichte flexie in alle gewrichtjes = makkelijker

25
Q

translatie hand

A
  1. houding & handvatting = tractie
  2. beweging
    - flexie = palmair
    - extensie = dorsaal
26
Q

translatie van duim

A
  1. houding
    - in zit met onderarm in tussenstand & hand op tafel
    - fixatie van os trapezium met pincetgreep
    - basis MCI zo proximaal mogelijk
    - ab/adductie = ulnair & radiaal vasthouden met pincet-greep
    - flexie/extensie = palmair & dorsaal vasthouden met pincet-greep
  2. anatomie van CMC1 = zadelgewricht
    - cowboy op paard: zijkant hoofd = duimnagel
    - flexie/extensie = convex = ROL = GLIJ
    - ab/adductie = concaaf = ROL ≠ GLIJ
  3. translatiebewegingen
    - algemeen voor bijkomende beweging: palmair & ulnair // dorsaal & radiaal horen samen
    - flexie = palmair + licht ulnair
    - extensie = dorsaal + licht radiaal
    - abductie = ulnair + licht palmair
    - adductie = radiaal + licht dorsaal
27
Q

angulaire mobilisatie voor CMC1

A
  1. handvatting
    - in zit met onderarm in tussenstand & afhangend hand
    - aan dorsale zijde hand zitten
    - fixatie van os trapezium door snuitgreep
    - bewegen van MC1 door snuitgreep
  2. bewegingen
    - ab & adductie
    - flexie & extensie
    - oppositie & repositie

opp-repos: zelfde snuitgreep als flexie-extensie
evt flexie uit supinatie doen

28
Q

angulaire mobilisatie intermetacarpaal

A
  1. houding
    - in zit met onderarm in pronatie & hand afhangend
    - ventraal van patient zitten
    - 1 vinger fixeren & 1 bewegen naar dorsaal-palmair = moet duidelijk zijn bij uitvoering!
  2. methodes
    - 1 = duimen dorsaal & vingers palmair
    - 2 = duimen palmair & vingers dorsaal
    - beide evengoed
29
Q

angulaire mobilisatie voor MCP, PIP & DIP

A

= alle gewrichten van phalanx, ook IP van duim

  1. houding
    - in zit met onderarm in neutrale positie & onderarm afhangend
    - ulnaire zijde van hand zitten
    - proximaal & distaal fixeren door snuitgreep
    –> zo dicht mogelijk tegen gewricht
  2. beweging
    - alle = flexie & extensie
    - MCP + abductie & adductie
30
Q

angulaire mobilisatie voor globale flexie & extensie van MCP, PIP & DIP

A
  1. houding
    - in zit met onderarm in supinatie
    –> kan ook recht op
    - ventraal van patient
    - hand tegen tafel fixeren
    - duim in abductie
  2. beweging
    - flexie = MCP in flexie
    - dorsale zijden van vingers -> MCP in flexie duwen
    - PIP & DIP ontspannen -> anders rekken effect idpv mobiliserend effect
    - hiel van hand steunen op dorsale zijde MC = extensie MCP met flexie IP
31
Q

houding van onderarm bij passieve mobilisatie

A
  1. pols
    - tractie = pronatie
    - translatie palmair flexie = supinatie
    - translatie dorsiflexie = pronatie
    - translatie deviaties = tussenstand
    - angulair PF & DF = supinatie of dorsiflexie
    - angulair deviaties = pronatie
  2. hand
    - tractie & translaties hand = pronatie
    - translatie & angulair CMC1 = tussenstand
    - angulair IMC = pronatie
    - angulair MCP, PIP & DIP = tussenstand
    - globaal vingers = supinatie of tussenstand
32
Q

tractie heup

A
  1. tractie primair
    - ruglig aan rand van tafel
    - heup max 90° gebogen
    - onderbreen gesteund door schouder van therapeut
    - bekken gefixeerd door singel
    - beide handen reiken rond bovenbeen & komen samen ventraal op dij
    - tractie naar lateraal + licht caudaal & ventraal
    - belangrijk: onderarm in richting van tractie => laterocaudaal, daarna kip-beweging richting ventraal
  2. tractie secundair
    - ruglig met been in ruststand = 30° flexie, 30° abductie & 10° exorotatie
    - net boven enkel met beide benen vastpakken
    - T in schredestand
    - bekken gefixeerd met singel
    - tractie in lengte richting
  3. vergelijking
    - primair = direct op heup gewricht maar drukpijn op lymfeknopen
    - secundiar = meer kracht maar gewricht overslaan
33
Q

angulaire mobilisaties voor heup extensie

A
  1. buiklig
    - voorkeur
    - lichte flexie van knie -> niet teveel anders beperking door rectus femoris
    - fixatie van sacrum = bekken in retroversie houden
    - bovenbeen net boven knie langs onder vasthouden
    –> onderbeen/onderarm ondersteuning
  2. ruglig
    - bij patienten die moeilijk op buik kunnen liggen
    - extensie inbouwen door passieve retroversie van heup = flexie van heterolaterale heup
    - verschillende handvattingen
  3. verschillen in ruglig
    - P fixeert eigen knie & therapeut fixeert met 2 handen proximaal van knie
    - P fixeert eigen knie & therapeut fixeer met 1 hand proximaal & 1 hand distaal
    => als ook extensie knie beperkt is
    - therapeut fixeert met 1 hand knie & met andere net proximaal van knie (P doet niks)
34
Q

angulaire mobilisaties voor heup flexie

A
  1. trippelflexie
    - flexie heup, knie & dorsiflexie
    - onderhoudsmobilisatie
    - focus op heup door knie niet verder dan 90° flexie
    - focus op knie door heup niet verder dan 90° flexie
  2. uitvoering
    - ruglig
    - 1 hand aan knie
    - 1 hand aan calcaneus & voet ondersteuning geven met onderarm = dorsiflexie inbouwen
  3. ondersteuning van knie
    - onder knie tot 90° heupflexie
    - dan bovenop knie
    - terug extensie = weer onder knie
  4. uitvoering
    - hand onder knie & dorsiflexie
    - tot 90° = keuze maken van focus & hand op knie plaatsen
35
Q

angulaire mobilisaties voor heup abductie

A

≈ SLT

  1. houding
    - ruglig
    - fixatie van heterolaterale dij door therapeut
    => fixatie ook mogelijk door heterolaterale abductie van dij, afhanhend v tafel
  2. beweging
    - onder knie houden & onderbeen/onderarm ondersteuning
    - zelfde beweging met afhangend onderbeen indien m. gracilis verkorting
36
Q

angulaire mobilisaties voor heup exo & endorotatie in buiklig

A

= buiklig met 90° knie flexie

  1. endorotatie
    - te behandelen zijde
    - fixatie van heterolaterale heup door hand + homolaterale heup door elleboog
    - hand mediaal aan knie & onderarm mediaal langs onderbeen
    - geheugen steun: endo = BB Behandelen zijde =&Beide bekken fixeren
  2. exorotatie
    - niet te behandelen zijde
    - fixatie van KNIE door hand -> heup door elleboog
    - hand lateraal aan knie & onderarm lateraal langs onderbeen
37
Q

angulaire mobilisaties voor heup exo & endorotatie andere

A
  1. ruglig
    - 90° heup & knie flexie
    - knie langs ventraal vasthouden & fixeren tegen thorax
    - andere hand net proximaal van enkel
    - exorotatie = naar mediaal
    - endo = naar lateraal
  2. zit
    - handen patient achter romp ter fixatie
    - onderbeen afhangend
    - endorotatie = T aan te behandelen zijde & hele bovenbeen fixeren
    - exorotatie = T niet aan te behandelen zijde & beide bovenbenen fixeren
    - geheugen steun omgekeerd: endo = behandelen zijde & exo = beide bovenbenen
    - hand: dij tegen tafel drukken = anteflexie tegenhouden
    - andere hand net proximaal van enkel
38
Q

angulaire mobilisaties voor heup circumductie

A
  1. houding
    - ruglig
    - T aan te behandelen zijde
    - handen zoals trippelflexie eerste fase = knie langs dorsaal
    - circumducties in beide draairichtingen: beperkte amplitude!
  2. doel
    - onderhoudende mobilisatie
    - bevordering van circulatie
    - relaxatie
39
Q

tractie van de knie

A
  1. buiklig
    - onderbeen & knie net van tafel
    - knie proximaal gestabiliseerd door singel die onder andere knie loopt = altijd indien singel over been moet
    - beide handen net proximaal van beide malleoli
    - tractie in lengterichting tibia vanuit LPP = 30° flexie
  2. langzit methode 1
    - onderbeen & knie net van tafel in lichte flexie
    - knie proximaal gestabiliseerd door singel die onder andere knie loopt
    - knie in hoe 30° = LPP
    - mediaal van knie staan
    - 1 hand boven op knie fixeren & palpatie van gewrichtsspleet
    - ongelijknamige hand voert tractie op onderbeen uit in lengterichting tibia
    - evt eigen knie onder onderbeen van P plaatsen ter ondersteuning van de tractie
  3. langzit methode 2
    - zelfde opstelling
    - T zit
    - met beide handen tractie uitvoeren proximaal van enkel
    - wegvallen controle gewrichtsspleet

T staat mediaal van te behandelen been bij langzit methode 1

40
Q

translaties van de knie

A
  1. translatie van patella
    - mobilisatie art. patellofemoralis
    - ruglig met gestrekte knieën
    - geen kussen onder knie, kleine handdoek bij hyperextensie kan wel
    - bewegen van patella met wijsvinger & duimen in alle richtingen
  2. bevordering van extensie
    - in buiklig met onderbeen & knie net van tafel
    - knie proximaal gestabiliseerd door singel die onder andere knie loopt
    - knie in LPP = 30° -> naar ventraal duwen (niet hetzelfde als naar de grond)
    - mediaal van knie staan
    - hand net distaal van knie = beweging uitvoeren
    - hand net boven enkel = beweging begelijken

Rol = glij, rolt naar ventraal, dus translatie naar ventraal

41
Q

angulaire mobilisaties voor knie flexie & extensie

A
  1. houding
    - in zit, onderbenen afhangend
    - 1 hand boven op dij fixeren, proximaal van knie
    - andere hand voor/achter tibia bewegen, proximaal van malleoli
    - beide handen mogen omgewisseld worden, afhankelijk van uitgangshouding T
  2. voor- & nadelen
    - voordeel = ook bij rolstoel patiënten
    - nadeel = volledige ROM soms niet bereiken door tafel
  3. trippel flexie met focus op knie
    - vanaf 90° heupflexie ongelijknamige hand naar ventrale zijde van knie
    - gelijknamige hand vanaf 90° heupflexie naar ventrale zijde tibia voor druk naar flexie
42
Q

tracties van de enkel

A
  1. talus aan art. talo-cruralis
    - ruglig/langzit met voet afhangend in LPP = 10° PF
    - knie in lichte flexie door rol
    - net proximaal van enkel fixeren door singel
    - aan voeteinde zitten
    - met beide handen rond collum tali = vingers dorsaal & duimen plantair
    - tractie = distaal + licht ventraal
    - luisteren naar bots bij terugzetten
  2. calcaneus aan art. subtalaris
    - buiklig met voet afhangend
    - knie in lichte flexie door rol onder onderbeen
    - langs zijkant tafel achter enkel staan
    - talus langs ventraal fixeren met duim lateraal & wijsvinger mediaal
    - calcaneus in plantaire richting trekken
43
Q

tracties van de hallux

A
  1. houding
    - in ruglig met calcaneus gesteund op tafel
    - lateraal van voet staan
    - snuitgreep langs palmair & dorsaal
    - trekken in lengte richting van proximaal segment
  2. specifiek
    - art. tarsometatarsaal 1 = os cuneiforme mediale & MT1
    - MTP = MC x proximale phalanx
    - DIP = proximale phalax x distale phalanx
44
Q

translatie ter bevordering van dorsiflexie

A
  1. uitganghouding
    - ruglig/langzit met knie in lichte flexie
    - voet net over tafelrand
    - proximale fixatie van onderbeek door singel
    - translatie = dorsaal + licht distaal
  2. lateraal van voet
    - voet in LPP = 10° plantair flexie door dij
    - tractie op collum tali met duim lateraal & wijsvinger mediaal
    - begeleiding met hand rond calcaneus
  3. aan voeteinde
    - tractie op collum tali met duim MEDIAAL & wijsvinger LATERAAL
    - begeleiding met hand rond calcaneus
    - minder handig & verloren fixatrie van onderbeen

convex-concfaaf: rol =/ glij

45
Q

translatie ter bevordering van plantairflexie

A
  1. houding
    - builig met knie in lichte flexie
    - voet net over tafelrand
  2. handvatting
    - mediaal staan
    - langs lateraal de voet ventraal vasthouden = talus & voetrug
    - talus-calcaneus & achillespees langs dorsaal vasthouden met duim lateraal & wijsvinger mediaal
  3. translatie = ventraal + licht proximaal
46
Q

translatie van de tenen

A
  1. houding
    - in ruglig met calcaneus op tafel
    - lateraal van voet staan
    - fixatie van proximaal & distaal door snuitgreep
    - duim dorsaal houden
  2. beweging
    - rol = glij
    - alle = flexie (palmair) & extensie (dorsaal)
    - MCP = ook abductie & adductie

MTP,PIP,DIP, wat met de 3e teen voor add/abd -> gewoon heen & weer ≈ deviaties
weg van 3e teen = abd

47
Q

globale angulaire mobilisaties voor enkel plantair & dorsiflexie

A
  1. houding
    - langzit of ruglig met knie in lichte flexie
    - voet net over tafel
    - aan voeteinde staan
    –> ALLE ANGULAIRE MOBILISATIES VOET
  2. handvatting
    - tanggreep langs mediaal
    - vingers dorsaal bij dorsiflexie <=> plantair
    - duim geeft altijd overdruk ≈ pols
    - hand rond calcaneus
  3. beweging
    - dorsiflexie = trekkracht op calcaneus & druk op voorvoet
    - planairflexie = druk op calcaneus & trekkracht op voorvoet
48
Q

globale angulaire mobilisaties voor enkel plantairflexie

A
  1. ruglig langs mediaal
    - langzit of ruglig met knie in lichte flexie
    - voet net over tafel
    - tanggreep langs zo proximaal mogelijk op voetrug = druk geven
    - langs dorsaal trekkracht op calcaneus
  2. ruglig langs lateraal
    - zelfde als mediaal
    - niet omwisselen van handen = gekruist
49
Q

globale angulaire mobilisaties voor enkel dorsiflexie

A
  1. ruglig langs mediaal
    - langzit of ruglig met knie in lichte flexie
    - voet net over tafel
    - fixatie net boven enkel
    - hand op calcaneus & met voorarm voet naar dorsiflexie trekken
  2. ruglig langs lateraal
    - zelfde als mediaal
    - handen wel omwisselen
  3. buiklig
    - 90° knieflexie
    - fixatie langs dorsaal net boven enkel
    - hand op calcaneus & met voorarm voet naar dorsiflexie trekken
50
Q

globale angulaire mobilisaties voor enkel supinatie & pronatie

A
  1. houding
    - langzit of ruglig met knie in lichte flexie
    - voet net over tafel
    - aan voeteinde staan
  2. supinatie
    - langs mediaal calcaneus fixeren
    - langs lateraal tanggreep op voorvoet = voert supinatie uit
  3. pronatie = wisselen van handen
    - langs lateraal calcaneus fixeren
    - langs mediaal tanggreep op voorvoet = voert pronatie uit
  4. circumductie met zelfde handgreep
51
Q

globaal tenen samengevat

A
  1. flexie tenen
    - lateraal staan = mediaal fixeren = rond tenen
    - voeteinde staan = lateraal fixeren = ulnair kant vingers
  2. extensie tenen
    - lateraal staan = mediaal fixeren = radiale kant wijsvinger
    - voeteinde staan = lateraal fixeren = duim
52
Q

globale angulaire mobilisaties voor tenen flexie

A
  1. houding
    - langzit of ruglig met knie in lichte flexie
    - voet net over tafel
  2. handgreep 1
    - lateraal van voet
    - voorvoet langs mediaal fixeren
    - met vingers rond tenen: vinger toppen eindigen plantair op MTP
    - duim bedekt dorsale zijde van tenen
  3. handgreep 2
    - voeteinde
    - voorvoet langs lateraal fixeren
    - ulnaire kant van vingers geven druk op tenen
    - duim geeft plantair lichte tegendruk

1: duim drukt naar caudaal

53
Q

globale angulaire mobilisaties voor tenen extensie

A
  1. houding
    - langzit of ruglig met knie in lichte flexie
    - voet net over tafel
  2. handgreep 1
    - lateraal van voet
    - voorvoet langs mediaal fixeren
    - radiale kant van wijsvinger geven druk op tenen
    - duim geeft dorsaal lichte tegendruk
  3. handgreep 2
    - voeteinde
    - voorvoet langs lateraal fixeren
    - duim langs plantair druk geven
    - wijsvinger geeft tegendruk op MTP
54
Q

analytische angulaire mobilisaties van varus/valgus

A
  1. houding
    - langzit of ruglig met knie in lichte flexie
    - voet net over tafel
    - aan voeteinde
    - met sternum/schouder voet in maximale dorsiflexie houden = CPP van bovenste spronggewricht
  2. varus
    - onderbeen langs mediaal net proximaal van enkel
    - calcaneus via lateraal naar mediaal verplaatsen
  3. valgus
    - onderbeen langs lateraal net proximaal van enkel
    - calcaneus via mediaal naar lateraal verplaatsen
55
Q

analytische angulaire mobilisaties van chopart & lisfranc

A
  1. anatomie
    - chopart = art. talonavicularis & calcaneocuboidea
    - lisfranc = art. tarso-metatarsalis
    - beide = dorsi/palmairflexie, ab/adductie & eversie/inversie
  2. houding
    - langzit of ruglig met knie in lichte flexie
    - voet net over tafel
    - aan voeteinde
  3. chopart
    - beide spronggewrichten uitschakelen door CCP = tractie aan calcaneus
    - tanggreep aan voorvoet net distaal van lijn
    - verschillende bewegingen uitvoeren = handen omwisselen
  4. lisfranc
    - tanggreep net proximaal & distaal van lijn
    - verschillende bewegingen uitvoeren = handen omwisselen
56
Q

analytische angulaire mobilisaties van intermetatarsaal

A
  1. houding
    - langzit of ruglig met knie in lichte flexie
    - voet net over tafel
    - aan voeteinde
  2. beweging
    - duimen plantair
    - alle vingers dorsaal
    - beweging door 1 te fixeren & andere te bewegen
57
Q

analytische angulaire mobilisaties van MTP, PIP & DIP

A
  1. houding
    - langzit of ruglig met knie in lichte flexie
    - voet net over tafel
    - lateraal van voet
  2. beweging
    - snuitgreep proximaal & distaal
    - alle = flexie/extensie
    - MCP = ook ab/adductie