Praktijk oefentherapie Flashcards
oefentherapie, soft-tissue technieken en taping
principes van weerstand
moment van de weerstand (subjectief gevoel) = W weerstand x d lastarm
- weerstand
- extern gewicht = cte W
- gewicht van TA = cte W
- theraband = stijgende W - lastarm
- loodrechte afstand van as van rotatie tot werklijn van weerstand
- grootste lastarm als: bewegend segment loodrecht op werklijn staat
- extern gewicht = horizontale stand bewegend segment
- TA & theraband = 90° met touw
weerstand ontbinden in componenten
- F = kracht
- gewicht = verticaal naar beneden
- TA & theraband = richting van touw
- gewicht & TA = continu
- theraband & isokinetisch toestel = veranderd
- wordt ontbonden in FF & FR die loodrecht op elkaar staan - FF = fixatiecomponent
- in richting van bewegend segment
- compressie = approximatie kracht indien naar gewricht toe
–> toepassen bij instabiliteit
- tractie kracht indien weg van gewicht
–> toepassen bij pijn
- veranderd rond punt van maximale rotatie component - FR = rotatiecomponent
- loodrecht op bewegend segment
- component die moet overwonnen worden voor effectieve beweging
weerstandscurve
- algemeen
- opstellen door formule van moment van de weerstand
- van elke oefening curve kunnen tekenen
- afh van lastarm, weerstand, antagonisten & snelheid - theraband
- lastarm daalt na bepaald punt
- weerstand van theraband blijft stijgen
- moment van de weerstand zal ≈ constant blijven - lengte spanningsdiagram
- capaciteit om F te ontwikkelen ≈ lengte waarop spier moet werken
- # sarcomeren in serie bepaalt tot afstand van verkorting/verlengen & lengte v hoogste F ontwikkeling
- meeste F in iets uitgerokken toestand = neemt af bij verkorten
factoren die weerstandscurve beïnvloeden
- invals hoek van insertie
- scherpere hoek = meer Fc component = lokale spieren
- maximaal indien enkel 90° = enkel Fr component - snelheid
- traag = geen effect
- snel = moeilijker in begin door opstarten door inertie
–> ook co-contractie op einde voor afremming - antagonisten
- spier werkt nooit in isolatie = co-contractie van anatgonisten
- stabilisatie
- zo snel van richting veranderen en stabiel bewegen
- meer uitgesproken tijdens grote, snellere, preciese bewegingen
- afremmen = 10-20%1RM
kracht-snelheidsdiagram
- algemeen
- spier matcht absolute kracht met opgelegde belasting
- lagere externe belasting = lagere actieve kracht
- hoog = actieve kracht door snelheid te vertragen
- kracht afh van snelheid - kracht van concentrische contractie
- sneller = minder
- vertragen zorgt voor meer spanning kunnen ontwikkelen - kracht van excentrische contractie
- sneller = meer
- minder lang gewicht moeten tegenhouden
trekapparaten
- normale soorten
- verticaal
- horizontaal
- explosief = snelkracht TA - speciale soorten
- Keiser = veel vrijheidsgraden & pneumatische W
- inertiëel vliegwiel training DesmoTec = zelfde W heen als terug
- isokinetische dynamometer = opvoorhand snelheid instellen
- fitness toestellen met kabel - suspensie training
- kooi van Rocher = voor spierkracht waardes 2 & 3
—> Fz deel uitschakelen door suspensie
- TRX-aerosoling
- redcord
belastbaarheid van weefsel
- aglemeen
- moeilijk in te schatten = laag gedoseerd starten en kijken naar respons
- opbouwen naar overeenkomst belasting x belastbaarheid - actualiteit klacht
- afh van provocatie & ernst symptomen
- activiteiten ADL & provocaties bevragen
- operatie = protocols raadplegen want pijn is geen indicatie
- goede anamnese!
infographic pijncontrole & circulatie bevorderende oefeningen
- check 3 basis factoren
- belastbaarheid van weefsel: aspecifiek of specifiek
- pijn
- algemene conditie - bepaal
- uitvoeringsmodaliteit
- comfortabele uitgangshouding
- modaliteiten = low load & type oefening
algemeen pijndempend & circulatoire oefeningen
- modaliteiten
- low load <50% 1RM
- herhalingen afh van uitvoering
- altijd meerdere keren per dag - indicaties
- wanneer pijncontrole = voor acute & chroinsche pijn
- wanneer circulatie bevorderen = als andere doelstellingen nog niet mogelijk - pijn
- maximum 3/10 pijn voor, tijdens & na 24u
- toename = dosering verminderen
- indien pijn bij elke beweging = isometrisch
- regeling geld niet post-operatief = protocollen volgen
- ook voorschriften voor chronische pijn
3 basisfactoren pijndempend & circulatoir
- belastbaarheid weefsel
- hoge irriteerbaarheid = nachtelijke pijn, pijn in rust, wijdverspreide pijn & veel pijn
- fase van weefselherstel = proliferatie fase
- postoperatief = protocollen
–> soms weinig pijn maar nog steeds voorzichtig zijn want structuren blijven heel zwak
- ADL activieiten bevragen - pijn
- zorgt vaak voor antalgische houding
- zal op lange termijn voor nog meer pijn zorgen
- door licht actieve oefeningen deze herstellen - algemene conditie
- bepaald uitgangshoudingen
- uitgangshouding moet zo min mogelijk pijn uitlokken
- sporter kan circulatoir werken in pols tijdens erg belastende oefening voor OL
- lichaamsbesef bepaald complexiteit van uitganshouding & oefening
uitvoeringsmodaliteiten circulatoir & pijndempend
- passief
- pendeloefeningen
- vooral verhoogde circulalatie in gewricht idpv spieren door passief - actief geassisteerd
- beweegbaar oppervlak
- met bal of flow in - actief
- normaal nooit extra weerstand buiten:
- theraband voor meer compressie
- weerstand bij isometrische oefeningen
schematische overzicht pijndempend & circulatoir
- pendel
- doel = pijncontrole & circulatie van gewricht
- 1-5min
- passief - beweegbaar opp
- doel = pijncontrole & circulatie
- 3x20-30
- actief-geassisteerd - dynamisch low load
- doel = pijncontrole & circulatie
- 3x20-30
- actief of -geassisteerd
- grote bewegingen = uit antalgische houding - isometrisch
- doel = pijncontrole
- 3-5 herhalingen tijdens 20-40sec
- actief met lichte weerstand - spierpomp
- doel = circulatie spieren
- 3x 20-30 herhalingen van contractie 1-3sec isometrisch
- actief
infographic mobiliteit bevorderende oefeningen
- check 3 basisfactoren = belastbaarheid, pijn & algemene conditie
- bepaal einddoel activiteit & participatie
- wat wil de patiënt terug kunnen
- hindert beweegelijkheid die activiteiten
- welke richting & hoeveel ROM is van belang voor activiteit - bepaal
- graad = tot, aan of in beperking
- uitvoering = passief, actief geassisteerd of actief
- tijdsduur = kort of lang
algemeen mobiliserende oefentherapie
- doel
- articulaire beweegelijkheid verbeteren
- ≠ stretching = musculaire mobiliteit - modaliteiten
- altijd specifiek
- pijnvrij = anders spierspanning & verkorting
- low load <50% 1RM - duur
- kort = dynamisch = 3x20-30 van 1-3sec
- lang = statisch = 3x10-30 sec aanhouden
- combinatie mogelijk = 3x20 met op einde statisch aanhouden
3 types oefeningen mobiliserend
- passief
- geen actieve beweging
- door pendelen, ander lidmaat, katrol of postuur - actief geassisteerd
- enige voorwaarde = hulp neemt beweging niet helemaal over
- door beweegbaar opp, ander lidmaat, … - actief
- zonder of met lichte weerstand
- weerstand kan ook gebruikt worden om naar eindstand toe te gaan
- voorbij beperking = altijd enige mate van overdruk nodig!
progressie van dosering mobiliserende oefeningen
pijn, beperking, uitvoeringsmodaliteit & duur
- lage dosering
- zonder pijn
- tot voor beperkte eindstand
- passief/actief geassisteerd
- dynamisch - matige dosering
- zonder pijn of max 3/10
- tot net aan beperkte eindstand
- alle 3 modaliteiten = passief & actief
- dynamisch & statisch - hoog dosering
- zelfde modaliteiten matig-
- tot IN beperkte eindstand
infographic motorische controle oefentherapie
- check 3 basisfactoren = belastbaarheid weefsel, pijn & algemene conditie
- bepaal einddoel activiteit/participatie = doel & rol van MC
- bepaal
- gewenste bewegingspatroon = wat aanleren, veranderen of optimaliseren
- toegestane error
- keuze van benadering = cognitieve benadering of dynamische systeem benadering
algemeen motorische controle
- stoornis
- instabiliteit
- DCD development coördination disorder vb: veters, schrijven, …
- CVA gebruik BL in adl, evenwicht & gang - effect
- andere schakels overbelast
- lage efficiëntie in beweging = pijn - therapie
- bepalen van patroon & benadering
- begin = deeldoelstellingen
- later = samengestelde beweging
- oefeningen moeten duidelijk verband hebben met einddoel = afh van patiënt
motorische controle oefeningen
- functie & activiteit gericht
- altijd eerst pijnvrij = anders slechte proprioceptie
- motorische controle = functie gericht
- oefeningen trekken nog niet veel op einddoel
- progressie naar activiteit gericht = return to activity - patiënten
- MMS = MC -> activieit
- neuro = activiteit -> MC
- ook andere vormen van progressie
- wel op zelfde principes aanleren - error
- fout van beweging uitlokken
- niet te groot = te weinig succes in motorisch leren
- niet te klein = geen leerervaring
- error vergroten = specifiek voor doel
cognitieve benadering
- algemeen
- interne focus
- feedback door knowledge of performance
- van bewust spier aanspannen -> automatiseren - selectieve spierrekrutering
- selectief aanspannen van spier
- co-contractie van andere spieren
- begin statisch & evolutie naar dynamisch
- quadriceps & rotatorcuff setting - statische instabiliteit
- aandacht naar behouden van positie
- inbouwen van errors
- knie stabiliteit: gestrekt been = CPP dus meer aandacht naar enkel die in LPP is <=> gebogen been - dynamische instabiliteit
quadricepssetting
- bewust opspannen
- langzit met rol onder knie = visuele input
- bilaterale contractie = verschil met niet-aangedane zijde zien
- instructie = kussen in tafel duwen
- hand proximaal van knie houden = tactiele feedback - bewust opspannen + hiel van grond
- altijd eerst setting vooraleer beweging
- contracties 6-10sec aanhouden - hiel van grond & statisch in DF of PF houden
- hiel van grond & dynamisch DF/PF
- SLR straight leg raise statisch houden
- SLR statisch + statisch in DF of PF houden
- SLR statisch + dynamisch DF/PF
- SLR dynamisch
- verschillende houdingen
rotatorcuff setting
- bewuste opspannen van IS infraspinatus
- lichte exoroatatie
- lichte manuele weerstand = functie van IS leren kennen
- palperen van spierbuik - controle
- houding aanhouden tijdens vermindering van weerstand
- cocontractie van rotatorcuff spieren = IS & exorotatoren
- controle of IS blijft opgespannen - controle zonder weerstand & beweging
- controle in andere uitgangshoudingen
- eerst statisch
- daarna ook kleine bewegingen
dynamische systeembenadering
- algemeen
- externe focus
- feedback door knowledge of result
- moeilijker feedback geven = door oefening aan te passen
- gericht op variatie in beweging
- constraint led approach = kans op error verkleinen door constraint (= begrenzing/beperking) op te leggen in omgeving, taak of individu. - 3 constraints
- vrijheidsgraden beperken
- zelforganisatie = fout uitlokken en lichaam zelf laten zoeken naar beste oplossing
- auditieve of visuele cues
- kunnen ook toegepast worden bij cognitieve benadering
dosering van motorische controle training
- focus of attention
- interne focus is gericht op automatisatie = meer herhalingen
- externe focus is gericht op variatie = minder herhalingen
- laag volume tijdens aanleer fase: kwaliteit > kwantiteit - feedback
- graded feedback
- meer in begin als op einde - dosering van error
- lage dosering = kleine foutjes
- hoge dosering = grotere fouten
progressie & regressie van error
- algemeen
- altijd werken naar meest specifieke situatie
- OKK/GKK & dynamisch/statisch moet heel vroeg verwerkt zitten - progressie
sensorische input verkleinden
- dubbeltaak = cognitief of motorisch
- visuele input wegnemen
oefening moeilijker maken
- vermoeidheid
- snelheid
- complexer
- hogere load = mag geen krachttraining worden
instabiliteit
- ondergrond
- externe verstoring vergroten
infographic krachttraining
- check 3 basisfactoren = belastbaarheid, pijn & algemende conditie
- bepaal einddoel
- bepaal
- welke spieren
- type kracht
- type spiercontractie
- type spier - resultaat spierkracht test
- W2&3 = actief geassisteerd waar spier het zwaktst is
- W4 = matige weerstand
- W5 = hoge weerstand waar spier het sterkst is - test voor dosering spierkracht
dosering voor verschillende types kracht
- algemeen
- alles 3 sets buiten kracht = 5
- compoment vs oefeneffect:
- POWER = explosieve kracht & snelkracht
- UITHOUDING = krachtuithouding
- ABSOLUTE KRACHT = rest - basiskracht
- intensiteit = 60-75 %1RM
- reps = 12 - hypertrofie
- intensiteit = 60-80 %1RM
- reps = 10 - maximale kracht
- intensiteit = 80-100% %1RM
- reps = 6 - explosieve kracht
- intensiteit = 50-80%1RM
–> hoge snelheid, maximale weerstand
- reps = 10 - snelkracht
- intensiteit = 20-50 %1RM
–> hoge snelheid, lage weerstand
- reps = 12 - krachtuithouding
- intensiteit = 20-60 %1RM
- reps = 20-30
verschil lokale & globale spieren
positie O & I, invalshoek, functie, optimale kracht & verloop van kracht
- lokaal
- O. dichter bij gewricht & I. ver
- invals hoek is kleiner = hogere compressie component
- stabiliserende functie door approximatie
- optimale kracht in verlengde positie
- dalend spierkracht verloop - globaal
- O. verder van gewricht & I. dicht
- grote invalshoek (maximaal bij 90°)
- mobiliserende functie
- optimale kracht in bepaalde hoek
- stijgend tot optimale hoek & dan dalend
spierkrachtcurves schouder
- anteflexie = deltoideus & biceps
- verloop = dalend
- maximaal = end range retroflexie - retroflexie = lat dorsi, teres major & deltoideus
- verloop = stijgend naar 90° & dalend
- maximaal = 90° - abductie = deltoideus & supraspinatius
- verloop = dalend
- maximaal = neutraalstand - adductie = pectoralis major
- verloop = stijgend tot 90° & dalend
- maximaal = 90° - endorotatie = subscapularis, lat dorsi & teres major
- verloop = dalend
- maximaal = end range exorotatie - exorotatie = infraspinatus & teres minor
- verloop = dalend
- maximaal = end range endorotatie
spierkrachtcurves elleboog & pols
- flexie = biceps
- verloop = stijgend tot 90° & dalend
- maximaal = 90° - extensie = triceps
- verloop = stijgend tot 90° & dalend
- maximaal = 90° - supinatie = supinator
- verloop = dalend
- maximaal = endrange pronatie - pronatie = pronator teres & quadratus
- verloop = dalend
- maximaal = endrange supinatie - polsflexoren
- verloop = stijgend tot neutraal stand & dalend
- maximaal = neutraal stand - polsextensoren
- verloop = stijgend tot neutraal stand & dalend
- maximaal = neutraal stand
spierkrachtcurves heup
- flexie = iliopsoas
- verloop = stijgend tot 90° & dalend
- maximaal = 90° - extensie = gluteus maximus & hamstrings
- verloop = dalend
- maximaal = endrange heupflexie - abductie = gluteus medius, minimus & TFL
- verloop = dalend
- maximaal = endrange heupadductie - adductie = adducoren
- verloop = dalend
- maximaal = endrange heupabductie - endorotatie = gluteus medius & TFL
- verloop = dalend
- maximaal = endrange heupexorotatie - exorotatie = obturator, gemelli & piriformis
- verloop = dalend
- maximaal = endrange heupendorotatie
spierkrachtcurves knie & enkel
- extensie = quadriceps
- verloop = stijgend tot 60° & dalend
- maximaal = 60° - flexie = hamstrings
- verloop = stijgend tot 30° & dalend
- maximaal = 30° - plantair flexie = tib post, peronei & triceps surae (+flex hall/dig longus)
- verloop = stijgend tot neutrale & dalend
- maximaal = neutraal stand - dorsiflexie = tib ant, ext hall & dig longus
- verloop = stijgend tot neutrale & dalend
- maximaal = neutraalstand - supinatie = tib ant/po & triceps surae
- verloop = dalend
- maximaal = endrange pronatie - pronatie = peronei
- verloop = dalend
- maximaal = endrange supinatie
andere types contractie
= niet kunnen matchen met spierkracht curves
- isometrisch
- spier versterken in specifieke hoek = specificiteit
- ook combineren met thuis kunnen uitvoeren
- duur van contractie ≈ intensiteit
- geen training van snelkracht & explosieve kracht - excentrisch = moeilijk inbouwen
- belasting moet hoger zijn als maximaal concentrisch
- concentrisch van andere spiergroep = ander lidmaat of sterkere uitgangshouding
- lastarm verkleinen
- theraband verkleinen - plyometrisch = snel afwisselen tussen concentrisch & excentrisch
- single-joint & multi-joint
- gelijkaardige effecten krachttoename
- singlejoint bij = herstel musculaire disbalans (MC) & analystisch
- multijoint: tijdsefficiënt, minder materiaal nodig, specificiteit hoger ifv stoornis in activiteit
spierkracht waarde onder 3
- algemeen
- vooral neurogeen, langdurige immobilisatie & spierziektes
- geen oefeningen tegen weerstand kunnen doen
- wel nog goede ROM, volume & intensiteit willen bereiken = assistentie - assistentie geven
- op meest zwakke punt
- vaak niet gekend
- zorgen dat assistentie niet samen valt met sterkste punt
- praktisch niet haalbaar op voet & hand - hulpmiddelen
- trekapparaat
- ander lidmaat
- uitgangshouding
- suspensietraining materiaal = katrollen
bepalen van start gewicht
- bepaal
- type kracht = intensiteit & aantal herhalingen
- nooit pijn toegestaan = inhibitie - test
- test gewicht kiezen
- testreeks tot momentary muscle failure
- tel aantal herhalingen - bereken
- 80% 1RM = 8-10x
- 60% 1RM = 25x
- 50% 1RM = 40-50x
- <50% 1RM = 50+x - voer oefeningen uit
- initieel analytisch kracht verhogen
- later funcitonele trainingen = principe van speciticiteit
contra-indicaties krachttraining
- relatief
- schade
- inflammatie
- pijn => belastbaarheid kennen - absoluut
- postop
- ruptuur
- pijnvrij trainen
- CV impact
- respiratoir lijden
noden analyse functioneel trainen
- anamnese
- welke activiteiten zijn belangerijk
- wat is de hinder van deze activiteiten
- hulpvraag van patiënt in activiteiten - analyse van gestoorde activiteiten
- bewegingen & gewrichten
- eigenschappen voor goede activiteit
- materiaal = zoveel mogelijk gelijkaardig materiaal gebruiken
- context in dagelijks leven - focus van oefening
- mobiliteit
- motorische controle
- spierkracht
- combinatie
focus oefenvormen functioneel
- mobiliteit
- analytisch = 1 bewegingsrichting
- funcitoneel mobiliserend = specifieke beweginspatroon van sport of ADL-activiteit - motorische controle = zo dicht mogelijk tegen einddoel
- kracht
- welke spier voornamelijk & welke andere spieren worden meegetraind
- hoe werkt deze spier tijdens activiteit = type contractie, type spier, type karcht, snelheid & ROM
- beste methode van weerstand = meest gerelateerd
- lichaamshouding
- voldoende variatie inbouwen