Oefentherapie Flashcards

1
Q

Verloop weerstandscurve w bepaald door

A
  1. grootte W
  2. moment W = momentarm, Fr, FF
  3. snelheid beweging
  • absolute grootte W bepaald door type trainingsmateriaal
  • 1kg blijft zelfde bij halter, manchet, TA
  • 1kg verandert bij elstisch materiaal => exponentiele stijging W
  • isokinetisch toestel: W aangepast aan kracht (meer F = meer W)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

moment v W

A
  • effect v W niet alleen afhankelijk v absolute grootte
  • ook afh v moment dat uitoefent op gewricht
  • moment bepaald door d (momentarm = loodrechte afstand as v rotatie tot werklijn W)
  • bij gebruik van variabele W is moment ook bepaald door type materiaal
  • moment W = W * d
  • maximaal bij hoek tss segment en werklijn = 90° , 0 bij 0°/180° (bij segmentair gewicht = halter, manchet)
  • bij TA / touw / TB: moment max bij 90° tss touw en segment => d maximaal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ontbinding F van de W

A
  • d maximaal: Fr grootst
  • d = 0: FFc maximaal, Fr = 0
  • Fr = loodrecht op segment (max bij a=90°, 0 bij a=0°/180°), component v W die overwonnen moet worden om beweging te initiëren
  • Ff = component volgens richting v bewegend segment (max bij a=0°/180°), approximatie/compressie (als component naar egwricht is gericht) of tractie (weggericht)
  • tractie of compressie kunnen afhankelijk zijn van gebruikte trainingsmateriaal bij zelfde soort oefening.
  • tractie: bij hoge pijnintensiteit, zwelling, activiteitsgericht soms (bv dragen tas)
  • compressie: bij initiële fase instabiliteit, KB revalidatie, activiteitsgericht (bv gangrevalidatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Invloed snelheid op weerstandscurve

A
  • verwaarloosbaar bij trage bewegingen (bv ademhaling)
  • snelle beweging: inertie/traagheid => beïnloedt W bij start en einde
  • start: traagheid geeft extra W
  • einde: traagheid geeft lichter gevoel
  • bv. werpen, schoppen
  • tijdig afremmen = extra inspanning (bij krachtige worp)
  • ZIE ILLUSTRATIE P146
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Spierkrachtcurve

A
  • bepaald door:
    1. lengte spier (spanningsdiagram)
    2. invalshoek spier
    3. antagonisten
    4. snelheid beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lengte-spanningsdiagram spier

A
  • capaciteit om F te ontwikkelen is afh v lengte waarop spier moet werken
  • # sarcomeren in serie bepaalt tot afstand v verkorting/verlengen en lengte v hoogste F ontwikkeling
  • meeste F in iets uitgerokken toestand, neemt af bij verkorten => positie met hoogste F = rustlengte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Invalshoek

A
  • anatomich bepaalt, varieert ifv beweging
  • analoog aan momentrm/lastarm heeft spier: machtsarm = m (bepaalt door invalshoek)
  • hoe kleiner hoek van insertie, hoe groter Fc
  • 90° => grootste m
  • groter dan 90° => Ftractie

Hierdoor geen algemene spierkrachtcurve tekenen.
- Lokale spieren: scherpe invalshoek want liggen dicht tegen gewricht aan => stabiliserend
- Globale spieren: andersom
- stabiliserende spieren: F vooral bepaald door lengte v spier
- globale spieren: F vooral bepaald door invalshoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Antagonisten

A
  • spier werkt nooit in isolatie
  • anatgonisten licht mee actief => co-contractie ter stabilisatie
  • zo snel van richting veranderen en stabiel bewegen
  • meer uitgesproken tijdens grote, snellere, preciese bewegingen
  • afremmen = 10-20%1RM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kracht-snelheidsdiagram = force-velocity curve

A
  • spier matcht absolute kracht met opgelegde belasting
  • deze actieve kracht past snelheid v contractiele systeem aan
  • externe belasting klein => actieve kracht klein
  • hoog => actieve kracht hoog door snelheid te vertragen
  • door vertragen: meer tijd om spanning te ontwikkelen tijdens concentrische contractie
  • excentrisch: verhogen snelheid = toename kracht
  • Dus: snelle concentrische contr = lage F
  • Dus: snelle exc contr = hoge F
  • Dus: spier conc aan hoge snelheid kan minder W verplaatsen dan trage
  • Dus: spier snel exc kan meer W verplaatsen dan trage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Trainingsmateriaal 1

A

Los trainingsmateriaal
1. halters
1. manchet: kan je verzwaren door meer zakjes te gebruiken
1. TB:
- individuele kracht-elongatiecurve => geeft weer hoe snel W stijgt, zware zal bv snel toenemen in W tov lichte
- hieruit voorspellen welke F zal ervaren worden op specifieke lengte
- bv. blauw: 0.5m => +200% = 1,5m 5kg, + 300% = 2m 7kg…
- bij dubbel gebruik: dubbele kracht
- absolute W blijft stijgen, ook wnr d terug daalt en dus moment daalt => stijgend dalende weerstandscurve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Trainingsmateriaal 2

A

Trekapparaten
- vertikaal, horizontaal, explosief (snelkracht) TA
- in station
- of gecombineerd
- TA met pneumatische W en veel vrijheidsgraden => keiser
- iso-inertiële vliegwieltraining desmotec => geeft zelfde W terug als heen => concentrisch en excentrisch

Krachttrainingstoestellen:
- isokinetische dynamometer: op voorhand in te stellen constante snelheid
- krachttrainingstoestellen: leg extension, leg press, pussy machine…

Apparaten voor suspensietraining:
- kooi van rocher: bij P met spierkrachtwaarde 2-3 => Fz gedeeltelijk uitschakelen door LM in suspensie te brengen
- TRX-aerosling
- redcord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dosering

A

belastbaarheid:
- afh v genetice en biologie
- voor alle weefsels
- belasting < belastbaarheid => functie normaal
- overschreden = inflammatie-, overbelastingsreactie of falen
- belasting-belastbaarheidsmodel, belangrijk bij primaire, secundaire, tertiaire… blessurepreventie

1e behandeling van onevenwicht belasting-belastbaarheid:
- symptomatisch + vermindering belasting => geen lange termijn oplossing

Lange termijn!:
- verhoging belastbaarheid
- wet van wolff => bindweefsel heeft het vermogen zich aan te passen aan opgelegde functie en eisen
- BW aanpassingen bij immobilisatie en training (atrofie, behoud, hypertrofie, letsel, dood…
- niet bij passiever therapieën => oefentherapie! => verbetering belastbaarheid & functie
- verhogen van belastbaarheid op verschillende manieren definiëren, afh v weefsel
- pezen & ligamenten: verhogen trekkracht
- gewrichten: grotere belasting ondergaan/meer stress weerstaan
- ADL belasting overschreid belastbaarheid bij patiënten
=> belasting ADL verlagen (bv. relatieve rust, taping, …)
=> beperking later afbouwen & functieherstel & hogere belastbaarheid via oefentherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lange termijn doelstellingen

A
  • belastbaarheid verhogen => grotere belasting opvangen
  • niet overdoseren (belastbaarheid overschreden), en onderdoseren (geen juiste adaptatie) => balans!

3 principes als basis voor voor dosering:
1. belastbaarheid weefsel, pathologie, fase van weefselherstel, postop beschermen
2. pijn
3. algemene conditie

=> Bij deze 3 stilstaan bij aanleren van elke nieuwe oefening obv beoogde doel. Daarna speceficiëren (dosage, modaliteiten…)

1RM
- rep maximum dat 1 x overwonnen kan worden in een beweging.
- Afleidingen: zie tabel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Belastbaarheid weefsel

A
  • moeilijk in te schatten => laag gedoseerd ebginnen en kijken naar respons
  • dan pas opbouwen naar ivereenkomst belasting x belastbaarheid

Actualiteit klacht:
- hoge irriteerbaarheid: pijn ‘s nachts, in rust, wijd verspreid, hoge intsensiteit VAS => LAAG doseren
- lage irriteerbaarheid: lokale pijn, lage I VAS, geen pijn ‘s nachts, in rust => hoger doseren
- 1e fase weefselherstel = inflammatie => laag, lage belastbaarheid
- activiteitenniveau ADL bevragen & provocatie =>inschatting reactie van letsel op belasting
- operatie: afh van chriurgie => postoperatieve protocols raadplegen bij arts. Pijn is geen indicatie, indien geen pijn, toch opletten want postop beschermen!

=> Allemaal uit anamnese halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pijn monitoren en bepalen of dit toegestaan is tijdens oefentherapie

A

basisregel: pijn max 3/10 tijdens oefening (lage intensiteit)
- geen hoge pijn => doseren met lager gewicht, minder reps/sets…
- evolutie pijn tijdens en na oefening evalueren
- afname tijdens oef is goed
- toename met meer reps => oef aanpassen & dosering verlagen
- na oef pijn ook evalueren => max 3/10 (licht) en na max 24u verdwenen!
- indien langer dan 24u / hoger dan 3/10 => oefendosering aanpassen
- GELDT NIET POSTOP! => voorschrift heeft voorrang op pijn
- chronische pijn: specifieke voorschriften mbt pijncontrole bij oefentherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Algemene conditie patiënt

A
  • motorische vaardigheden
  • aerobe conditie
  • spierkracht

=> oudje niet zelfde oef als Manu het beest geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

kinetische keten

A
  1. definitie
    - aaneenschakeling van
    - scharnieren = gewrichten
    - segmenten = beenderen
    - geheel van individuele gewrichten
    - bv. scharnier knie, segment tibia + fibula, scharnier enkel
  2. functie
    - geisoleerde bewegingen komen bijna nooit voor
    - funcitonele ADL bewegingen = allemaal in ketens
    - pathologie in 1 scharnier van schakel gaat doorgeven naar andere = afhankelijk-compensatoir
    => andere schakel kan het eerst begeven
    => omdat overige schakels beperking opvangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

eigenschappen/voorwaarden van kinetische keten

A

1 proximale stabiliteit voor distale mobiliteit
- rompstabiliteit
- proximaal = alles weg van bepaald gewricht vb: heup proximaal van elleboog bij werpen

2 stabiel steunvlak

3 energie transfer
- grondreactie krachten worden doorgeven naar distaal
- tijdens doorgave = versterking door lokale spieractivatie
- summatie doorheen gehele keten = zweepslag effect (kracht, precisie snelheid)
–> bijdragend deel wordt progressief minder

altijd nood aan 6vrijheidsgraden: 3 translaties & 3 rotaties
bv. arm: 3 schouder + 1 elleboog + 1 onderarm + 1 pols =7 (1 reserve) => liefst distaal amputeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

open & gesloten kinetische keten

A
  1. gesloten
    - proximale en eindsegment kan niet bewegen, gesteund op bewegend of niet bewegend opp
    - meerdere gewrichten worden tegelijk bewogen = segment-overschrijdende spieractivatie
    - schakels & segmenten kunnen niet onafhankelijk van elkaar bewegen
    - houden elkaar immobiel => economisch E verbruik, nooit in menselijk lichaam
    - totale ROM is kleiner als sommen van gewrichten appart
    - steeds axiale belasting = approximaite = gewrichtsvlakken naar elkaar toe
    - functionele belasting van OL
  2. open
    - eindsegment kan vrij bewegen
    - 1 segment kan tegelijk bewegen en geïsoleerde spieractiviteit is mogelijk, bv. werpen met enkel beweging in schouder, wel inefficiënt
    - schakels & segmenten kunnen onafhankelijk van elkaar bewegen
    - totale ROM = sommen van gewrichten appart
    - eerder trek & afschuif krachten in gewricht
    - functionele belasting van BL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

approximatie

A
  1. gesloten keten
    - altijd enige vorm van steunname
    - zorgt voor compressie van gewricht
    - voordeel = meer stabiliteit in gewricht, veiligheidsgevoel
    - nadeel = mogelijks pijn bij te grote steunname & weinig variatie
    –> meer variatie door gesloten keten met beweegbaar opp.
  2. open keten
    - geen approximatie
    - enkele trek- & afschuifkrachts = rol-glij
  3. Therapie
    - vaak starten in gesloten keten, afh v omstandigheden
  4. GKK met beweegbaar opp
    - combinatie v voorgaande eigenschappen
    - approximatie
    - schakels en segmenten afhankelijk v elkaar tijdens beweging
    - eindsegment bewegen => functioneler voor OL en BL
    - grotere beweegbaarheid dan GKK, kleiner dan OKK
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

kinetische ketens sport

A
  1. duidelijk onderscheid
    - gewichtheffen = OL gesloten
    - handbal = BL open
  2. verschillende
    - lopen = open zwaaifase & gesloten steunfase
    - springen
    - zwemmen = bewegen door water = OKK, afstoot op water = GKK
    - gymnastiek = handensteun = GKK, armbeweging = OKK
  3. vereenvoudiging
    - meeste sporten die gemengd zijn worden toch gesloten genoemd
    - door veel hogere belasting tijdens gesloten keten (bv. lopen, springen…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

co-contractie in kinetische ketens

A
  1. verschillen
    - gesloten keten = meer co-contractie van stabiliserende spieren
    - snellere bewegingen = meer co-contractie
    –> bij gesloten keten van stabiliserende spieren
    –> bij open keten van antagonisten voor afremming = deceleratoren
  2. studie hamstrings knie bij squat
    - hogere hamstringsactiviteit dan in open keten
    - knie stabiliteit bewaren
    - vooral bij 30° flexie = LPP met minste stabiliteit van kapsel
    - hulp voor ACL = afglijden van femurcondylen naar anterior
  3. studie schouder bij push-up
    - co-contractie van rotator cuff zpieren
    - als op 1 hand staan = meer activatie van m. infraspinatus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

krachtontwikkeling in kinetische ketens

A
  1. moment ontwikkeling
    - studie van knie: open keten leg-extension vs gesloten keten leg press
    - leg-extension = 90° -> maximale extensie stijgend moment
    - leg-press = 90° -> maximale dalend stijgend moment
    - leg-press is functioneler
    - leg-extension is beter voor geïsoleerde krachttraining
  2. spieractiviteit
    - elevatie van arm
    - gesloten keten vs openketen
    –> gesloten keten minder activatie van m. supraspinatus, maar co-contractie komt ten goede
    - gesloten keten oefening kan gebruikt worden in protectieve fase
  3. proprioceptie
    - gesloten keten stimuleert intra- & peri-articulaire mechoreceptoren & proprioreceptoren
    - gesloten keten oefeningen beter voor proprioceptie oefeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

neuromusculaire coördinatie in functionele revalidatie

A
  1. specificiteit van training
    - krachtwinst van een oefenprogramma = specifiek uitgevoerde bewegingen
    - gedaalde transfer naar andere maar verwante oefeningen
  2. mechanisme = neuromusculaire coördinatie
    - vermogen van zenuwstelsel om:
    • correcte & gecoördineerde manier
    • verschillende spieren laten samenwerken
      => optimalisatie van intra- & intermusculaire coördinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

intra- & intermusculaire coördinatie

A
  1. intramusculaire coördinatie studie
    - eerste keer taak bij ongetrainde personen
    - onmogelijk van alle spiervezels te recruteren
    - na trainings periode = maximaal gebruik alle spiervezels agonisten
    - krachtwinst zonder toename van spiermassa
  2. intermusculaire coördinatie
    - verbeterende coördinatie tussen alle synergisten (bv. flexie: brachialis, brachioradialis, biceps brachii) & antagonisten
    - krachtverdeling tussen synergisten bij verschillende bewegingen anders
  3. functie van antagonsiten
    - stabiliteit
    - precisie van beweging
    - afremmen van snelle & krachtige bewegingen = beschermen van kapsel & lig.
    - ondersteunen functie van agonist
  4. intra- en intermusculaire coordinatie is trainingsspecifiek
    - oefening moet zo dicht mogelijk bij gekozen doelstelling aanleunen
    - oefentherapie moet doelgericht zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

kinetische ketens & intermusculaire coördinatie

A
  1. steunname
    - steunname = pijn
    - vroeger: in protectieve fase steunname vermijden
    => gebruik van analystische geïsoleerde bewegingen = open keten
    - nu: laag-gedoseerde oefeningen met steunname = gesloten keten
    => functioneler + voordelen van GKK gebruiken reeds in protectieve fase
  2. pijn & zwelling tijdens training
    - inhibitie van agonisten
    - elk gewricht heeft inhibitorische reflexboog naar omliggende spieren
    - zorgt oa. voor submaximale contractie bij vrijwillig maximale contractie
    –> protectionistisch
  3. reflexboog in revalidatie
    - geen zinvolle krachttraining tijdens pijn & zwelling
    - na periode van immobilisatie = atrofie & daling neuromusculaire coördinatie
    - TRASP = verbeteren mobiliteit & IM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

oefenvormen van kinetische ketens

A
  1. openketen
    - tegen zwaartekracht
    - halters
    - gewichtmachetten
    - elastieken
    - trekapparaten
    - isometrisch tegen weerstand van therapeut
  2. gesloten keten
    - OL = squatten, trappen & uitvalpassen
    - BL = handen-knieënstand, push-up houding of tegen tafel/muur
    => vaak wordt verschil gemaakt van high-load & low-load
  3. GKK met beweegbaar opp
    - sliding boards
    - ballen
    - glijdende opp
  4. globale kentische oefeningen = beweginspatronen van volledige lichaam, niet alleen in segment/te behandelen gewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

keuze van kinetische keten

A
  1. algemeen
    - GKK = approximatie, co-contractie & proprioceptie gestimuleerd
    - OKK = beweging over grotere ROM
    - gesloten keten is toffer door meer variatie dan analystische oefeningen = hogere therapie trouw
  2. functionele stabiliteit van OL
    - vooral in gesloten keten
    - functionele belasting OL = gesloten
    - + voordelen GKK
  3. functionele stabiliteit BL
    - combinatie
    - beginfase = gesloten voor hogere stabiliteit
    - functionele belasting BL = open
    - minstens 1 variant van reiken, duwen & trekken om zo neuromusculaire coördinatie ADL te stimuleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

gesloten keten met beweegbaar opp. oefeningen

A
  1. voordelen
    - neuro-musculaire coördinatie al trainen in vroeg protectieve fase
    - combinatie voordelen gesloten & open keten
    - makkelijke dosering & aanpassing van mogelijkheden patiënt
    - contra-indicaties
  2. toepassen
    - weinig materiaal
    - handdoek, bal, elastieken
    - efficiënt thuisprogramma
    - geen zware gewichten nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

compressie & translatie oefeningen

A

= andere denkpiste

  1. gesloten vs open
    - meestal zijn gestolen oefeningen met compressie
    - meestal zijn open oefeningen met trek & schuif krachten
  2. uitzonderingen
    - arm elevatie tot 90° in ruglig is openketen maar zorgt voor approximatie
    - isometrische oefening met manuele weerstand
    –> isometrisch dus gesloten keten maar biomechanica ≈ open
  3. keuze van oefeningen
    - vooral rekening houden met biomechanica op gewricht
    –> compressie of translatie
  4. Functionele KK oefeningen:
    - populair in sport
    - sportspecifieke keten trainen
    - ook implementeren bij alle P
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

contra-indicaties van gesloten-keten oefeningen

A
  1. contra-indicaties
    - letsels waarbij geen axiale belasting mag opgelegd worden
    - extreme atrofie
    - gewijzigde neuromusculaire coördinatie
  2. vb: extreme quadriceps atrofie
    - neuromusculaire coordinatie veranderd
    - andere synergisten compenseren quadriceps
    - dan in gesloten keten = compensatie blijft + geen krachttoename van bedoelde spier
    - eerst controle aanleren in open keten (bv. bewuste controle rotator-cuff aanleren voor implementatie in functionele GKK oefeningen)
    => zelfde met patienten zonder vrijwillige controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

aanleren van oefening

A
  1. educatie
    - hypothese van klachten
    - doel van revalidatie
    - hoe dat oefentherapie dit zal bekomen
    - motivatie & positive outcome expectation
  2. instructies
    - niet teveel in 1 keer
    - starten met basis = uitgangshouding & beweging
    - later pas correctie tot gewenste resultaat bekomen is
  3. feedback
    - teveel = verwarring, frustatie & demotivatie
    - ook positieve feedback geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

focus tijdens oefeningen

A
  1. interne focus
    - aandacht op eigen lichaam
    - vb: hou schouder in deze positie & beweeg hand omhoog
  2. externe focus
    - aandacht buiten het lichaam
    - vb: tik dit punt op de muur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Mechanotransductie

A

= proces waarbij cellen een fysiologische mechanische stimulus omzetten in biochemische respons.
- Promoot structurele verandering (bv. adaptatie bot bij geschikte belasting) => oefentherapie essentieel
- 3 stappen:
1. Mechanokoppeling: verstoren van cellen in weefsel door fysische belasting (bv achillespees: stappen = trekkrachten). Deformatie cel is trigger voor variatie van responsen. respons afh van type, duur en grootte belasting.
1. cel-cel communicatie: tss cellen onderling. Gedeformeerde cel stuurt signaal op afstand. Laatste ondervindt onrechtstreeks invloed v belasting.
1. Effector respons: respons = proteïnesynthese, remodellering matrix. Hierdoor weefselherstel/remodellering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wondheling algemeen

A
  • Letsel: belastbaarheid gedaald (zowel acuut als chronisch)
    => integriteit verstoord = verminderde functie
  • Bindweefsel gescheurd & gedesorganiseerd, trekrichting collageen verloren…
  • 3 fasen
    1. inflammatiefase
    2. proliferatiefase
    3. maturatiefase
  • manifesteren aan verschillende snelheden, niet zwart-wit, eerder continuüm.
  • Goed doorbloed = sneller herstel
  • Revalidatie in 2 stappen
    1. symptomen bestreden, normwaarden kracht, ROM, lenigheid hersteld
    2. belastbaarheid opgedreven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Inflammatiefase

A
  • Disruptie collagene structuren
  • inflammatoire reactie om afvalstoffen en bouwstoffen te vervoeren voor aanmaak nieuw collageen.
  • Kenmerken: dolor (pijn), calor (warmte), tumor (zwelling), rubor (rood), functio laesa (functieverlies).
  • 5-7 dagen, cruciaal proces ondanks negatieve connotatie. Zonder inflam. geen proliferatie & maturatie.
  • Nadelig indien langer dan nodig.
  • doel oefentherapie: infflam. toelaten + zo kort mogelijk.

Therapie:
- circulatie stimuleren & letsel zo weinig mogelijk belasten.
- nood aan oefeningen voor lokale microcirculatie, anderzijds ook belasting vermijden (aspecifieke oef)
- indicatie nood aan circulatiebevordering: afhankelijk van actualiteit
- hoge irriteerbaarheid: niet, meestal tegen einde inflam. fase/overgang proliferatie: voorzichtige circulatie
- matige/lage: wel bij begin, want geen duidelijke inflammatiekenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

implicaties & oefentherapie in inflammatiefase

A
  • zoek goede balans, geen overload/underload (anders adhesie etc.)
  • doelen en middelen:
    1. vermijden daling mobiliteit: laag gedoseerde oef mobiliteit
    2. vermijden atrofie: selectieve laag gedoseerde oef en MC
    3. afvoer afvalstoffen, aanvoer bouw: circulatie oefeningen
    4. bescherming letsel: aspecifieke oef evt.
    5. pijncontrole
38
Q

Proliferatiefase

A
  • BW herstelt: aanmaak collageen (tIII, inferieure kwal.), verdraagt weinig belasting + gedesoriënteerd
  • Tot 25e dag
  • doel oefentherapie: natuurlijke evolutie BW optimaal begeleiden.
  • adhv specifieke oef circulatie en collageenproliferatie stimuleren. belasting is noodzakelijk voor functioneel herstel.
  • strikt gedoseerde belasting ter bescherming, rekening houden met belastbaarheid en oefentherapie hieraan aanpassen!
  • implicaties oefentherapie: focus op:
  • normale eigenschappen weefsel,
  • optimale belasting,
  • preventie complicaties,
  • herstel v functie
  • functiegericht trainen

Doelen en middelen:
- cicrulatie stim. adhv specifieke oefeningen!
- herstel beweeglijkheid: laag-matig gedoseerde oef mobiliteit & stretch
- graduele belasting weefsel
- herstel kracht: basiskracht trainen

39
Q

maturatiefase

A
  • Belastbaarheid stijgt
  • kwalitatieve verandering (vorige waren kwantitatief)
  • collageenvezels sterker (3=>1) + oriëntatie in functionele richting
  • oefeningen functioneler + hogere belasting (contractie, rek, compressie)
  • intensiteit stijgt, dus zo neemt belastbaarheid toe.
  • geen eindpunt, bij sporters gaat het over in training om prestaties te bevorderen. Niet sporters: weefselbelastbaarheid doen toenemen zodat ze job, ADL, etc. weer kunnen.
  • implicatoes: return to activity
  • doelen en middelen
    1. herstel belastbaarheid => pre-injury door activiteitsgericht te trainen.
    2. functionele krachttraining
    3. funct. oef om mobiliteit te bevorderen
    4. functionele motor control training
    5. preventie re-injury
40
Q

Oefengerelateerde aanpassingen thv het bindweefsel

A
  • pees
  • spier
  • kraakbeen
  • bot
  • ligament
41
Q

effect op pees: tendinopathie

A
  • dynamisch weefsel, responsief voor belasting & oefentherapie, traag, haat verandering
  • fibroblasten verhogen productie groeifactoren v collageensynthese, stijfheid en CSA nemen toe.
  • kan overbelast worden => te hoge I of t
  • type oefentherapie => ontstaanswijze en actualiteit kennen
  • reactief (hoge actualiteit) vs degeneratief (lage actualiteit)
  • overbelast vs onderbelast (even schadelijk)
  • graduele opbouw beste:
  • isometrisch => concentrisch => excentrisch => plyometrisch
  • afhankelijk v actualiteit en belastbaarheid hier ergens starten. hoog: low load isometrisch, laag: hogere belasting.
  • in kleine stappen opbouwen => pees adapteert, moet tijd krijgen
  • veronderstelling: ziek peesweefsel herstelt niet, gezond weefsel errond verhoogt capaciteit (tgv training)
42
Q

effect op pees na operatieve hechting

A
  • eerste fase postop: hechting beschermen
    => geen oef met contractie, geen rek. VOORSCHRIFT volgen.
  • afhankelijk van grootte scheur, soort hechting, kwaliteit weefsel, door arts in te schatten.
  • na beschermende fase graduele belasting=
  • I contractie opdrijven adhv hogere belasting
  • meer rek (stretching)
  • nooit plotse progressie
  • einddoel activiteiten/participatieniveau bepaalt hoe doorgedreven er wordt geoefend in laatste fase.
43
Q

Effect op spier + na scheur

A
  • responsief voor belasting, adaptatie afh van dosering
  • CSA & V myofibrillen stijgt, vezels splitsen, evt toeneame #vezels
  • grotere opslag E: CP, ATP, glycogeen levels nemen toe
  • toegenomen neurale activatie door toename # MU en snelheid aanuren MU.
  • spierscheur:
  • eerst kort relatieve rust => littekenweefsel stabiliseren, dan gecontroleerde belasting
  • voordeel vroege start = betere alignatie weefsel bij regeneratie => sneller en completer
  • atrofie beperken door gecontroleerde belasting
  • eindstadium: high load krachttraining met sterke excentrische component
  • zo veel mogelijk spec. bewegingen functioneel (ADL,sport)
44
Q

Effect op spier andere patho

A
  • chronisch overbelast:
  • belasting > belastbaarheid chronisch: vaak bij arbeiders of statische houdingen op werk
  • ergonomisch advies + motor control training + krachttraining
  • atrofie/disuse:
  • kan ook door pijn die spier inhibeert
  • afname kracht
  • oefentherapie om atrofie te beperken
  • perifere zenuwletsels:
  • neurologische aandoeningen
  • afh v zenuwweefselherstel, aard aandoening, prognose is oefentherapie wel of niet belangrijk
  • krachttraining + motorische controle training om specifieke taken v ADL/leven/beroep/hobby terug te leren
45
Q

effect op kraakbeen

A
  • gering
  • collagene vezels KB re-synthetiseren slecht door geen zenuwen of bloedvoorziening
  • matrix wel beïnvloedbaar, deze cellen doen aerobe synthese v macromoleculen
  • synoviale vloeistof kan ook terug homeostasis bereiken door cellen in synoviale membraan
  • beschadiging bekijken ifv diepte v letsel
46
Q

1 geen echte beschadiging, algemene verminderde belastbaarheid

A
  • oorzaak
    1. constante compressieF op 1 plaats: chondrocyten sterven af
    2. onvoldoende beweging synoviale vloeistof:
  • daling proteoglycanenproductie (meer H2O in matrix)
  • slechte afvoer lactaat, negatieve invloed op afstotende F matrix => belastbaarheid niet beschadigde matrix daalt
  • compressie/relax is stimulus voor proteoglycaansynthese (= kwaliteit extracel. matrix.) & turnover synoviale vloeistof (=kwaliteit synoviale vloeistof daalt)
    3. afwezigheid alternerende compressieF:
  • kwal en # osteoblasten & matrixcomponenten daalt. (- proteoglycanen = - waterbindende capaciteit)
  • hierdoor collageen weker + meer indrukbaar
  • zo makkelijkere evolutie naar kleine beschadigingen KB
47
Q

2 opp. letsels: geen beschadiging subchondraal => geen wondheling

A
  • laesies opgevuld met matrix/vezelig BW. Sterkte inferieur aan volw. KB
48
Q

3 KB beschadiging tot op subchondraal bot

A
  • wel wondgenezing (doorbloed)
  • vorming nieuw BW (inferieure kwal.)
  • oefentherapie en progressieve belasting belangrijk voor lange termijn
49
Q

4 progressief KB verlies

A
  • artrose
  • vaak knie hand heup gewrichten
  • meest voorkomende oorzaak chronische gewrichtspijn & - fysiek functioneren volwassenen
  • verlies KB en osteofytenvorming
  • zwelling, - kwaliteit lig. , meniscusschade, spierzwakte, - proprioceptie, - neuromusculaire coördinatie, - dynamische gewr. stabiliteit
  • zijn erkende risicofactoren voor versnelde degeneratie
  • oefentherapie belangrijk voor optimale gewrichtsomstandigheden & symptomenreductie, want geen effectieve behandeling
  • oefentherapie: geen verslechtering KB / radiografische tekenen, dus altijd aangewezen en toegestaan.
50
Q

Algemene principes oefentherapie bij KB patho

A
  1. ter beïnvloeidng v KB
    * gedoseerde belasting = stimulus voor adaptatie v weefsel
    * collagene inhoud adapteert niet adequaat, maar rest wel en dus w collageen goed beschermd door matrix en synovius
    * best alternerend compressie-decompressie oefeningen, bv. GKK
    * doel:
    - facilitatie transport voeding v synoviale componenten naar KB = stimulatie voeding chondroblasten
    - verwijderen lactaat
    - stimulatie proteoglycaansynthese
  2. educatie bij bewegingsangst
    * defecten moeilijk op te lossen/herstellen
    * wel zal de patho niet verslechteren bij gedoseerde oefentherapie
    * angst voor verdere schade door beweging = fout
    * belangrijk dat ADL ook genoeg actief is
  3. pijncontrole en circulatiebevordering
    * bij geïsoleerde en veralgemeend KB lijden altijd doel pijn & zwelling te minimaliseren.
    * bekomen van quiet/stil gewricht
  4. optimale condities rond gewricht hertsellen
    * artrose zonder pijn is mogelijk, gewrichtscondities hierbij belangrijk
    * goede conditie= gezonde spieren, sterk, stabiliteit geod verzorgd
    * hierdoor schokken mee opvangen en zo mogelijks wel pijnvrij bewegen ondanks slecht KB
    * aangewezen naast KB beïnvloeding ook te oefenen op spierkracht en MC
    => intermittente compressie-decompressie ook pijnvrij mogelijk
51
Q

Effect op bot

A
  • immobilisatie leidt tot verlies botmassa & densiteit, en omgekeerd ook door hoge belasting
  • vrouwen: menopauze => osteoporose
  • Ook in BL: bv onderarm tennissers
  • oefentherapie belangrijk om densiteit en massa te verhogen / normaliseren
  • belastbaarheid respecteren: bij verzwakt bot geen high load impact oef
  • grote invloed: oefeningen met impact bv springen en landen, gespreid over de dag
  • beter effect op botremodellering dan alles in 1 sessie
  • voeding! (vit. D)
52
Q

Effect op ligament

A
  • traag, onvolledig herstel afh v ernst en plaats
  • gewrichtslaxiteit tgv lig. letsel herstelt traag: 6w-1j, en dan nog objectiveerbare mechanische lax. + siubjectieve gewrichtsinstabiliteit
  • vss strategieën: rust, medicatie, corticosteroïd infiltraties, mobilisatie, oefentherapie…
  • stimuleren vaak subjectieve symptomen, minder weefsel zelf.

Effect v immobilisatie
* traditioneel, schade beperken
* pijn & zwelling verminderen
* hersteltijd verbeteren
* negatieve bijwerkingen:
- synoviale verkleving
- + collageenafbraak, - collageensynthese
- groter % gedesorganiseerde collageenfibrillen
- uiteindelijk mind lig. volume, - stijfheid (E absorberend vermogen) & - totale sterkte

Effect v beweging en oefentherapie
* vroeger gecontroleerde hervatting activiteit, repititieve belasting heeft positieve effecten:
- + celullaire synthese en proliferatie
- + sterkte
- + volume
- + organisatie
* mobilisatie helpt herstel door vorming BW => stijver & sterker weefsel
* beweging verhoogt bloedtoevoer + metabolieten & nutriënten
* beweging in vroege fase: - pijn & zwelling + behoud mobiliteit
* P met functioneel behandelprotocol sneller terug sport, - instabiliteit
* conclusie: gecontroleerde beweging in begin vd revalidatie bevordert herstel lig. weefsel
* grootste risicofactor v sprain/strain = voormalige pain/strain => secundaire preventie

53
Q

Klinisch redeneren in oefentherapie

A
  • interventie oefentherapie gaat uit v diagnose en stoornissen
  • spec. oefentherapie om stoornis te herstellen/ voorkomen, moet gericht zijn op verbeteren v functionele outcome! = activiteiten & participatieniveau
  • doelstellingen obv nodenanalyse en analyse v stoornis in functie. Zo klachten geanalyseerd in ICF model
54
Q

Nodenanalyse

A
  • doel = levenskwaliteit verbeteren
  • afh v waarden en hulpvraag v patiënt
  • noden in ADL-, sport- & werkactiviteiten
  • perspectief P, niet v therapeut!!
  • kijken naar belangrijke activiteit en waar hinder, manier waarop er gehinderd wordt
  • hulpvraag P!
    => obv GRONDIGE ANAMNESE

Daarna analyse v activiteiten => inzicht in gestoorde activiteiten/biomechanische analyse obv gestoorde activiteiten:
- welke bewegingen
- welke gewrichten
- eigenschappen nodig voor activiteit
- materiaal
- context in ADL

55
Q

Analyse stoornis in functies

A
  • onderzocht tijdens klinisch onderzoek:
  • (functionele) inspectie: MC, houding
  • actief ond.: pijn, basiskracht, MC, beweeglijkheid, PROMOCO
  • passief ond.: mobiliteit, PRET
  • weerstandsonderzoek: kracht
  • toegevoegd onderzoek: laxiteitstesten, provocatietesten, spierlengtetesten

VOORBEELD ZIE CURSUS 193-194

56
Q

Functiegericht trainen

A
  • pijn controle
  • circulatie bevorderen
  • mobiliteit verbeteren
  • motorische controle
  • kracht verhogen
57
Q

Doel pijn controle

A
  • Biomedische vs biopsychosociale (hedendaagse) benadering
  • vele factoren beïnvloeden ernst vd pijn
  • brein betrokken, subjectief gegeven
  • soort, oorzaak van belang bij bepalen v pijndempende technieken
  • analyse functionele beperkingen ook v belang

indeling v pijn volgens duur:
* acute pijn:
- kort alarmsignaal met beschermende functie, vraagt om reactie
- door bron van weefselschade
- max 6 maanden

  • chronische pijn:
  • cut-off 3-6maanden
  • def: pijn zonder duidelijke somatische oorzaakn langer dan 3 maanden of pijn die blijft bestaan na herstel v oorspronkelijke weefselschade, dus langer dan verwachte hersteltijd.
  • grote invloed op ADL functioneren en LK
  • niet altijd beschermfunctie + verandering in zenuwstelsel!
  • Indeling pijn obv structuur:
  • nociceptieve pijn
  • neuropatische pijn
  • nociplastische pijn
58
Q

nociceptieve pijn

A
  • perifere input: rechtstreekse stimulatie nociceptoren door schadelijke prikkels
  • mechanische, chemische, thermische stimuli
  • pijn goed gelokaliseerd thv zenuwuiteinden
  • evt uitstralen

Somatogene pijn
- pijn tht receptoren in huid, gewricht/bot, spieren, tussenliggend weefsel
- goed gelokaliseerd

Mechanische pijn
- bij belasting, startpijn
- toename naar avond, rustpijn

Inflammatoire pijn:
- ochtendstijfheid
- bij inspanning en nachtelijk

Vasculaire pijn:
- thv slechte doorbloeding
- bij inspanning (vaak stopgezet), na rust weg

viscerogene/viscerale pijn:
- v ingewanden (bv buikpijn, borstkas)
- thv holle organen (maag, darm, hart, urineleiders…) pijnreceptoren
- projectie naar dermatomen = gerefereerd (los van plaats v viscera)
- plots opkomen, dan blijven of verdwijnen
- vager, moeilijker te duiden

59
Q

neuropatische pijn

A
  • = zenuwpijn / neuralgie
  • beschadiging zenuwstelsel (1, bundel, merg, hersenen)
  • geen functie/waarschuwingsproces
  • onaangenaam, distaal van schadepunt. Hoe meer proximaal de schade, groter huidgebied met pijn
  • stekend, overgevoelig, brandend, schrijnend, elektrisch, tintelingen, doof gevoel
  • pijnlijk gebied ≠ plaats v zenuwbeschadiging
    1. verschijnselen:
  • allodynie
  • hyperalgesie
  • paresthesie
  • dysesthesie
  • spontane pijn
  • hypo-esthesie
    1. bijna altijd chronisch, weken tot jaren (evt blijvend)
    1. voorbeelden:
  • radiculopathie
  • postherpetische neuralgie
  • diabetisneuropathie
  • post CVA
60
Q

nociplastische pijn

A
  • geen lichamelijke oorzaak
  • centrale sensitisatie = abnormaal overgevoelige pijnvervoerende / verwerkende neuronen in CZS (na bv whiplash, artrose, fibromyalgie)
  • pijnmodulerend systeem disfunctioneel
  • risicofactoren: angst, stress, teveel aandacht voor pijn, oprkoppen emoties…
  • door langdurige stress: pijndemping minder
  • vaak gepaard met andere overgevoeligheden: oververmoeidheid, concentratiestoornis, prikkebare darm & blaas
  • uit zich als nek, lage rug, buik, hoofdpijn.
61
Q

onderzoek van pijn

A
  • subjectief
  • doel pijnevaluatie:
  • oorzaak
  • pijnpatroon
  • omgang
  • functionele beperkingen
  • waarde op pijn kleven
  • adhv anamnese pijntype, verloop, tijdstip, lokalisatie etc. achterhalen
  • specifieke vragenlijsten
  • Visual Analogue Scale VAS pijn objectiveren => cijferwaarde adhv numeriek verbaal of mimiek + evolutie evalueren
  • Tijdens BFO deels duidelijk wat provoceert
  • Na toegevoegd onderzoek provocatie & reductie speceficiëren
  • adhv palpatie soft tissues spanning & pijn checken
  • passief ond en spierlengtetesten geven ROM & beweeglijkheid v weke delen
  • Indien oorzaak gekend: doelmatig handelen
62
Q

McGill Pain Questionaire

A
  • 78 adjectieven. 20 groepen, onderverdeeld in 3 pijndimenties: zintuiglijke (bv bonzend), affectieve (bv angste-gevend) & evaluatieve (bv kwellend).
  • 2 scores: uit elke groep 1 woord kiezen en som v waarden v gekozen woorden nemen, of #adjectieven optelln die patiënt kiest.
  • Score van 0-78
  • pijnevaluatie bevat vss onderdelen
  • schematische lokalisatie
  • vragenlijst ivm pijnpatroon en psychische beïnvloeding
  • woordenlijst pijnpatroon & type
  • pijnobjectivatie VAS
63
Q

Impact pijn

A
    • spiertonus
  • +inflammatie
    • beweging
    • doorbloeding
    • proprioceptie
    • uithouding
    • neuromusculaire controle

pijncontrole via oefentherapie:
* spieractivatie => - tonus
* + doorbloeding
* + circulatie
* + beweging

64
Q

Oefenkeuze pijncontrole

A
  • afh van oorzaak

nociceptieve pijn:
1. doorbreken vicieuze cirkel v pijn en hypertonie:
- low load (<50%1RM) high rep: lidmaat uit antalgische houding => hypertonie reductie
- rekening houden met belastbaarheid & veiligheid
- bv pro-retractie zijlig (hypertonie pectoralis)

  1. pijncontrole / exciteerbaarheid nociceptoren doen dalen & perifere inhibitie doen toenemen
    - afh v anamnese: provocaties
    - provocatie = langdurig statische houding: lichte bewegingen
    - provocatie = beweging: isometrisch
    - provocatie = spec. beweging: andere beweging dan die die pijn uitlokt
    - verklaring: + circulatie, - tonus, - excit. nocicept, + perif. inh., + opioïden, - bewegingsangst

Belangrijk:
- oefentherapie moet pijn reduceren => monitoren bij begin en einde
- pijntoename niet ok.

neuropatische & nociplastische pijn:
- andere oefentherapie

65
Q

Doel circulatie bevorderen

A
  • doel = homeostase regio optimaliseren door aanvoer & afvoer te bevorderen
  • weefsel bewegen zonder te belasten, - zwelling, + doorbloeding (VD, spierpompmechanisme)
  • low load (<50%1RM) high rep
  • wanneer andere doelen nog niet mogelijk zijn
  • passief, actief (geasisteerd), evt W
  • Pijntoename niet ok
  • in LPP/comfortabele positie
  1. spierpomp:
    - + veneuze retour, veneuze onderdruk door contractie
    - contractie stuwt bloed door = milkin’ mechanism => freq v contracties essentieel, niet isometrisch!
66
Q

dosering pijncontrole & circulatie oefeningen

A

3 basisfactoren:
- belastbaarheid
- pijn
- algemene conditie

bepalen parameters:
- uitvoeringsmodaliteit
- comfortabele uitgangshouding
- low load

belangrijk:
* altijd lage dosage want hoge actualiteit
* geen progressie

67
Q

instellen van parameters

A
  1. uitvoeringsmodaliteit
    - pijncontrole: oef moet helpen pijn controleren
    - circulatie: circulatie verbeteren
    => 2 vss vragen die je moet stellen
  2. comfortabele uitgangshouding
    - hoge actualiteit, lage belastbaarheid => startpositie checken
  3. low load
    - lage I (<50%1RM), ook bij lichte weerstand niet zwaar genoeg om F te trainen
    - belastbaarheid belangrijk: wel belasten = specifieke oef toegelaten, niet = aspecifiek

ZIE INFOGRAPHICS PP EN PRAKTIJK!

68
Q

doel mobiliteit verbeteren: algemeen

A
  • bewegingsbeperking door articulaire en niet-articulaire delen. => BFO & TO bepalen welke en welk middel nodig.
  • oef altijd impact op art & niet-art. structuren, nooit geïsoleerd
  • wel focus leggen: bv oef naar heupflexie met knieflexie vs knieextensie: hamstrings beperkende factor => hamstrings rekken met ext & anteversie
    1. focus op niet-art: spierweefsel & fascia => verlengen, + glijding, - tonus
  1. focus op art: gewricht => passieve mob., oefentherapie => freq bewegingsprikkels combo met passieve mobilisaties

focus van alle oefeningen:
- in richting van beperking
- low load (<50%1RM)
- geen musculaire vermoeidheid
- dosering onafh van gewicht, geen progressie…
- dosering afh van: graad, modaliteit, duur: bv. hoge graad + passief + lang
- pijn steeds onder controle want zorgt voor + tonus = eindstand afremmen
- lage dosering bij hoge actualiteit = pijnvrij
- lagere actualiteit, enige pijn toesteen

69
Q

graad v oefening

A

=mate v eindstand opgezocht: voor, aan of in beperking
MAX VAS 3/10

lage dosering:
- bij hoge actualiteit
- voor beperking
- geen beperkte mobiliteit ondervinden in beweging, want stoppen voor eindstand
- mid range bew. ook invloed op eindstandige beweeglijkheid, deficiet w kleiner
- evt hypothese hiervoor: (1)afname tonus spieren rond gewricht en (2) biomechanisch gezien zal beweging articulair beter verlopen en (3) pijndemping door rep. bew. => verder naar eindstand

matige dosering:
- eindstand opzoeken zonder aandringen, beperking net gewaarworden

hoge dosering:
- bij lage actualiteit
- in beperkte eindstand: bv 20° is max, voorbij 20° proberen, extra aandringen op einde v beweging
aandringen adhv: andere lidmaat duwt mee, katrol, Fz, W, agonisten helpen actief verder

70
Q

modaliteit

A

keuze hangt af van belastbaarheid en conditie P.
bv. initiële fase postop nog structuren beschermen: geen actieve contractie, eerder passieve mobiliserende oef tot voor de beperking => behoud ROM.

passief: LM zelf geen actieve beweging
- geen activatie musculatuur
- pendelbeweging: 1x in gang zetten, erna Fz beweging in stand
- katroloef
- hulp v ander LM: vastnemen of iets vastnemen & bewegen tov arm.
- OL: voet onder onderbeen haken v aangedane zijde en zo passief bew.
- theraband, gewicht passief laten meewerken in richting v beperking = posturen => enkel statisch passief (anders dynamisch met W = actief)

actief geassisteerd: in zekere mate actief, krijgt hulp: deel v gewicht gedragen
- stokoefeningen: deels aangedane LM dragen
- GKK beweegbaar opp: enkel wnr opp weinig wrijving heeft
- hulp ander LM: classic
- trekapparaat: classic, gewicht < LM => in rust LM niet in beweging getrokken
- ≠ lage dosage, bv indien ver in beperking
- = beweging meegeholpen, te overwinnen W < gewicht LM

Actief met /zonder lichte W:
- W laag => veel reps
- agonisten zijn actief indien tegen W / Fz in in de richting v beperking
- agonisten moeten aan beperking extra aandringen
- weerstandscurve bij voorkeur dalend naar einde toe => makkelijker naar eindstand, vaak bij trekapparaat mogelijk.
- weerstand werkt mee in richting beperking: antagonisten actief, bepalen druk v Fz en hoever er in beperking w gegaan, evt VAS onder 3/10 houden
- indien volle druk Fz toegelaten: oefening passief indien statisch

71
Q

Tijdsduur

A

dynamisch
* kort in beperking, 1-3 sec
* kan in, op of tegen beperking zijn

statisch
- langer in, tegen of op eindstand ROM
- 10-30”
- statisch heeft enkel zin indien er tot in of aan eindstand gewerkt wordt

hoge actualiteit
- lage dosering: niet in eindstand => altijd dynamisch, statisch heeft geen zin

matige actualiteit
- tot aan eindstand: keuze statisch vs dynamisch of combinatie (bv. 3x20d + laatste rep statisch)

lage actualiteit
- in beperkte eindstand: statisch vs dynamisch / combo

72
Q

doserig mobiliteit te bevorderen samenvatting

A

1 Check 3 basisfactoren:
- belastbaarheid
- pijn
- algemene conditie

2 bepaal einddoel op activiteit en participatieniveau

3 bepaal:
- graad
- uitvoeringsmodaliteit
- duur

laag gedoseerd:
- zonder pijn
- tot voor beperking
- passief/actief geassisteerd
- dynamisch

matig gedoseerd:
- pijn max 3/10
- tot aan beperking
- P/AA/A (-+ W)
- dynamisch/statisch/combo

hoog gedoseerd:
- pijn max 3/10
- tot in beperking
- P/AA/A (-+ W)
- dyhamisch/statisch/combo

73
Q

doel motorische controle: algemeen

A
  • Sensorimotorische controle: complexe samenspel tss neurosensorische input (proprioceptie) en motorische output.
  • Doel oef: bewegingspatroon aanleren, veranderen/optimaliseren, uitgaande v veronderstelling dat gewenste patroon positief effect heeft/preventief is.
  • gewenste bewegingspatronen: stabiliteit knie frontaal vlak bij sprong, dus geen valgus. Paslengte vergroten, scapulaire setting, schrijven met lichte flexie => geen hyperextensie.

Stoornis in motorische controle functie:
- instabiliteit: moeite bij snel wandelen, springen, veranderen v richting, bovenhands reiken, oppakken, gordel aandoen, gewricht niet in stabiele positie
- DCD: development coördination disorder: veters, schrijven, aankleden
- CVA: gebruik BL in ADL, evenwicht, gang
- invloed in kinetische keten: andere schakels overbelast
- lage efficiiëntie in beweging: myofasciale pijn
- weinig precisie: lage performance

=> preactivatie gaan trainen, cocontractie…

74
Q

dossage + fases

A

Doseren:
- bepalen gewenste bew. patroon + doelstelling
- error
- benadering (cognitief vs dynamisch)

initiële fase:
- deeldoelstellingen oefenen = delen vh gewenste bewegingspatroon, oefening op elke deeldoelstelling doen

latere fase:
- zo snel mogelijk!
- samengestelde bewegingen, zo functioneel mogelijk voor transfer naar ADL/sport
- einddoel moet gekend zijn

Doseren voor MC = bepalen v gewenste bewegingspatroon en doelstellingen

75
Q

Error

A

error gemaakt tov beoogde doel => obv einddoel op activiteitenniveau
* te groot = weinig succes = niet bevorderend
* te klein = reeds gekende vaardigheid

eror inbouwen door:
- sneller
- dubbeltaak
- oef in vermoeide conditie
- complexere oef
- + load
- onstabiele ondergrind
- target verder
- visuele FB wegnemen
- externe verstoring

bepalen van error:
- gevaar v niet bereiken v doel (afh v belastbaarheid, alg. conditie…), dus indien groot gevaar => kleine error
- individuele voorkeur: geduldig vs snel gedemotiveerd (nood aan succes)

76
Q

Benadering: cognitief

A
  • interne focus
  • FB = knowledge of performance
  • doel: behoud houding gewricht = statische stabiliteit
  • doel: uitvoeren v beweging gewricht = dynamische stabiliteit
  • focus op uitvoering van eigen lichaam
  • moeilijker indien proprioceptie verstoord is bij zwelling etc.

subdoelen cognitieve benadering:
- selectieve spierrecrutering: 1 of co -contractie die stabiliteit geven adhv selectieve spiercontractie oefeningen en cocontractie oefeningen
- statische stabiliteit: behoud v positie, fouten inbouwen die positie tracthen te wijzigen
- dynamische stabiliteit: behoud stabiliteit v gewricht in beweging

oefeningen in bewuste aanleerfase (bv. geïsoleerde oef) en dan automatiseren in onbewuste automatisatiefase (bv. circuit)

77
Q

Benadering: dynamische systeemsbenadering

A
  • externe focus
  • FB = knowledge of result
  • doel = tov omgeving
  • impliciet gewenste bewegingspatroon = zonder uitleg
  • statische en dynamische stabiliteit zonder hierop te focussen (focus op oef zelf)
  • constraint led approach = kans op error verkleinen door constraint (= begrenzing/beperking) op te leggen in omgeving, taak of individu.

Constraints:
- vrijheidsgraden beperken
- zelforganiserend vermogen lichaam gebruiken: vaak evenwichtsprobleem (aquabag, …) => lichaam moet zelf beste strategie toepassen
- cues om beweging uit te lokken: visuele, auditieve cue

78
Q

MC samengevat

A

1 check 3 basisfactoren:
-belastbaarheid weefsel
* pijn
* alg. conditie

2 bepaal einddoel op activiteit/participatieniveau

3 bepaal:
- gewenste bewegingspatroon
- toegestane error
- keuze benadering

aantal herhalingen minder van beland => kwaliteit wel

gebruikte materiaal:
- bosu
- airex
- trampoline
- oefentol/wobble board
- aquabag
- fitlights
- kegels

79
Q

doel: kracht verhogen

A
  • kracht is essentiële functie voor alles nodig
  • krachtsverlies = stoornis in functie
  • door: pijn, disuse, verouderen, neuropathologie, musc.patho, endo patho, cardiovasc. patho…

Flowchart:
* check de 3 basisfactoren: belastbaarheid weefsel, pijn, alg. conditie
* liefst pijnvrij, structuren postop beschermen, rekening houden met CV impact krachttraining
* bepaal doel op activiteit/participatieniveau: wat is voor x nodig op vlak van kracht
* obv doel etc. bepalen: component kracht, type spiercontractie, eigenschappen spier, resultaat spierkrachttest.

belangrijk
- eerst analytisch puur kracht verhogen
- later functionele krachttraining
- principe van specificiteit: oef zo dicht mogelijk bij realiteit aan laten leunen

80
Q

Contra-indicaties van krachttraining

A

relatief:
- schade
- inflammatie
- pijn => belastbaarheid kennen

absoluut:
- postop
- ruptuur
- pijnvrij trainen
- CV impact
- respiratoir lijden

81
Q

component van spierkracht

A

3 componenten v spierkracht:
1. ** kracht** : absolute kracht = max kracht tijdens contractie = resultaat complex samenspel
- max F = focus op hoge lasten verplaatsen
- hypertrofie = focus op aanmaak spierweefsel: matige/hoge I
- basiskracht = focus op matig tot vrij hoge lasten
2. power = arbeid geleverd per tijdseenheid => snel leveren van veel arbeid = hoge power
- explosieve F = focus op snel hoge W verplaatsen
- snelkracht = zeer hoge snelheid lage W
3. krachtuithouding = mogelijkheid kracht te leveren over lange tijdsduur (issometrisch) of hh contracties over lange tijdsduur (dynamisch)
- duurkracht-krachtuithouding: lang volhouden matig tot hoge I

ZIE TABEL!!!

82
Q

Type spiercontractie

A

Isometrisch: geen beweging, statische contractie
- F = Wextern

Dynamisch: wel beweging
- concentrisch: F > Wextern
- excentrisch: F < Wextern, hogere belasting dan concentrisch => afremmen, niet overwinnen.
- plyometrisch: snelle afwisseling conc-exc => bv. sprongoefeningen
- combineren of geïsoleerd
- low load excentrisch kan ook, zou in principe externe weerstand kunnen overwinnen maar doet dit niet

Keuze:
- obv weefsel dat getraind moet worden en fase v herstel (pees hoogactueel: isometrisch, gradueel naar conc, ec-xc, plyometrisch).
- obv beperkte activiteit: zeer functioneel:
bv. dragen van tas => isometrische oefeningen,
bv. trap opgaan => concentrische oefeningen
bv. sprinten: plyometrische oef met focus op power

83
Q

Single-joint vs multi-joint

A
  • gelijkaardige effecten krachttoename
  • singlejoint bij: herstel musculaire disbalans =>agonist vs antagonist (agonist alleen trainen), spier trainen waarbij er probleem is met aansturing (bv. na zenuwletsel/pijninhibitie…)
  • multijoint: tijdsefficiënt, minder materiaal nodig, specificiteit hoger ifv stoornis in activiteit

jonko

84
Q

Eigenschappen van de te trainen spier

A

Spierkrachtcurve:
- beste resultaat wnr weerstandscurve spierkrachtcurve volgt
- zo in elke hoek spier uitgedaagd om max F te leveren
- max W waar F van spier maximaal is
- training met TA: touw loodrecht op bewegend segment in positie van max spierkracht
- training met halter: segment horizontaal in positie van max spierkracht

85
Q

Spierkrachttest

A

resultaat:
- bepaalt welke manier van oefenen
2-3:
- actief geassisteerd nodig => Fz moet vermidneren voor gewenste #reps
- max assistentie op punt v spier zwakst, met TA horizontaal, Fz uitschakelen, behulp suspensie…

4-5:
- tegen licht-matige-hoge W
- spierkrachtcurve volgen => W grootst op punt spier sterkst

Test voor bepaling oefengewicht:
- obv 1RM, mag het gewicht geen 2e keer kunnen heffen
- in ideaal geval: kracht beperkende factor
- pijn: niet toegestaan, kan beperkende factor zijn
- belastbaarheid: indien te laag gevaarlijk
=> oefengewicht waarmee getraind wordt kiezen obv gewenste intensiteit
bv. snelkracht = <50%1RM => aantal reps: meer dan 50. T kiest gewicht waarmee P 50 reps kan doen. Indien dit niet lukt => hertest met nieuw gewicht tot gewenst aantal bereikt is.

86
Q

Functioneel/activiteitsgericht trainen

A
  • nodenanalyse => gehinderde activiteiten
  • hulpvraag geïnventariseerd
  • activiteiten ontleden : biomechanische analyse om te kijken naar wat nodig is om activiteit te fixen
  • KO speceficieert + legt link stoornis-activiteit
  • Eerste fase: functiegericht, later meer return to activity
  • functioneel oefenen = bij vss doelstellingen toepassen, zoveel mogelijk aspecten moeten gelijken op de activiteit
    ( bv. gelijkaardige W, zelfde context (ondergrond, materiaal), zelfde snelheid vanbeweging…)
  • pijnvrij
87
Q

Doel: mobiliteit verbeteren

A
  • functionele mobiliserende oefeningen, minder analytisch
  • analytisch = 1 bewegingsrichting, functioneel mobiliserend = in specifieke bewegingspatroon v activiteit uit ADL/sport
  • einddoel in de gaten houden!
  • zie voorbeeld endo
88
Q

Doel: motorische controle MC on the beat

A
  • bewegingspatroon verbeteren
  • beweging preciezer en efficiënter
  • relevant indien activiteitsgericht op ADL = functionele MC training
  • neuromusculaire coördinatie: eerst finctiegericht, dan functioneel
  • bv. enkel: eerst NMC functietraining: wobble board: leren aanvoelen wnr uit evenwicht, snellere reactie spieren om bij te sturen en evenwicht te bewaren, cocontractie etc. => winst in NMC, maar niet genoeg voor bv. volleybalspeler!
  • volleybalspeler moet ook enkelstabiliteit trainen bij sprong en landing => FUNCTIONEEL/ACTIVITEITSGERICHT
  • cognitieve vs dynamische systeemstheorie

TAAK DIENT ZO DICHT MOGELIIJK TEGEN ACTIVITEIT WAARIN MEN CONTROLE WILT WINNEN AAN TE LEUNEN

89
Q

MC functioneel bij BL

A

Reiken op schouderhoogte:
* goede MC schouderspieren nodig: stabilisatie schouder, pols… + goede coördinatie nodig voor juiste hoogte te bereiken
* diverse pathologieën: gestoorde MC: neurologisch, schouderinstabiliteit…
* eerst analytisch schouderstabilisatie oefeningen
* daarna functionelere reikbewegingen
* variatie in opdrachten: bv. oog-handcoördinatie, reactiesnelheid, soort voorwerp, naar welke posities manipuleren, rest v lichaam…
* al dit obv specifieke noden P

90
Q

Doel: kracht verhogen

A
  • kan ook functioneler
  • eigenschap van spier trainen die nodig is bij activiteit
  • max F, power, krachtuithouding
  • bv. krachtiger werpen: niet doseren volgens krachtuithouding => je wordt trager en minder explosief
  • in dit geval functionele krachttraining gedoseerd op power met hoge of lage W, afh van voorwerp: kogelstoten vs badminton
  • tas bodschappen in koffer: maximale kracht => lage reps, kracht hoog
91
Q

Vragenlijst om spierkrachttraining zo functioneel/specifiek mogelijk te maken

A
  • welke spier is aangedaan
  • hoe werkt deze spier tijdens activiteit
  • welke ROM
  • methode om W te geven
  • welke lichaamshouding
  • welke snelheid
  • wat is de basiskracht en wat nodig
  • welke component v spierkracht is nodig
  • welke andere spiergroepen