Mobiliserende & spiervelengende technieken Flashcards
bewegelijkheid verbeteren
= hands-on mobilisatietechnieken & spierverlengende technieken
- interactie
- beweegelijkheid, lenigheid & flexibilteit = mogelijkheden vss weke delen om te kunnen verlegnen naar volledige ROM
- optimale bewegimngsamplitudo = gewrichts mobiliteit + musculaire flexibiliteit
- gewrichtsstijfheid door histologische & biochemische aanpassingen
- revalidatie: evenwicht bescherming & bevordering helingsproces - interactie
- onderzoek in BFO & TO = onderscheid
- afh van (peri) articulaire structuren
- afh van bindweefsel = fasciae
- afh van spierpeesapparaat
- afh van zenuwen - pathologie
- invloed van letsel op structuren
- letsel tgv acuut trauma (macro) of herhaalde micro-traumata (chronisch) => cumulatief effect
- invloed van zwelling
- invloed van immobilisatie op structuren => absolute immobilisatie enkel wnr bewegen contra-indicatie is
- invloed van chirurgie
effecten van mobilisaties op 3 perspectieven
= effecten gaan altijd articulair & niet-articulair plaatsingen
=> focus leggen kan wel
effecten van mobilisaties w verklaard vanuit 3 perspectieven, ipv enkel mechanische effecten
- biomechanisch = faciliteren van weefselhersel
- neurofysiologisch
- mechanische effecten
- veranderingen in PZS & CZS
- veranderingen van metabolisme - psychologisch
- pijn-poort mechanisme
- inhibitie van hypertone spieren
- reductie van nociceptieve activiteit
- algemeen positief effect van hands-on therapie
effecten van een letsel op articulaire structuren 1
= elk weefsel reageert appart maar doorloopt zelfde fasen van weefsel herstel
- algemeen = verminderde beweegelijkheid & belastbaarheid
- synoviale membraan & kapsel korte termijn
- verhoogde vascularisatie = zwelling
- proliferatie van opp. cellen
- chemische veranderingen van membraan leiden tot veranderingen van vocht
- post-traumatische synovitis/capsulitis leid tot fibrose = stijfheid
- normaal voorbijgaan - synoviale membraan & kapsel lange termijn
- continue mechanische irritatie -> chornische synovitis/capsultitis
- door andere letsels vb: meniscus of kraakbeen zorgen voor viceuze cirkel
- progressieve sclerotische veranderingen = ROM beperking
effecten van een letsel op articulaire structuren 2
- vasculaire structuren
- hemartrose = bloeduitstorting in gewricht
–> effect op synoviaal vocht
- gewricht minder belasten want bloed in gewricht mogelijk schadelijk voor kraakbeen
- afh van ernst van letsel & betrokken structuren
- bloedklonters binnen 4 dagen natuurlijk ge-evacueerd = verandering van kleur - kraakbeen
- anders + andere fucntie (compressie) opvangen
- daling mechanische eigenschappen door degradatie verschillende componenten KB
- leidt tot verhoogde kwetsbaarheid collagene vezels op schade
- KB erosies & onherstelbare schade
immobilisatie
- redenen
- structurele schade na letsel
- protectieve fase post-operatief
- gewrichtsaandoeningen
- niet gewilde immobilisatie: reuma door pijn & neurologisch door denervatie
- langdurige immobilisatie (bv. coma) - verloop
- immobilisatie
- gewrichtsstijfheid
- TRASP = mobiliteit vergroten - algemeen
- vooral spieren & pezen
- snelle achteruitgang = 50% na 6 weken
- immobilisatie = weken < maanden = remobilisatie/regeneratie
- geen garantie van return naar oorspronkelijke toestand
effecten van immobilisatie op spierweefsel
- spierweefsel
- 2u = begin metabole veranderingen
- 24u = atrofie
- 5-7d = snelheid atrofie daalt
- 1w = opmerkbare afname kwaliteit & kwaniteit
- 12w = 50% krachtdaling - histologische effecten
- degeneratie myofibrillen
- necrose & afname van sarcomeren
- toename fagocyten - reflexmatige inhibitie
- door angst voor of pijn zelf
- vooral in vroege fase maar later ook
- nieuw motorisch programma = blijft tot na letsel = MC training
algemeen atrofie
- selectieve atrofie
- vooral atrofie van FT
- ST verliest contractief vermogen maar niet volume - selectieve spieren rond gewricht
- quadriceps > hamstrings
- triceps > biceps
- deltoideus rond schouder - functionaliteit
- daling ven neuromusculaire controle
- kracht daalt 30% tov CSA die 20% daalt - andere
- meer atrofie in verkorte positie
- toename van intramusculaire vetten & BW = onderschatting atrofie
soorten atrofie
- fysiologisch
- immobilisatie = gebrek aan gebruik spieren
- omkeerbaar = veel langere training nodig vs duur van immobilisatie - metabole activiteit
- ziektes vb: lever
- honger
- over hele lichaam
- matig omkeerbaar - neurogeen
- denervatie
- niet-omkeerbaar - sarcopenie
- veroudering
- enkel beperking/vertraging mogelijk = fysieke aciviteit heel belangrijk
effecten immobilisatie op pees
- effecten
- minder gevoelig door lagere metabole activiteit
- verminderde elasticiteit, trekkracht & functionele stijfheid (y-as curve)
- (effect op golgi-peesorganen en spierspindels: inconsistente literatuur) - oorzaken
- daling kwaliteit van collagene vezels & hoeveelheid cross-links
- daling contact opp. spier-pees overgang tot 50%
- verminderde proprioceptie maar niet van proprioceptoren (enkel fucntie)
- toename van type III collageen
effecten immobilisatie op lig
- effecten
- daling van energie-absorberend vermogen, elasticiteitsafname, verlaging tot kracht
- bepaald door massa, stijfheid & trekkracht
- belastings-deformtiecurve wijzigt = mate van deformatie (elasticiteit) neemt af
- scheurt sneller = met minder deformatie en minder belasting - oorzaken
- hogere activiteit van osteoclasten aan ligament-bot overgang = zwakkere aanhechting
- ligament trainen = erg beperkt
effecten van immobilisatie op kraakbeen & bot
- synoviaal vocht & kraakbeen
- heel gevoelig en snelle wijzigingen in vochtstroom en histologische samenstelling
- erg kwetsbaar door geen eigen bevloeiing
- kraakbeen = weker & dunner door veranderingen synoviale vocht(stroom)
–> splitsen van chondrale collageen vezels
- daling kwaliteit subchondraal bot
- na 8 weken (tot. immobilisatie) irriversibel door necrose - immobilisatie
- grooste risicofactor = afwezigheid van intermitterende belasting/ontlading
- noodzakelijk voor homeostase
- immobilisatie leidt tot afwezigheid elastend contact KB opp of continue aanwezigheid zelfde plek belasting
- leidt tot ingroei BW en necrose
- kan leiden tot mogelijke erosies van kraakbeen - botweefsel
- verminderde botvorming & afname calciumconcentratie
- risico op osteoporose
- belang van beweging op leeftijd & bij vrouwen = menopauze
bewegingsdyfunctie model
= interactie tussen 3 componenten neuromusculoskeletaal
verloop:
- pathologie
- gewrichtsletsel vb: enkel distrotie
- gewrichtsdegeneratie vb: knie-artrose
- gewrichtsziekte vb: reumatologische aandoeningen - interactie
- gewrichtdysfunctie
- zenuwdysfunctie
- spierdysfunctie
- vb: enkel distortie ook rek van zenuw & verminderde activatie spier - bewegingsdyfunctie
- voorbeelden
- gewrichtsdysfunctie = overbelasting & foutieve proprioceptie
- zenuwdysfunctie = gewrichtdegeneratie door proprioceptie & atrofie door denervatie
- spierdysfunctie = geen bescherming van gewricht & veranderde proprioceptie
cyclus van neuromusculoskeletaat systeem
- gewrichtschade
- effecten
- immobilisatie
- reflexmatige inhibitie
- foute proprioceptieve info => zenuwdysfunctie - spieratrofie
- spierverzwakking
- gewrichtsschade
voorbeelden van bewegingsdyfunctie model
- gewrichtdysfunctie
- vb: osteoartritis, ligamenair & dislocaties
- zenuwdysfunctie door inhibitie of veranderde proprioceptie
- spierdysfunctie door verlaagde stabiliteit/lig dysfunctie vb: overbelasting rotatorcuff => verminderde spieractiviteit - spierdysfunctie
- gewrichtsdysfunctie door andere spierwerking
- vb: patellofemorale klachten door abnormale excentrische activiteit quadriceps - zenuwdysfunctie
- gewrichtsdysfunctie door verminderde proprioceptie
- vb: studie van knie: minder proprioceptieve input => degeneratie kniegewricht
Allemaal met elkaar in interactie en invloed op elkar
therapie gewrichtdysfuncties
- algemeen
- verschillende soorten gewrichten & andere functies
- sommige = krachten overlaten (bv. sacro-iliacaal gewricht)
- andere = bewegingen toelaten (bv. GH-gewricht) - eigenschappen dysfuncties gekoppeld aan functie
- verlaagde ROM = hypomobiliteit door verhoogde weerstand/pijn
- verhoogde ROM = hypermobiliteit met pijn
- veranderde kwaliteit van beweging = motorische controle
- symptomen = pijn, zwelling, …
hypomobiliteit
therapie = mobilisatie technieken en pijnreductie (indien pijn)
- fysiologische bewegingen
- osteokinematica
- angulaire mobilisaties
- actief, actief geassisteerd (vb: pulley of zelf) of passief - voorwaarden assistatie met pulley
- beweging tegen zwaartekracht
- assisterend gewicht kleiner als bewegend segment - niet-angulaire bewegingen = accessory movements
- artrokinematica = rol-glij-mechanisme gebruiken
- tractie-en-translatie mobilisaties
- passief - combinatie = mobilization with movement
indicaties van actieve angulaire bewegingen
- actief
- voldoende spierkracht
- spieratrofie afremmen - actief-geassisteerd
- onvoldoende spierkracht of pijn
- zelfde effecten actief maar minder
- progressief assisentie verminderen = naar volledig actief gaan
- dosering: TA/elastiek zodat beweging tegen Fz wel mogelijk is
- gebruik van andere lidmaat, glij-opp. & externe hulp vb: trekapparaat & elastiek => combineren kan ook - effecten
- circulatie bevorderen
- voorkomen stijfheid & verhogen gewrichts ROM
- ontwikkelen/onderhoud van neuromusculaire controle
- motorische vaardigheid aanleren
- motivatie verhogen
indicaties van passieve angulaire bewegingen
- indicaties
- niet in staat om actief te bewegen vb: verlamming
- contra indicatie actief bewegen vb: inflammatoire reuma - indicatief adhv effecten
- eindstandige ROM toenemen
- stijfheid voorkomen
- versoepelen gewrichten en en spieren
- circulatoir & pijndempend
- verhogen vochtstroom synoviaal => voeding KB, bewegingsbewustzijn onderhouden
- verhogen van bewegingsbewustzijn - therapie
- geen therapie van atrofie, krachtverlies, uithouding = onderschikt aan actief
- vermijden van solitaire toepassing
- rekening houden met doel, ROM, algemene conditie, omgeving…
principes en procedures van angulaire mobilisaties in praktijk
- houding van patiënt = comfort
- nood aan zelfcontrole & ontspanning
- faciliteren door stabiel gevoel = stabiele houding
- meestal ruglig, zeker bij ouderen = algemene toestand - houding van therapeut = ergonomisch
- alle segmenten/lidmaat volledig ondersteunen
- geen hinder & wrijving over totale ROM
- kleine segmenten = proximaal segment op tafel
- rekening houden met pluri-articulaire spieren = standen van andere gewrichten - therapeut-patient
- stabiel & veilig
- zo dicht mogelijk bij patiënt
- visuele controle patient = lichaamstaal, gelaat expressie, …
- communicatie ven belang
handvatting & fixaties passieve mobilisaties
- handvatting
- vast vs bewegend segment (meestal distaal)
- fixerende vs mobiliserende hand
- bewegend segment: zo distaal mogelijk grijpen & niet pijnlijke greep, trekken vermijden
- gewrichten van bewegend segment allemaal ondersteunen - gebruik van fixaties
- proximale segment fixeren = compensaties te vermijden
- opletten voor pijn en afweerspanning
- manueel of op tafel/grond
- riem
- gewicht
- bij ontspannende technieken: niet fixeren: zelfcontrole en ontspanning domineren
posturen
= eindstandige langdurige angulaire mobilisatie, langdurige druk op bewegend segment
- externe hulpmiddelen
- zwaartekracht van eigen lichaamsdele
- extra gewricht vb: zandzakjes
- katrollen, veren, koorden, banden, …
- mogelijkheid tot zelf stoppen moet er altijd zijn, progressief en met medewerking - specifieke doelgroepen
- indicaties voor specifieke pathologie
- contracturen na amputatie
- OL vaker dan BL
- onderbeen -> onevenwicht heup musculatuur = neiging naar flexie
- in ruglig met gewicht op bovenbeen - nadelen posturen
- remmen van bloedsomloop
- pijnlijk door langdurig in uiterste stand
- tijdsrovend
stappen plan van postuur aanleggen
- aanleggen van postuur
- vragen aan patiënt om actief houding aan te nemen
- progressief
- contractie van agonist - na aanleggen
- ontspannen agonist
- toegeven aan weerstand
- mogelijkheid van progressieve verhoging belasting - afnemen van postuur
- progressief weerstand verminderen
- contractie van agonist
- doel = zelfde hoek behouden bij minder externe weerstand, hierna pas gewicht wegnemen
nut van niet-angulaire mobilisaties
- indicaties
- omkeerbare arthrogene bewegingsbeperkingen
- pijndemping: antalgisch effect bekomen
- capsulair patroon herkennen = pijnvermindering en/of ROM beperking
- bij malpositioning van een botstuk door trauma, immobilisatie of spieronevenwichten - artrogene oorsprong
- angulaire pathologie = conflict tussen compressie & translatie binnen gewricht = abnormale distracties & compressies
- niet op osteokinematica
- herstel door niet-fysiologische bewegingen te induceren = conflict vermijden - inflammatie
- pijn bij inflamatie kapsel = onvrijwillige contracties
- TRASP = pijncontrole & circulaite
- indien inflammatie weg = enkel nog fibrotische kapselstructuren mobiliteitsbeperkend
- TRASP = mobiliteit vergroten - contra-indicaties
- hypermobiliteit/hyperlaxiteit
- genetische bindweefselziektes vb: EDS Ehler Danlos-syndroom
- acute letsels van hematoom
- vermoeden van fractuur
- gewrichtsprotesen
effecten van niet-angulaire mobilisaties
- verplaatsing synoviaal vocht
- stimulatie van biologische activiteit
- voedingstoffen naar avasculair kraakbeen brengen - ROM
- behoud & bevordering
- articulaire & peri-articulaire structuren - stimulatie van gewrichtsafferenten = bevorderen van houding & bewegingsgevoel
- pijndemping
- bij laag gedoseerde oscillerende uitvoering
- door stimulatie van mechanoreceptoren
- zie pijnpoorttheorie
grafiek stress/uitrekking niet-angulaire mobilisaties
belastings-deformatiecurve
- neutrale zone
- lage stress
- lage uitrekking
- graad 1 = hoog actueel voor pijndemping - elastische zone
- einde van fysiologische range - plastische zone
- hoge stress
- hoge uitrekking
- trauma range
- lage actualiteit = ROM toename - falen
Indien belasting traag gebeurt, met eenzelfde druk => grotere deformatie
soorten niet-angulaire bewegingen
- tractie
- distractie loodrecht op proximale gewrichtsvlak
- aspecifiek = in ruststand van gewricht
- rek op alle delen van kapsel/lig.
- hoog actuele fase = pijndemping - translatie
- parallell aan gewrichtvlak
- specifiek = elke andere stand
–> meestal in actuele eindstand
- bepaalde delen van kapsel/lig. op rek brengen
- laag actuele fase = ROM toename - tractie-en-translatie = combinatie
arthrokinematica van translaties
- directe mobilisatie technieken
- volgen de convex-concaaf regels
- translatie richting die overeenkomt met translatie van angulaire beweging - indirecte mobilisatie technieken
- translaties die een niet-beperkte beweging bevorderen
- niet luisteren naar convex-concaaf regel
- als opwarming
- gebruik voor bevordering als comfortabeler voor patiënt
- zullen een minder groot effect hebben > niks - voorbeeld op schouder
- abductiebeperking schouder: rol ≠ glij
- abductie = rol naar craniaal & glij naar caudaal
- direct: translatie naar caudaal
- indirect: translatie naar elke andere richting
gewrichtsstand
niet-angulaire mobilisaties
- ruststand
- aspecifiek
- tractie of translatie in ruststand vh gewricht
- hoog-actuele fase: pijndemping - andere stand
- specifiek
- houding meer naar beperkte eindstand, om ROM te vergroten
- laag actuele fase - functiebeperking met hoge irriteerbaarheid
- aspecifiek
- gelijdelijk opbouwen tot meest beperkte stand
- indien enkel eindstzndige bewegingsbeperking => specifieke technieken
bewegingstraject van mobilisaties
= Maitland classificatie
- begin van ROM
- graad I = kleine amplitude
- graad II = midrange
- graad III = grote mobilisaties van 1/2 tot eindstand (tss 2 en helemaal 4)
- graad IV = kleine mobilisaties tegen eindstand = CPP of eindstand bewegingsrichting
- fysiologische limitatie van ROM
- graad V = niet in deze curcus
- anatomische limitatie van ROM
toepassing
- graad I = hoog actueel = focus op pijndemping + specifiek
- graad III & IV = laag actueel = focus op ROM toename + aspeciefiek (wet van specifiteit)
- classificatie ook voor angulaire bewegingen
joint play
- hoeveel de translatie/tractie meegeeft
- meest in LPP
- progressief meer werstand naar eindstanden => lagere joint play
ritme van niet-angulaire mobilisaties
Bepaald door doelstelling
- oscillerend
- graad 1 = pijndemping (pijnpoort) & nooit pijn uitlokkend
- ruststand
- 2-5 per seconde
- vibrerend effect
- mogelijk secundair effect: mobilisatie winst - gematigd ritmisch
- iets trager dan oscilerend maar ritmisch vb: 1 per sec
- moet pijnvrij blijven
- overgang/opwarming naar traag ritmisch - traag ritmisch
- elke stand maar klemtoon op beperking
- 6-10sec aanhouden
- graad 3-4 = ROM toename - traag intensief
- graad 3-4
- eindstand
- 10-30sec aanhouden
- als doel ROM toename = dan trager met progressieve druk
- beter want meer deformatie voor zelfde druk
regels voor niet angularie mobilisaties
- patient volledig ontspannen = geen afweerspanning
- proximaal segment fixeren bij graad 3-4
- geen fixatie bij graad 1, pijndemping belangrijkst
- onder pijngrens, zowel bij pijndemping als bij mobiliserend doel
- voorkomen van druk/rekpijn op de huid
- externe fixatie middelen gebruiken indien nodig
Lenigheid
= strechting
- factoren die lenigheid beinvloeden
- lenigheid = gewrichtsbeweegelijkheid & musculaire flexibiliteit
- leeftijd = daling elasticiteit bindweefsel
- vermoeidheid = vochtophoping
- temperatuur omgeving & weefsels = daling bij koude - fysiologische factoren
- heel groot inter & intraindividueel verschil in ROM
–> altijd L-R vergelijken
- gewricht = bouw, vorm, kapsel & lig
- lengte van spierpeeseenheden
- kracht van antagonisten bij actieve vorm
- viscoelastisch gedrag van nature uit - onderscheid
- statisch = langzaam naar eindstand bewegen
- dynamisch = tijdens uitvoeren van beweging
- actief = antagonisten
- passief = externe krachten
- allemaal hun belang afhankelijk v activiteit - elk segment zijn eigen variërende beweeglijkheid
spierverkortingen
= verkorting antagonist
- basisprincipes van Janda
- musculaire onevenwichten
- fasische spieren = voor beweging & neigen te verzwakken (hypotonie)
- tonische spieren = voor houding & neiging te verkorten (hypertonie)
- onderscheid tegenwoordig eerder spectrum = bepaald door aantal motorische eenheden (rood of wit)
=> aanpassen van stretching - testen
- oriënterende SLT = patient zelf spier op rek
- specifieke SLT = therapeut brengt spier op rek - voorbeelden
- fasisch = buik, glutei, tib. ant, serratus anterior
- tonisch = erector spinae, iliopsoas, gastrocnemius, levator scapulae
indicaties van stretching
- voorkomen van spierverkortingen
- zelfde redenen van immobilisatie = letsel & chirurgie + immobilisatie zelf
- als sport specifieke adapatatie = functioneel & niet/minder op werken - contra-indicaties
- hoog actueel
- hematoom
- koorts & ziekte
- na zware (explosieve) inspanning of ernstige DOMS (beter actieve recuperatie)
- hypermobiliteit/instabiliteit
- irritatie van zenuwsysteem
stretchmethoden
- methoden
- statische methode
- ballitische = dynamische methode
- PNF proprioceptieve neuromusculaire facilitatie
- oriënterende & specifieke SLT kunnen ook gebruikt worden - actualiteit
- hoge = lage dosering, niet in eindstand & altijd dynamisch
- matig = tot aan eindstand, statisch/dynamisch of combinatie (bv. 3x20d + laatste rep statisch)
- lage = in beperkte eindstand: statisch vs dynamisch / combo
statische strechtmethode
- eigenschappen
- langzaam maximale rek op spier
- gevoel van rek maar niet over pijngrens
- enige tijd aanhouden in eindstand - voordelen
- weinig risico op schade
- makkelijk aanleren
- makkelijk in thuisprogramma
- meest gebruikt - fasen
- easy stretch = eerste rekkingsfase = initieel rekgevoel
- development stretch = opnieuw duidelijke rek
- 2 mogelijkheden van therapie: elke keer vanaf 0 beginnen of elke keer vanaf easy stretch beginnen
ballistische stretch methode
- eigenschappen
- verend rekken
- langzaam spier op rek brengen ≈ passief
- eindstand = verder gerekt door zwaaimoment lichaamssegment of zwaartekracht
=> kortdurende rek - risico
- myotatische rekreflex = verkorting door plotse uitrekking spierspoeltjes (beschermreactie)
- bij gecontroleerde beweging niet
- altijd voldoende opwarming gebruiken & voorafgegaan door statische stretch
PNF methode
- eigenschappen
- gebruik van neurologische inhibitie mechanismen
- ontspannen van spier na contractie doordat spierspanning golgi-peesapparaat activeert => spier geïnhibeerd om te contraheren - reflexen
- reciproke inhibitie = ontspanning van antagonist tijdens contractie agonist
- autogene inhibitie = betere ontspanning van spier net na contractie - nadelen
- risico myotatische rekreflex
- moeilijk thuis uit te voeren door belang van anatomische kennis & gebrek aan partner - voordeel
- grootste winst korte termijn
PNF methode praktisch
- CR-methode = contract-relax
- passieve submaximale rek voor 20-30sec
- isoimetrische contractie van te rekken spier voor 6sec
- korte relaxatie voor stretchreflex te vermijden
- 20-30sec statische stretch - CRAC-methode = contract-relax-antagonisch-contract
- passieve submaximale rek voor 20-30sec
- isometrische contractie van te rekken spier voor 6sec
- korte relaxatie voor stretchreflex te vermijden
- 20-30sec statische stretch
- actieve contractie antagonist = 6sec
- 20-30sec statische stretch
uitvoerings modeliteiten van strechting
- modaliteiten
- ballistisch & statisch = 20-30sec
- PNF = 1 cyclus
- eerste herhaling is meest effectief
- 1x per week voor aanhouden
- 3x per week voor bevordering => bij gezonde populatie - aandachtpunten voor patient
- goed opwarming
- juiste lokalisatie
- niet over pijngrens
- losse kledij
- blijven ademen - aandachtpunten voor therapeut
- correcte houding & geen compensaties
- permanente CCC: controle, correctie & communicatie
- actief = patient zelf
- passief = externe krachten
gevolgen van strechting op lenigheid & kracht
- lenigheid = duidelijke vooruitgang
- korte termijn = PNF
- lange termijn = geen voorkeur
- statisch = focus op spier
- ballistisch = focus op pees
- CRAC is beter dan CR
- sportafhankelijk - kracht ≠consensus
- algemene richtlijnen raden instensief stretchen af
- mogelijk daling van kracht net voor sportactiviteit => evt prestatiedaling
- ballistisch mogelijk gunstig voor explosieve kracht <=> statisch
- na sporten wel voor lenigheid
gevolgen van strechting op DOMS & blessure preventie
- DOMS ≠ consensus
- vooraf stretchen heeft geen invloed
–> beter goede opwarming & actieve submaximale stretching na aerobe prikkel
- achteraf stretchen varlaagd de post-sport hypertonie in spieren maar heeft geen effect om DOMS te vermijden
–> beter goede cooling down - blessure preventie
- sporten met hoge hoeveelheid aan ROM = SSC stretch shortening cycle
–> lengte van spier bepaald letsel
- hierbij kan stretchen preventief effect geven
- niet bij andere sporten vb: voetbal
–> sterkte van spier bepaald letsels, niet lengte
opmerkingen lenigheid
- algemeen
- niet enkel afh van spieren
- pathologie & sport specifiek - soorten
- statische voor ROM toename
- ballistisch/dynamisch voor elasticiteit toename => invloed op peesweefsel - warming-up & cooling-down
- warming-up = actief dynamisch na aerobe prikkel
- cooling-down = statisch indien ROM behoud
neurodynamische eigenschappen
Neurodynamische technieken ook deel van beweeglijkheidbevordering
- neurodynamica
- mechanische & fysiologische eigenschappen zenuwweefsel
- zenuwen worden mee gemobiliseerd bij rekkingen
- soms oorzaak van beweeglijkheidsbeperking bij neurogene klachten - eigenschappen van zenuw
- niet kunnen rekken dus:
- zenuw moet spanningskracht kunnen verwerken = tensioning
- zenuw moet kunnen glijden = gliding
- zenuw moet samendrukbaar zijn = compression
- in aanvaardbare mate - mechanosensitiviteit
- testen bij neurodynamische testen = op rek brengen van zenuw
- gevoeligheid van bepaalde zenuwen voor tractie of compressie
- n. ulnaris, n. femoralis & n. tibialis posterior bij malleolus medialis
neurodynamische kine
- tensioning techniques
- rekbaarheid verhogen
- van volledige compressie
- naar volledige rek - sliding techniques
- glijcapaciteit verhogen
- actief of passief minstens 2 gewirchten bewegen
- 1 uiteinde rekken & ander verkorten, ene compenseert andere, er wordt gegleden
- afwisselen = glijden van zenuwen door andere structuren
MWM
= mobilization with movement
- redenen voor vernieuwing
- volgen convex-concaaf regels van Kaltenborn niet
- translatiemobilisaties combineren met actieve bewegingen - oorzaak van pathologie
- bij letsel/chronische klachten = malpositionering gewricht
- gevolg = subtiele biomochanische weizigingen van gewricht
- zorgen voor beperking of pijn - therapie
- translaties zoeken die pijn provoceren & reducerende
- symptoom reducerende translaties herhalen
- door therapeut of externe kracht - PILL-regels
- pain free
- instant result
- long lasting