T6 Conformisme Flashcards

1
Q

Wat is conformisme?

A

Een verandering in iemands gedrag als gevolg van de reële of ingebeelde
invloed van andere mensen. Conformisme kan leiden tot nuttig en
edelmoedig zijn, maar kan ook leiden tot hysterie en tragedie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is informationele sociale

invloed?

A

De invloed van andere mensen die ervoor zorgen dat wij ons conformeren
omdat we hen als bron van informatie gebruiken. We conformeren ons
omdat we denken dat de manier waarop anderen een onduidelijke situatie
interpreteren juister is dan onze eigen manier en ons zal helpen een
geschikte strategie te bepalen (iedereen loopt over brug A, er zal wel iets
mankeren aan brug B)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is innerlijke acceptatie?

A

Zich conformeren aan het gedrag van anderen mensen uit een oprechte
overtuiging dat wat zij doen en zeggen juist is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is openlijke volgzaamheid?

A

Zich openlijk aansluiten bij het gedrag van andere mensen zonder
noodzakelijkerwijs te geloven in wat zij doen of zeggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
Welke resultaat was er binnen
het onderzoek informationele
sociale invloed (onderzoekjes
van het licht), dat openlijke
volgzaamheid weerlegt.
A

In het onderzoek van de lichtjes moesten proefpersonen aangeven hoeveel
het lichtje in het donker versprong. Omdat je geen referentiepunt hebt in
het donker lijkt dit bij elke persoon anders. Ze moesten met z’n drieën het
antwoord geven, zo kwamen ze erachter dat hun oordeel verschilde van
elkaar. Zo kwamen ze tot een gezamenlijk oordeel. Bij openlijke
volgzaamheid zouden ze individueel weer iets anders zeggen, maar dit
gebeurde niet. Ze gingen de schatting van de groep ook innerlijk
accepteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het belang van accuraat
zijn bij informationele sociale
invloed?

A

Als we een opdracht goed willen uitvoeren, maakt ons dat bevattelijker
voor informationele invloeden. Het risico is dat deze personen, van wie je
deze informatie overneemt, het verkeerd kunnen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is psychogene groepsziekte?

A

Het optreden van soortgelijke lichamelijke symptomen, zonder
aantoonbare fysieke oorzaken, bij een groep mensen (iedereen klaagt over
misselijkheid na het drinken van cola. Na onderzoek bleek er niks mis met
de cola). Er treedt een domino-effect op. Iemand voelt iets…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer conformeren mensen
zich aan informationele sociale
invloed? 3x

A
  • als de situatie onduidelijk is
  • als er sprake is van een crisis
  • als andere mensen deskundigen zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn sociale normen?

A

De impliciete en expliciete regels die een groep hanteert voor acceptabel
gedrag, waarden en opvattingen van zijn leden. Groepen hebben bepaalde
verwachtingen van hun ‘leden’. Als ze zich niet aan de regels van de groep
houden, vindt men je lastig, anders en uiteindelijk abnormaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt normatieve sociale

invloed in?

A

De invloed van andere mensen die ervoor zorgt dat wij ons conformeren
om aardig gevonden en geaccepteerd te worden. Dit type conformisme
leidt tot openlijke overname van de opvattingen en het gedrag van de
groep, maar niet noodzakelijkerwijs tot innerlijke acceptatie van die
opvattingen en dat gedrag. (iedereen gaat over brug A, Als ik niet over
brug A ga hoor ik er niet bij)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat was het verschil tussen het
experiment van Asch (lijnen) en
Sherif (lichtjes)?

A

Bij Sherif was de situatie onduidelijk, ze moesten schatten hoeveel het licht
ongeveer versprong.
Bij Asch gaat het om een duidelijke en gemakkelijke opgaven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er in de hersenen
als je, je niet conformeert aan het onjuiste antwoord (uit het
Asch onderzoek)?

A

Als iemand individueel een antwoord geeft op de vraag (over
draairichtingen) wordt het achterste gedeelte van de hersenen actief. Als diegene het antwoord geeft dat de rest van de groep ook heeft
gegeven wordt ditzelfde gebied actief.
Als diegene het antwoord zonder zich te conformeren aan de rest van de
groep, wordt de amygdala en de rechter nucleus caudatus actief. Deze
reguleren negatieve emoties en sociaal gedrag. Blijkbaar ervaren mensen
negatieve emoties (spanning en onbehagen) als ze tegen de groep ingaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het belang van accuraat
zijn bij normatieve sociale
invloed?

A

Bij informatieve sociale invloed maakte het goed doen van een opdracht
(een belangrijke opdracht) dat we meer bevattelijker waren voor sociale
invloed.
Normatieve sociale invloed zorgt ervoor dat we een belangrijke opdracht
ons minder laten beïnvloeden door de sociale omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er als men
normatieve sociale invloed
weerstaat? 2x

A
  1. Mensen proberen je eerst te overtuigen om je toch te conformeren
    aan de mening/gedrag van de groep.
  2. Vervolgens, als dit niet lukt, zullen anderen zich van je distantiëren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Van welke drie variabelen is het,
volgens de sociale
impacttheorie, afhankelijk of we
ons aan de groep conformeren?

A

• Belang → hoe belangrijk is de groep voor je
• Nabijheid → hoe groot is de afstand tussen jou en de groep (fysiek of
in tijd) tijdens het beïnvloeden
• Aantal → hoeveel mensen zitten er in de groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zegt groepsgrootte over

hoe we ons conformeren?

A

Conformisme neemt toe naarmate de groep groter wordt, tot 4-5
personen, daarna neemt conformisme niet meer toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zegt belang over hoe we

ons conformeren?

A

Normatieve druk is veel sterker als hij afkomstig is van mensen wier
vriendschap, liefde, respect belangrijk vinden.

18
Q

Wat is eigenzinnigheidskrediet?

A

De tolerantie die iemand na verloop van tijd verdient door zich te
conformeren aan groepsnormen, als iemand genoeg
eigenzinnigheidskrediet heeft opgebouwd, kan hij zich, zo af en toe,
afwijkend gedragen zonder dat dat leidt tot repercussies van de groep

19
Q

Wat kan voor vermindering van

conformatie leiden?

A

Als je een bondgenoot hebt in een groep. Dat verminderde de uitkomst
van het onderzoek van Asch dramatisch (slechts 6%)

20
Q

Op welke manier hebben
culturele waarden effect op
normatieve sociale invloed?

A

De deelnemers uit collectivistische culturen conformeren zich vaker tijdens
het lijnenexperiment dan de deelnemers uit meer individualistische
culturen. In collectivistische culturen wordt dit meer gezien als tact of
fijngevoeligheid en niet zozeer als iets negatiefs.

21
Q

Wat is een minderheidsinvloed?

A

De situatie waarin een minderheid van de groepsleden het gedrag of de
opvattingen van de meerderheid beïnvloedt. Dit doen ze door een
standvastig standpunt te voeren (zonder twijfel)

22
Q

Hoe kan je als
minderheidsgroep toch invloed
uitoefenen?

A

Meerderheidsgroepen scharen zich niet graag achter minderheidsgroepen,
omdat ze niet willen dat ze het eens zijn met ongebruikelijke opvattingen.
Daarom oefenen minderheden hun invloed op een andere manier uit via
informationele sociale invloed (informatie over klimaat). Op deze manier
proberen ze innerlijke acceptatie te bereiken

23
Q

Wat is het verschil tussen
injunctieve normen en
descriptieve normen?

A

Bij injectieve normen weten we welk gedrag wordt goedgekeurd en welk
gedrag wordt afgekeurd. Bij descriptieve normen gaat hem om het
daadwerkelijke gedrag dat we vertonen. We weten allemaal dat afval op
straat gooien fout is (injunctief), maar we gooien allemaal weleens iets
weg op straat (descriptief)

24
Q

Waarom zorgen injunctieve

normen voor gewenst gedrag?

A

Injunctieve normen maken gebruik van normatief conformisme: het
gedrag van anderen herinnert ons aan onze overtuiging (afval op straat
gooien is niet goed).

25
Q

Wat kan een boemerangeffect

zijn van een boodschap?

A

Als je wilt dat mensen minder gaan drinken en hier campagne voor voert,
moet je bedenken dat twee types mensen je boodschap ontvangen:
• mensen die het ongewenste gedrag bovengemiddeld vertonen: hen
wil je overtuigen te minderen.
• mensen die het ongewenste gedrag ondergemiddeld vertonen: je wilt
niet dat zij gaan vermeerderen (het boemerangeffect: o, zoveel drink
ik dus niet… ik kan wel iets meer gaan drinken)

26
Q

Wat is de-voet-tussen-de-deur

techniek?

A

Een sociale beïnvloedingsstrategie met de bedoeling mensen met een klein
verzoek rijp te maken om te voldoen aan een tweede, groter verzoek. Je
hebt al ja gezegd tegen het eerste verzoek, daardoor ontstaat dissonantie
als je nee zou zeggen tegen het tweede verzoek
Mensen hebben behoeften aan wederkerigheid: als ik jou help (ik geef je
een glas water), help jij mij (jij helpt mij met mijn oprit)

27
Q

Wat is de deur-in-het-gezicht

techniek?

A

Een sociale beïnvloedingsstrategie waarbij men eerst een groot verzoek
doet dat waarschijnlijk geweigerd wordt, om mensen rijp te maken om te
voldoen aan een tweede, kleiner verzoek.
Mensen hebben behoeften aan het behouden van een positief zelfbeeld: ik
ben een aardig persoon vs. ik heb net al nee gezegd.

28
Q

Wat is de rol van normatieve
sociale druk in het experiment
van Milgrams?

A

Het is moeilijk om nee te zeggen, als iemand graag wil dat we iets doen.
Dat is vooral het geval als de persoon in kwestie gezag over ons heeft (de
onderzoeker, het instituut). Als andere ‘mede’ proefpersonen weigerde om
mee te werken, werd het gemakkelijker om te weigeren om het onderzoek
af te ronden.

29
Q

Wat is de rol van informationele
sociale invloed in het
experiment van Milgrams?

A

Het experiment was verwarrend, onbekend en verontrustend. De
proefpersoon wist niet goed wat hij met de situatie aan moest en liet zich
leiden door de onderzoeker. Wanneer de onderzoeker wordt
weggeroepen, zegt een medewerker (zonder autoritair gezag) dat de
proefpersoon het voltage omhoog mag zetten. Slechts 20% van de
proefpersonen (t.o.v. 62,5%) zetten het onderzoek door.
Wanneer de twee onderzoekers ruzie kregen of ze het onderzoek moesten
voortzetten, stopten 100% van de proefpersonen met het onderzoek.
Ze misten een autoritair persoon om leiding te geven. In geen van de
situaties stopten de proefpersonen omdat ze het zielig vonden.

30
Q

Welke redenen waren er nog
meer om toch het experiment
door te zetten voor de
proefpersoon? 3x

A

• conformeren aan de verkeerde norm → proefpersonen raakten
verstrikt in een web van conflicterende normen. In het begin was de
norm gehoorzaam aan autoriteitsfiguur, halverwege is het moeilijk
om te schakelen van norm. Door het hoge tempo werd dit nog lastige
• zelfrechtvaardiging → doordat de schokken een geleidelijke opbouw
hadden en men zich steeds rechtvaardigde voor het toedienen van de
schok, was het lastig om een grens aan te geven (ik heb net 200 volt
toegediend, maar 215 volt geen haar op mijn hoofd; voet-tussen-dedeur techniek)
• het verlies van de eigen verantwoordelijkheid → je kan de
verantwoordelijkheid van de acties op iemand anders afschuiven (ik
moest dit van hem doen)

31
Q
Speelt agressie een rol
(kwaadaardige kant) bij het
beslissen of je een
kwaadaardige handeling
uitvoert?
A

Nee, uit het Mildgrams onderzoek bleek wanneer proefpersonen zelf
mochten kiezen hoeveel volt werd gegeven als straf, ze kozen voor een
mildere variant.
Er is vaak niet één persoon die het besluit neemt om een slechte daad uit
te voeren (één persoon in een kamertje, die niet zelf de daad hoeft uit te
voeren of de persoon die van hogere hand opgelegd krijgt, dat hij een
slechte daad moet uitvoeren)

32
Q

Hoofdstuk 8 van het tekstboek beschrijft twee redenen waarom mensen zich conformeren: informationele en normatieve sociale invloed.

Wanneer en waarom conformeren we ons aan deze invloeden?

A

In onduidelijke of crisissituaties, of als er experts ter plaatse zijn passen we ons vaak aan, aan informationele sociale invloed (zie tekstboek, p. 247). Als we zelf niet goed weten hoe te handelen of wat te zeggen, is er ruimte voor dit type sociale invloed. We conformeren ons dan aan anderen omdat we geloven dat zij de situatie beter begrijpen dan wijzelf, en dat informatie hierover nuttig is om te besluiten wat te doen of zeggen. (p. 242). Denk hierbij bijvoorbeeld aan wegwerkzaamheden op uw dagelijkse woon-werkroute. Als niet duidelijk is aangegeven of u een straat in kunt rijden waar werkzaamheden zijn, dan kijkt u wellicht naar wat andere fietsers of automobilisten doen.

Hiernaast kunnen anderen druk op ons uitoefenen om onze opvattingen en acties op hen af te stemmen. Dat noemen we normatieve sociale invloed (p. 249). Vaak conformeren we ons daaraan omdat we graag willen dat anderen ons accepteren en aardig vinden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een situatie waarin u onder druk instemt met de mening van familieleden, omdat u conflict wil voorkomen.
Volgens de sociale impacttheorie zullen we ons waarschijnlijk conformeren aan normatieve sociale invloed indien de groep die druk uitoefent bestaat uit minimaal drie leden, als we de groep belangrijk vinden, en als de groep fysiek of in tijd nabij is. Normatieve sociale invloed wordt daarnaast versterkt als alle groepsleden eenzelfde boodschap verkondigen of geloven, en als de groep wordt gekenmerkt door een collectivistische cultuur (pp. 255-261).

33
Q

Conformisme heeft een schaduwzijde die duidelijk zichtbaar werd in de experimenten van Milgram (1963, 1974, 1976). Veel deelnemers gehoorzaamden aan de autoriteit die van hen vroeg om anderen ernstige (fysieke) pijn te bezorgen door hen zware elektrische schokken te geven.

Waarom gehoorzaamden veel proefpersonen de onderzoeker? 4x

A
  1. Normatieve sociale invloed

We willen doorgaans graag goedkeuring van mensen met gezag, daarom conformeren we ons vaak aan autoriteitsfiguren. Een dergelijke normatieve sociale invloed speelde ook een belangrijke rol in de experimenten van Milgram (zie tekstboek pp. 271-272).

  1. Informationele sociale invloed.
    Hiernaast was in deze experimenten sprake van informationele sociale invloed. Enerzijds vroeg de onderzoeker aan de deelnemers om door te gaan met het toedienen van de schokken. Anderzijds schreeuwden degenen die de schokken moesten ondergaan het uit van de pijn. Hoe konden de deelnemers aan het onderzoek bepalen wat in deze situatie een juiste manier van handelen was? Door af te gaan op de mening van een expert – in dit geval de onderzoeker die de opdracht gaf om schokken te geven (p. 273). Bovendien hielden de deelnemers tijdens het onderzoek stug vast aan de norm dat zij zich ‘volgzaam moeten opstellen ten opzichte van gezag’. Zij lieten deze norm niet los omdat de experimenten in een hoog tempo plaatsvonden, waardoor de proefpersonen amper stil konden staan bij wat er aan de hand was.
  2. Zelfrechtvaardiging

Bovendien werd aan de deelnemers gevraagd om geleidelijk steeds zwaardere schokken toe te dienen. Ze konden elke volgende schok daardoor voor zichzelf rechtvaardigen omdat het verschil met de vorige maar klein was.

  1. Verantwoordelijkheid afleggen.
    Ook konden deelnemers de verantwoordelijkheid voor de schokken toeschrijven aan de onderzoeker die de opdracht gaf (pp. 274-276).

Overigens is er discussie over hoe de resultaten van de experimenten van Milgram kunnen worden verklaard. Volgens Haslam en Reicher leken proefpersonen die zich identificeerden met de onderzoeker het meest bereid om elektische schokken toe te dienen, en deden ze dat ‘actief en bewust’. De onderzoeker zou hun voorbeeld zijn geworden, dat ze uit eigen beweging kopieerden. De auteurs van het tekstboek concluderen voorlopig dat mensen waarschijnlijk pas extreem wreed gedrag vertonen als sprake is van een combinatie van contextuele factoren. Deze factoren hebben te maken met onduidelijkheid, identificatie en invloed vanuit een groep (p. 278).

34
Q

Hoewel de experimenten van Milgram belangrijke inzichten hebben opgeleverd, is er veel kritiek geleverd op het uiterst onethische karakter van dit onderzoek.

Geef enkele redenen waarom het onderzoek van Milgram onethisch was.

A

Hieronder volgen enkele redenen waarom het onderzoek van Milgram onethisch was.

  1. Deelnemers werden misleid, aangezien ze voorafgaand aan het onderzoek dachten mee te doen aan een leer- en geheugenexperiment.
  2. Er ontbrak een informed consent.
  3. Het experiment veroorzaakte psychische problemen en spanningen.
  4. Aan de deelnemers was niet verteld dat zij hun medewerking aan het onderzoek tijdens de uitvoering konden stoppen.
  5. Deelnemers kregen inzichten over zichzelf opgedrongen, bijvoorbeeld over waartoe zij in staat waren.
  6. Recentelijk is geopperd dat veel deelnemers ook na afloop van het onderzoek niet werden geïnformeerd over hoe het onderzoek in elkaar stak, bijvoorbeeld dat de elektrische schokken niet echt waren (zie tekstboek p. 276).
35
Q

In westerse culturen denkt men vaak negatief over conformisme (zie tekstboek, p. 259). Zo zouden mensen die zich conformeren ‘geen ruggengraat hebben’ (p. 253).

Is deze negatieve kijk op conformise terecht? Beargumenteer uw antwoord en maak hierbij gebruik van uw kennis over conformisme uit hoofdstuk 8 van het tekstboek.

A

Veel mensen ontkennen dat ze zich aanpassen aan anderen vanwege normatieve druk. Toch zouden we te maken krijgen met behoorlijk negatieve consequenties als we nooit zouden toegeven aan deze invloed. Aanvankelijk zouden groepsgenoten meer indringend met ons communiceren, in de hoop dat we ons toch aansluiten bij wat de groep gelooft en doet. Helpt dit niet? Dan zal de groep waarschijnlijk afstand van ons nemen (zie tekstboek pp. 253-255). Maar er kunnen nog veel meer problemen ontstaan als we ons niet conformeren. Denk bijvoorbeeld aan chaos in het verkeer als niemand zich aan verkeersregels zou houden.

We ontkomen er dus niet aan om ons in een bepaalde mate te conformeren aan anderen. Zo zorgen we ervoor dat we bij de groep blijven horen en dat in de groep effectief met elkaar wordt samengewerkt. Conformisme is dus zeker niet alleen negatief en in veel gevallen zelfs noodzakelijk.

36
Q

Beoordeel de juistheid van de volgende stelling. Beargumenteer uw antwoord.

Als we heel graag accuraat willen zijn in ons handelen of oordelen, dan zijn we altijd meer ontvankelijk voor sociale invloed dan wanneer we er niet veel om geven accuraat te zijn.

Waar of onwaar?

A

De stelling is onwaar.

Als we accuraat willen zijn, maken we in ambigue situaties eerder gebruik van informatie over het gedrag van anderen, en zullen we ons dus eerder laten leiden door informationele sociale invloed (zie tekstboek pp. 244-245).
Tegelijkertijd zijn we, als we streven naar accuratesse (omdat we denken dat ons oordeel belangrijk is), minder gevoelig voor normatieve sociale druk. Toch heeft normatieve druk ook dan nog vaak invloed op ons handelen of oordelen, aangezien mensen graag deel willen (blijven) uitmaken van groepen (pp. 252-254).

We zijn dus niet altijd meer ontvankelijk voor sociale invloed als we heel graag accuraat willen zijn.

37
Q

Beoordeel de juistheid van de volgende stelling. Beargumenteer uw antwoord.

Als we ons conformeren aan informationele en normatieve sociale invloed, dan is doorgaans sprake van innerlijke acceptatie.

Waar/onwaar?

A

De stelling is onwaar.

Als we toegeven aan informationele sociale invloed, dan is doorgaans wel sprake van innerlijke acceptatie. We vertrouwen bij informationeel conformisme namelijk op de manier waarop anderen een ambigue situatie interpreteren. We gaan er dan vanuit dat anderen het bij het rechte eind hebben (zie tekstboek p. 242).

Bij normatieve sociale invloed is meestal geen sprake van innerlijke acceptatie. We passen ons aan anderen aan, vooral in de hoop dat we zo bij de groep kunnen (blijven) horen. Om dit te bereiken doen of zeggen we dingen, ook al zijn we het daar zelf mee oneens (p. 249).

38
Q

Welke strategieën voor sociale beïnvloeding maken gebruik van

de behoefte aan wederkerigheid
de behoefte aan het behoud van een positief zelfbeeld?
Licht uw antwoord toe.

A

De deur-in-het gezicht-techniek speelt in op de behoefte van mensen aan wederkerigheid. Bij deze techniek houden beïnvloeders hun daadwerkelijke verzoek, eerst nog achter de hand. Ze bedenken hiernaast ook een groter verzoek waarvan ze inschatten dat het ‘slachtoffer’ het zal weigeren. De beïnvloeder doet eerst het grote verzoek. Pas na de verwachte weigering, komt het kleinere verzoek ter tafel. Dit is het verzoek waar het werkelijk om te doen is, maar dat weet de ontvanger van het verzoek niet. De kans is groot dat die zal instemmen met het tweede verzoek, onder andere door de behoefte aan wederkerigheid (zie tekstboek p. 266).

Wederkerigheid verwijst naar de stilzwijgende overeenkomst tussen mensen (een sociale norm) dat wanneer zij een ander helpen, die ander hen ook zal helpen wanneer zij dit later nodig hebben. Mensen willen over het algemeen aan deze norm voldoen (p. 361). De beïnvloeder lijkt degene die beïnvloed wordt te hebben geholpen door het eerste, grotere verzoek van tafel te halen en te vervangen door het tweede, kleinere verzoek. Het ‘slachtoffer’ zal het gevoel hebben dat de beïnvloeder voldoet aan de wederkerigheidsnorm en daardoor iets terug willen doen (p. 266).

De voet-tussen-de-deur-techniek maakt gebruik van de behoefte aan het behoud van een positief zelfbeeld. De beïnvloeder begint hierbij met een klein verzoek, waarmee de ontvanger van het verzoek instemt. Vervolgens doet de beïnvloeder een groter verzoek. Degene die met deze techniek wordt beïnvloed zal het grotere verzoek minder snel afwijzen omdat dit kan zorgen voor een gevoel van dissonantie of inconsistentie met het zelfbeeld van ‘een aardig, behulpzaam persoon’ dat werd versterkt door te voldoen aan het eerste verzoek (p. 266 en hoofdstuk 6).

39
Q

Deze video toont een publiek dat luistert naar een toespraak waarvan de tweede helft complete onzin is. Desondanks geeft het merendeel van het publiek de spreker na afloop een staande ovatie.

Waarom krijgt de spreker een staande ovatie? Maak in uw antwoord gebruik van uw kennis over minderheidsinvloed, en normatieve en informationele sociale invloed.

A

Hoewel slechts twee personen op de eerste rij (een duidelijke minderheid) tijdens het applaus gaan staan, doen zij dit allebei vol overgave. Er is dus sprake van consistentie in hun optreden (zie tekstboek p. 260). Dit lijkt te zorgen voor een minderheidsinvloed. Anderen in het publiek denken wellicht dat het sociaal wenselijk is dat zij ook gaan staan. Er kan dus sprake zijn van normatieve sociale invloed (er wordt in de video gesproken van ‘peer pressure’).

Hiernaast valt op dat mensen verbaasd kijken tijdens de tweede helft van de toespraak. Er lijkt verwarring te ontstaan bij de aanwezigen, aangezien het verhaal van de spreker niet meer te volgen is. In dergelijke onduidelijke situaties zijn mensen geneigd om te kijken naar wat anderen doen (in dit geval: enthousiast gaan staan tijdens het applaus), en om hun eigen gedrag hierop aan te passen. Er lijkt dus ook sprake te zijn van informationele sociale invloed (p. 242).

Overigens komt het slechts sporadisch voor dat een minderheidsgroep normatieve invloed uitoefent op de meerderheid. Succesvolle minderheidsinvloed heeft meestal alleen een informationeel karakter (p. 260).

40
Q

Non-conformisme wordt in de media regelmatig aangemoedigd met reclameslogans met een strekking als ‘gedraag u niet als een grijze muis’ of ‘onderscheid uzelf van de massa.’

Is het aannemelijk dat de berichten in deze afbeeldingen aanzetten tot non-conformisme?

A

Dit is inderdaad niet aannemelijk.

De afbeeldingen laten voorbeelden van normatieve sociale invloed zien. De gestelde norm is hier om ‘anders’ en ‘meer positief’ te zijn door te vechten voor betere arbeidsomstandigheden, of om ‘anders’ te zijn door een bepaald huis te kopen. Zodra we in actie komen voor bepaalde arbeidsomstandigheden na het zien van de affiche of een ‘showhome’ bezoeken naar aanleiding van de advertentie langs de weg, is dus sprake van conformisme. We denken misschien dat we het aanbevolen gedrag vertonen omdat we ‘anders willen zijn dan anderen’. Maar ondertussen proberen we ons te voegen bij een groep mensen die opkomt voor betere arbeidsomstandigheden of woont in een bepaald type huis. We conformeren ons in deze situaties dus wellicht eerder onbewust dan bewust (zie tekstboek p. 241).

41
Q

Gerrit en zijn huisgenoten maken zich zorgen over het milieu. Gerrit heeft bijgehouden hoeveel minuten iedere huisgenoot en hijzelf per dag doucht. Na een maand berekent hij de gemiddelden. Hij doucht zelf gemiddeld vijf minuten per dag. Zijn huisgenoten douchen gemiddeld ongeveer een half uur. De huisgenoten besluiten om vanaf nu nog maar een kwartier per dag te douchen om water te besparen. Gerrit besluit dat hij ook wel ongeveer een kwartier per dag kan gaan douchen, net als zijn huisgenoten.

Van welk sociaalpsychologisch effect is hier sprake? Licht uw antwoord toe.

A

Deze situatie illustreert het boemerangeffect. Gerrit verneemt een descriptieve norm: zijn huisgenoten douchen vanaf nu een kwartier per dag. De vergelijking van zichzelf met deze descriptieve norm maakt dat Gerrit juist meer sociaal onwenselijk gedrag vertoont. Aan dit gedrag kan ten grondslag liggen dat mensen willen lijken op degenen op wie de descriptieve norm betrekking heeft (zie tekstboek pp. 264-265).

42
Q

Hoe kan Gerrit ertoe worden aangezet om korter te blijven douchen? Maak in uw antwoord gebruik van uw kennis over het gebruik van normen om gedrag te veranderen.

A

Wellicht zal een descriptieve norm in combinatie met een injunctieve norm ervoor kunnen zorgen dat Gerrit korter blijft douchen (zie tekstboek pp. 264-265). Een injunctieve boodschap kan in deze situatie positieve feedback zijn van Gerrits huisgenoten als hij korter doucht.
Overigens is de casus over Gerrit sterk gebaseerd op de soortgelijke casus over gasverbruik in het tekstboek op pp. 264-265. Figuur 8.6 in het tekstboek laat hierbij een mooi voorbeeld zien van een combinatie van een descriptieve (cijfers over gebruik) en injunctieve norm (smileys):