T3 Zelfbeeld Flashcards

1
Q

Wanneer ontwikkelen mensen

het besef van zelfherkenning?

A

Vanaf 18 tot 24 maanden. Vervolgens ontwikkelt dit tot een volwassen
zelfconcept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een zelfconcept?

A

Overtuigingen over jezelf / kennis over wie we zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ontwikkelt dit zelfconcept

zich?

A

Als negenjarige benoem je vooral uiterlijkheden. Naarmate we ouder
worden leggen we minder nadruk op lichamelijke kenmerken en meer op
psychologische gesteldheden en op beschouwingen over hoe andere
mensen over ons denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoezo wordt moraliteit als
centraal kenmerk gezien in het
zelfconcept?

A

Als we een vriend na 25 jaar weer zien, zullen veranderingen als een
leesbril of hij eet geen vlees meer, niet bijdragen aan hoe wij deze
persoon zien (goedlachs). Is hij echter in moreel opzicht veranderd, zien
we dat wel als veranderingen: hij is racistisch geworden, wreed
geworden, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een onafhankelijk zelfbeeld?

A

Manier om zichzelf te definiëren in termen van de eigen interne
gedachten, gevoelens en handelingen (vaak westerse cultuur zelfbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een onderling afhankelijk
zelfbeeld
?

A

Manier om zichzelf te definiëren in termen van de relaties met andere
mensen; erkennen dat het eigen gedrag dikwijls wordt bepaald door de
gedachten, gevoelens en handelingen van anderen (vaak niet westers,
Aziatisch zelfbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke vier hoofdfuncties heeft

‘het zelf’. ?

A

• zelfkennis → de manier waarop we begrijpen wie we zijn en
informatie daarover ordenen
• zelfcontrole → de manier waarop we plannen maken en beslissingen
uitvoeren
• Impressiemanagement → de manier waarop we onszelf presenteren
aan anderen, voor een positieve indruk
• zelfvertrouwen → de manier waarop we proberen een positief
zelfbeeld van onszelf in stand te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is introspectie?

A

Proces waarbij mensen naar binnen kijken en hun eigen gedachten,
gevoelens en motieven onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de staat van zelfbewust

zijn?

A

De handeling van het denken over onszelf. Na het zien van een filmpje
over jezelf, keer je even naar binnen om over je gedrag na te denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de zelfbewustzijnstheorie?

A

Idee dat wanneer mensen hun aandacht op zichzelf richten, ze hun
gedrag evalueren en het vergelijken met hun innerlijke normen en
waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de negatieve staat van het

zelfbewustzijn?

A

Als we proberen te ontsnappen aan het zelfbewustzijn, omdat dit ons
slecht stemden (5b). we proberen dan foto’s, filmpjes, facebook te
vermijden, maar het kan ook resulteren in alcohol-, drugsmisbruik,
vreetbuien, masochisme, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt de heuristiek van het

zelfbewust zijn?

A
  1. Je komt iets tegen wat je aandacht op jezelf richt (bijv. een spiegel)
  2. Hierdoor ontstaat een toestand van zelfbewustzijn. Je wort je bewust van en denkt na over jezelf.
  3. Je vergelijkt je huidige gedachten of gedrag met je interne normen of verwachtingen over jezelf. Komen ze overeen?
  4. Ja? Alles is ok
  5. Nee? O jee, wat te doen?
  6. Verander je gedrag zodat het weer overeenkomt met je eigen normen. Voel je fantastisch!
    OF: Je kunt of wilt je gedrag niet veranderen. Voel je ellendig. Vlucht zo snel mogelijk uit de toestand van zelfbewustzijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn causale theorieen mbt ons

zelfbewustzijn?

A

Theorieën over de oorzaken van eigen gevoelens en gedragingen (ik voel
me chagrijnig, want ik vannacht niet geslapen). Het enige probleem is dat
onze theorieën en schema’s niet altijd correct zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is het moeilijk te

achterhalen hoe we ons voelen?

A

We concentreren ons te veel op de dingen die gemakkelijk te verwoorden
zijn en minder op de moeilijk verwoordbare aspecten (komt altijd te laat
vs. ik houd gewoon van hem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is bewijs van onderzoek naar
‘rationele redenen veroorzaken
attitudeverandering’?

A

Studenten moesten hun relatie beschrijven. Daardoor veranderden ze van
mening over het verloop van hun relatie, als ze positieve dingen dachten,
werden ze positiever. Dachten ze aan negatieve dingen, werden ze
negatiever. Op den duur nemen de effecten van het analyseren echter af
en keren mensen weer terug naar hun oorspronkelijke moeilijk
verklaarbare attitude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de zelfperceptietheorie?

A

Wanneer onze attitude en gevoelens onzeker zijn, gaan we uit van gedrag
dat we vertonen om conclusies te kunnen trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Met welke theorie heeft de zelfperceptietheorie overeenkomsten?

A

Met de attributietheorie uit hoofdstuk 4: de manier waarop mensen
conclusies trekken over andermans attitudes en gedragingen door het
gedrag van diegene te observeren. Volgens de zelfperceptietheorie
gebruiken mensen dezelfde attributionele principes om gevolgtrekkingen
over hun eigen attitudes te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het verschil tussen
introspectie en de
zelfperceptietheorie?

A

De zelfperceptietheorie lijkt op introspectie, waarbij je naar binnen kijkt,
naar de interne informatie die jij, en alleen jij hebt over je gedachten,
gevoelens en motieven. De zelfperceptietheorie gaat echter verder. We
kijken niet alleen naar binnen, maar we proberen het gedrag ook te
verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is intrinsieke motivatie?

A

Verlangen om ergens aan te beginnen omdat je ervan geniet of
interessant vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is extrinsieke motivatie?

A

Verlangen om ergens aan te beginnen vanwege een externe beloning of
druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het

overrechtsvaardigingseffect?

A

De neiging van mensen om de oorzaken van hun gedrag te zoeken in
dwingende extrinsieke motivaties, waardoor ze de invloed van intrinsieke
redenen onderschatten.
De vervanging van de intrinsieke motivatie door extrinsieke motivatie
leidt ertoe dat mensen de belangstelling voor een activiteit, waar ze eerst
van genoten, verliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn taakafhankelijke

beloningen?

A

Beloningen die gegeven worden voor het uitvoeren van een taak,
ongeacht hoe goed deze gebeurt (boek lezen is een punt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn prestatieafhankelijke

beloningen?

A

Beloningen die gebaseerd zijn op hoe goed iemand een taak uitvoert.
Deze beloningen leiden minder tot vermindering van belangstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

welk continuüm van twee

denkkaders heb je?

A

• vast denkkader (fixed mindset) → het idee dat we een bepaalde
capaciteit in een bepaalde mate bezitten en dat dit gegeven
onveranderlijk is
• vormbaar denkkader (growth mindset) → het idee dat onze
capaciteiten kneedbare kwaliteiten zijn die we kunnen cultiveren en
ontwikkelen.
Mensen met een vast denkkader geven eerder op na een tegenslag en
doen minder moeite om hun vaardigheden te ontwikkelen, terwijl
mensen met een vormbaar denkkader tegenslagen zullen gebruiken om
nog harder te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de tweefactorentheorie

van emotie van Schachter?

A
Het idee dat een emotionele 
ervaring het resultaat is van 
een zelfperceptieproces dat uit 
twee stappen bestaat en 
waarin mensen eerst 
fysiologische opwinding 
(arousel) ervaren en daar 
vervolgens een geschikte 
verklaring voor zoeken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welk bewijs is er van de
tweefactorentheorie
?

A

Proefpersonen kregen een injectie epinefrine ingespoten (zij dachten een
vitaminepreparaat) of een placebo. Tijdens het maken van de vragenlijst,
met wel bijzondere vragen erop, werd de medeproefpersoon heel boos.
De personen met epinefrine (dit verhoogt je ademhaling en
lichaamstempratuur) werden sneller ook boos, omdat ze de daarbij
horende lichamelijk conditie ervaarden. Terwijl de proefpersonen die een
placebo hadden gekregen dit minder hadden.
In een tweede groep: Als ze de proefpersonen van te voren wezen op de
bijwerkingen van de epinefrine werden ze niet boos op de vragenlijst,
maar erkende ze de symptomen van de drug.
In een derde groep: kregen geen vragenlijst. De andere persoon gedroeg
zich heel euforisch. De proefpersoon concludeerde dat ze zich euforisch
moesten voelen en sloot zich aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de conclusie van dit
onderzoek?
(epinefrine injectie/placebo + rare vragenlijst)

A

Mensen zoeken naar de meest plausibele verklaring voor hun opwinding.
Maar soms is de meest plausibele verklaring niet de juiste en dan ervaren
mensen een verkeerde emotie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is misattributie van

opwinding?

A

Proces waarbij mensen verkeerde conclusies trekken over de oorzaak van
hun gevoelens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is bewijs van misattributie

van opwinding?

A

Een man werd op een gevaarlijk, wiebelende brug gevraagd, door een
aantrekkelijke vrouw of ze een vragenlijst wilden invullen. De brug zorgde
voor een bepaalde arousel bij de mannen. Na het invullen van de
vragenlijst vraagt de vrouw of ze de man later meer mag uitleggen over
het onderzoek (bij een goed glas wijn) en geeft haar telefoonnummer. Ze
doet dit ook bij mannen die net van de brug af komen en op adem aan
het komen zijn. De mannen die op de brug staan bellen haar op en de
andere mannen minder. Waarschijnlijk hebben de mannen op de brug
hun arousel verkeerd geïnterpreteerd en aangezien als
verliefdheid/aantrekkingskracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

wat is het bewijs dat we sociale
contacten nodig hebben om een
zelfbeeld te ontwikkelen.?

A

chimpansees leven in familie verband. deze chimpansees slagen voor de
spiegeltest (er wordt een rode streep op het voorhoofd als vreemd
ervaren in de spiegel). chimpansees die in isolatie worden opgevoed
slagen niet voor deze spiegeltest. ze herkennen zichzelf niet in de spiegel,
wat doet vermoeden dat ze geen zelfbeeld hadden ontwikkeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

wat is de sociale

vergelijkingstheorie?

A

het idee dat we over onze eigen vaardigheden en attitudes leren door
onszelf te vergelijken met andere mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

om welke twee belangrijke

vragen draait de sociale vergelijkingstheorie?

A

• wanneer gaan we onszelf sociaal vergelijken → als je op een bepaald
gebied onzekerheid over jezelf ervaart
• en met wie wil je jezelf vergelijken → dit is afhankelijk van het doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

wat zijn opwaartse sociale

vergelijkingen?

A

onszelf vergelijken met mensen die beter scoren op een bepaalde
eigenschap of vaardigheid dan wijzelf, als we dromen om zelf ook ooit zo
te worden. het werkt vaak ontmoedigend en geeft ene gevoel van
minderwaardigheid. het werkt motiverend als het niveau haalbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

wat zijn neerwaartse sociale

vergelijkingen?

A

onszelf vergelijken met mensen die slecht scoren dan wijzelf op een
bepaalde eigenschap. je voelt je goed over je eigen prestatie. of je voelt je
minder slecht als anderen het nog minder goed hebben als jij (zoals bij
ziekten). je kan ook jezelf vergelijken met prestaties uit het verleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

wat is sociale afstemming?

A

het proces waarin mensen attitudes van elkaar overnemen. je doet dit
zelfs als je iemand voor het eerst ontmoet en je het goed met diegene wil
kunnen vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

wat is bewijs van sociale

afstemming?

A

een onderzoek waarbij je op een vriendelijke manier of neutrale manier
werd verwelkomd. de onderzoeker had een antiracistische T-shirt aan of
niet. Je kreeg woorden te zien, die moesten worden beoordeeld als goed
of slecht. voor je op goed of slecht moest drukken kreeg je een wit of
zwart scherm te zien, zo snel dat je hem niet bewust kon waarnemen. de
mensen die een vriendelijke onderzoeker met antiracistisch t shirt hadden
tijdens het onderzoek hadden minder onbewuste vooroordelen.
conclusie: we hebben schijnbaar de neiging om de standpunten over te
nemen van mensen die we mogen, terwijl we de standpunten van
mensen die we niet mogen automatisch afwijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

wat is een affectie voorspelling

A

verwachte gevoelens over een toekomstige gebeurtenis. dit gebeurt vaak
aan de hand van verhalen van anderen. dit is een accuratere manier, dan
wanneer je dit op basis van kennis doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke vorm van zelfcontrole
werkt minder goed mbt
gedachten?

A

Gedachteonderdrukking → waarbij we gedachten uit ons hoofd proberen
te zetten. Hoe hard we niet aan chips proberen te denken, hoe meer we
aan chips gaan denken

39
Q

Welke vorm van zelfcontrole

werkt wel mbt gedachten?

A

Een beter strategie is om wel te denken aan het verboden onderwerp
terwijl we wilskracht proberen uit te oefenen als het aankomt op
handelen naar deze gedachten

40
Q

Wat is het energiemodel van

zelfregulatie?

A

Deze theorie gaat ervanuit dat het energie kost om acties te controleren.
Het spenderen van de energie aan een taak, zorgt voor minder energie
voor een andere taak

41
Q

Wat is ego-depletie ?

A

De staat waarbij de energiebron die nodig is voor zelfcontrole is uitgeput,
waardoor het uitoefenen van zelfcontrole niet tot nauwelijks mogelijk is

42
Q

Wat helpt om je zelfcontrole te
vergroten (meer energie voor
taak 2)? 3x

A

• bidden
• specifieke intenties formuleren → i.p.v. ik ga studeren: ik ga
donderdag studeren, als een vriend belt om te gaan stappen, doe ik
dat als ik klaar ben met studeren
• optimisme → bv door je best mogelijke zelf te visualiseren

43
Q

Wat is impressiemanagement ?

A

Poging van mensen om anderen over te halen om hen te zien zoals ze
gezien willen worden. (politici doen dit veel bij de verkiezingsperiode)

44
Q

Welke verschillende
impressiemanagementstrategieën
heb je? 2x

A
  • vleien → complimenten, medelijden, medeleven

* zelfsabotage → gedragsmatige en gerapporteerde zelfsabotage

45
Q

Wat verstaan we onder vleien?

A

Proces waarbij mensen anderen naar de mond praten, prijzen en
proberen zichzelf sympathiek te maken in de ogen van iemand anders, die
vaak een hogere status heeft.

46
Q

Wanneer werkt vleien averechts ?

A

Als de ontvanger merkt dat de vleierij onoprecht is

47
Q

Wat is zelfsabotage?

A

Strategie waarbij mensen voor zichzelf obstakels en excuses creëren
zodat ze bij een mislukking niet zichzelf de schuld hoeven te geven

48
Q

Wat houdt gedragsmatige

zelfsabotage in?

A

Mensen handelen zo dat de kans kleiner wordt dat ze de taak op een
juiste manier kunnen uitvoeren, zodat wanneer ze falen de schuld kunnen
leggen bij de externe situatie i.p.v. eigen vaardigheden.

49
Q

Wat houdt gerapporteerde

zelfsabotage in?

A

Dit houdt in dat men kant-en-klare excuses verzint voor het geval ze falen.
We gaan niet stappen voor het tentamen (gedragsmatige zelfsabotage),
maar we zeggen dat we ons niet zo goed voelden

50
Q

Zie je zelfsabbotage gedrag eerder bij

mannen of bij vrouwen?

A

Bij mannen. Vrouwen hechten waarde aan hard werken en je best doen
om iets te bereiken, daarom veroordelen ze anderen eerder, als ze niet zo
hun best lijken te doen.

51
Q

Wat is zelfvertrouwen ?

A

De beoordeling van mensen van wat we zelf waard zijn. De mate waarin
we onszelf goed, competent en fatsoenlijk vinden

52
Q

Wat houdt de
angstmanagementtheorie in
?

A

Zelfvertrouwen is een buffer voor de angst voor de dood.

53
Q

Wat is self-efficiency ?

A

Gevoel van bekwaamheid om een taak uit te voeren of een doel te behalen.

54
Q

Wat gebeurt er als de dosis

optimisme te groot is?

A

Dan ontstaat narcisme

55
Q

wat is cognitieve dissonantie?

A

Een onaangenaam gevoel dat wordt veroorzaakt door twee onverenigbare
overtuigingen (cognities)

56
Q

Wat houdt de theorie van

cognitieve dissonantie in?

A

Cognitieve dissonantie veroorzaakt ongemak en daarom willen we dit
reduceren. Het ongemak ontstaat als je gedragingen niet overeenkomen
met je overtuiging, omdat we dan gedwongen zijn de discrepantie te zien

57
Q

Hoe kunnen we dissonantie

reduceren? 3x

A

• door ons gedrag te veranderen zodat het in overeenstemming komt
met onze overtuiging
• door onze overtuiging aan te passen
• door een nieuwe overtuiging aan te nemen

58
Q

Wat is zelfbevestiging?

A

Een manier om dissonantie te verminderen: door onszelf te herinneren
aan één of meer positieve eigenschappen (ja stom dat ik rook, maar ik kan
heel goed koken)

59
Q

Welke conclusie kon worden
getrokken uit onderzoek naar
het onthouden van
argumentatie?

A

Mensen onthouden de plausibele argumenten die hun eigen standpunt
ondersteunen en de ongeloofwaardige argumenten die de tegengestelde
opinie ondersteunen.

60
Q

Wat is de impact bias?

A

We overschatten de intensiteit en de duur van onze negatieve emotionele
reactie na bv ontslag of verbreken van relatie

61
Q

Waarom is alleen onbewuste

dissonantie effectief?

A

Als je jezelf bewust probeert te overtuigen (bv. dat die baan eigenlijk
helemaal niet bij jou paste) dan werkt dit niet overtuigend voor jezelf (je
wilde die baan eigenlijk wel heel graag en dat weet je). We voelen ons pas
beter als we echt geloven (onbewust) dat die baan niet bij je paste.

62
Q

Wat is het bewijs dat mensen
met een hoge eigenwaarden
meer dissonantie ervaren?

A

3 groepen moesten een persoonlijkheidstest doen. 1e
groep kreeg
positieve feedback (hoge eigenwaarden), 2e
groep kreeg negatieve
feedback (lage eigenwaarden) en 3e
groep kreeg geen feedback.
Vervolgens moesten ze een spelletje spelen. Tijdens het spel konden ze
vals spelen. De mensen met een lage eigenwaarden speelden eerder vals
(ervaarden minder dissonantie tussen eigen overtuiging en vals spelen),
dan de mensen met hoge eigenwaarden (zijn ervaarden meer dissonantie).
De controlegroep zat er tussenin

63
Q

Wanneer is zelfbevestiging

effectief?

A

Het is alleen effectief als het verankerd zit in de realiteit. Kinderen met
lage eigendunk, die enorm geprezen werden, raakten ontmoedigd en
durfden geen nieuwe uitdagingen aan te gaan. Een persoon moet zich
concentreren op zijn echte sterke kanten en deze in overeenstemming te
brengen met zijn gedrag.

64
Q

Wat is postdecision dissonance?

A

Dissonantie die optreedt nadat men een beslissing heeft genomen. Het
gekozen alternatief wordt aantrekkelijker en het verworpen alternatief
wordt minder aantrekkelijk (we overtuigen onszelf, dat we de juiste
beslissing hebben genomen)

65
Q

Welk bewijs is er voor

postdecision dissonance?

A

Vrouwen moesten huishoudelijk apparaten beoordelen. Daarna mochten
ze een apparaat kiezen om mee naar huis te nemen. Ten slotte moesten ze
de apparaten nogmaals beoordelen. Het apparaat dat werd gekozen kreeg
een betere beoordeling en het apparaat dat niet werd gekozen een minder
goede.

66
Q

Wat maakt onze behoefte om

dissonantie te reduceren groter?

A
Hoe definitiever (huis kopen/broodrooster kopen) en onomkeerbaarder 
(trouwen/nieuwe auto kopen) de beslissing is, hoe groter de behoefte om 
de dissonantie te reduceren.
67
Q

Wat is lowballing?

A

Gewetenloze strategie waarbij een verkoper een klant verleidt iets te
kopen door een zeer lage prijs te bieden, vervolgens loopt hij even weg (in
de tussentijd ben je echt blij met je aankoop) en komt terug en zegt dat hij
een vergissing heeft gemaakt en de prijs hoger is. Doordat postdecision
dissonance is ingetreden betaal je vaak de meerprijs.

68
Q

Welk bewijs is er dat attitudes
sterk uiteen kunnen lopen ten
gevolge van handelen?

A

In een groep 8 werden attitudes t.o.v. spieken geïnventariseerd.
Vervolgens moesten de kinderen een competitieve toets maken, waarbij
de situatie zich zeer leende om te spieken. Sommige kinderen spiekten
wel, anderen niet. De volgende dag werd er weer gevraagd hoe ze over
spieken dachten. Kinderen die hadden gespiekt waren hier milder over
geworden en kinderen die niet hadden gespiekt hadden een striktere
attitude gekregen t.o.v. spieken.

69
Q

Hoe zorgt dissonantie ervoor
dat je een beslissing niet snel
terugdraait?

A

Een beslissing die je eenmaal hebt genomen probeer je te rechtvaardigen
om dissonantie te reduceren en die rechtvaardiging maakt het lastig om
later een beslissing terug te draaien…zelfs als het beter zou zijn.

70
Q

Waarom zien we minder
dissonantie bij culturen die
groepsgericht zijn?

A

Zelfrechtvaardiging is een individuele drijfveer. Maar ook daar zie je wel
dissonantie: uit onderzoek bleek dat een Japanner ook zegt een saaie taak
leuk te vinden. Hij zal dat ook doen wanneer een ander de saaie taak saai
vindt. (Hij vindt de taak saai, dan vind ik hem ook saai)

71
Q

Wat houdt rechtvaardiging van

inspanning in?

A

Neiging om iets waar je hard voor gewerkt hebt aantrekkelijker te gaan
vinden (de baan waar je hard voor gewerkt hebt om te krijgen, blijkt toch
niet zo leuk → je gaat op zoek naar de positieve kant van de baan/bedrijf)

72
Q

Wat is de conclusie uit
onderzoek over rechtvaardiging
van inspanning?

A

Als je te voet gaat naar een discussiegroep en onderweg wordt nat gespat
door een auto, vind je de discussiegroep niet leuk. Maar als je vrijwillig in
een waterplas zou springen om te worden toegelaten tot een groep die
later saai blijkt te zijn, zou je die groep wel leuk vinden (rechtvaardigen van
ontgroening).

73
Q

Wat is externe rechtvaardiging?

A

Reductie van dissonantie door te verwijzen naar een verklaring buiten de
betrokkene (ik mag niet liegen- vriendin heeft een afschuwelijke jurk
gekocht en vraagt: wat vind je ervan? → het is belangrijk om mensen niet
onnodig pijn doen, dus ik zeg wel dat ik die afschuwelijke jurk mooi vind).
Externe rechtvaardiging kan ook in de vorm van geld of andersoortige
beloningen zijn

74
Q

Wat is interne rechtvaardiging?

A

Reductie van dissonantie door iets in jezelf te veranderen, zoals je attitude
of je gedrag (attitude: een leugentje om best wil mag wel/de jurk is toch
best leuk; gedrag: ik zeg gewoon dat ik hem lelijk vind)

75
Q

Wat houdt counter-attitudinal

advocacy in?

A

Redenering om de dissonantie op te heffen die ontstaat als je een mening
verkondigt die in tegenspraak is met je eigen opvattingen of attitude (die
mouwtjes van de jurk zijn best leuk, eigenlijk is de jurk best wel leuk). Je
verkondigt een mening of overtuiging die afwijkt van je daadwerkelijke
mening.

76
Q

Welke bewijs is er voor externe

rechtvaardiging?

A

Studenten moesten een leugen vertellen. Sommige kregen hier 20 euro
voor, anderen kregen 1 euro. Degenen die 20 euro kregen beoordeelden
de leugen als niet leuk, maar ik kreeg nu eenmaal 20 euro. Degenen die 1
euro kregen beoordeelden de leugen als leuk.

77
Q

Hoe kan je counter-attitudinal
advocacy inzetten om een beter
zelfbeeld te krijgen?

A

Vrouwen met een negatief lichaamsbeeld moesten een essay schrijven
over de emotionele en fysieke prijs van het najagen van een onrealistisch
ideaalbeeld. Ze moesten andere vrouwen ontmoedigen in deze valkuil te
trappen. Deelnemers die een essay hadden geschreven lieten een
significante verbetering zien in hun tevredenheid met hun eigen lichaam, chronisch dieetgedrag nam af en ze waren gelukkiger en minder angstig
dan vrouwen in de controlegroep.

78
Q

Wat is het concept van

onvoldoende straf?

A

Als er tegen ongewenst gedrag een lichte straf staat. Er is een dissonantie
tussen het gedrag (broertje willen slaan) en externe rechtvaardiging (lichte
straf), maar deze is niet heel groot (ik hoef alleen maar op de trap te gaan
zitten, als ik mijn zusje sla). Het kind blijft dissonantie ervaren (ik mag niet
slaan-ik wil mijn zusje slaan) Daarom moet het kind dissonantie op een
andere manier reduceren, door zichzelf te overtuigen dat slaan
bijvoorbeeld niet zo leuk is. Een mildere straf zou dus effectiever zijn dan
een zware straf (dan voer je het alleen niet uit als je ouders in buurt zijn,
anders krijg je straf. Je overtuigingen verander je daar niet mee)

79
Q

Welk bewijs is er dat lichte
straffen effect hebben op
attitude en zware straffen niet?

A

Peuters werd gevraagd een favoriet speeltje aan te wijzen. Eén groep
kreeg te horen als ze met het speeltje zouden spelen ze een zware straf
zouden krijgen. Een andere groep kreeg een lichte straf als ze met het
speeltje zouden spelen. De onderzoeker verlaat de ruimte. Alle kinderen
spelen niet met het speeltje. Vervolgens wordt gevraagd aan de kinderen
wat ze van het speeltje vonden. Bij de groep met de zware straf was de
attitude ten opzichte van het speeltje niet veranderd. Sommige vonden
het speeltje zelf interessanter. De groep met de lichte straf gaven aan het
speeltje niet zo leuk te vinden. Zij hadden hun attitude veranderd om hun
gedrag (niet spelen met het speeltje) te verantwoorden.

80
Q

Welke conclusie kan je trekken
over beloning en straffen t.o.v.
dissonantie?

A

Als je iemand eenmalig iets wil laten doen of achterwege moet laten, kun
je het beste een grote beloning beloven of dreigen met een zware straf. Als
je iemand zijn attitude of gedrag wil laten veranderen, dan geldt: hoe
kleiner de beloning of straf, die leidt tot gehoorzaamheid, hoe groter de
uiteindelijke verandering in attitude.

81
Q

Wat is zelfoverreding?

A

Langdurige vorm van attitudeverandering die het gevolg is van
zelfrechtvaardiging. Jezelf overtuigen van een bepaalde overtuiging, om te
verklaren waarom je bepaald gedrag niet hebt uitgevoerd. (de kinderen
van groep 8, die niet hadden gespiekt, werden meer overtuigt dat spieken
slecht was. Waarschijnlijk hadden ze best graag willen spieken om het spel
te winnen)

82
Q

Wat is uit onderzoek gebleken

over de duur van zelfoverreding?

A

Het onderzoek van het verboden speelgoed werd uitgebreid. Na een aantal
weken kwam nog een onderzoeker een testje afnemen. Het speelgoed van
het vorige onderzoek lag er nog. Terwijl de onderzoekster even weg was,
mochten ze daarmee spelen. De kinderen die weken daarvoor een lichte
straf zouden krijgen om met een bepaald speeltje te spelen, speelden nog
steeds niet met het speeltje. De kinderen van de zware straf speelden wel
met het `verboden’ speeltje.

83
Q

Wat is hypocrisie-inductie?

A

Mensen bewust maken van de dissonantie tussen wat ze zeggen en doen,
met als doel mensen aan te zetten tot verantwoordelijk gedrag.

84
Q

Wat is bewijs van hypocrisieinductie?

A

2 groepen: 1e
groep moest een essay schrijven over aids. 2e
groep moest
een essay schrijven en een video maken, die werd vertoond op middelbare
scholen. In beide groepen werd de helft op hun eigen inconsequente
condoomgedrag gewezen. De deelnemers in de 2e
groep, die gewezen
werden op hun gedrag, werden aan het denken gezet over hun eigen
hypocrisie: ze propageerde gedrag, die ze zelf niet uitvoerden.
Vervolgens werden de studenten goedkope condooms aangeboden. De 2
e
groep, die terecht gewezen waren, kochten de meeste condooms. Vele
maanden na het experiment belden onderzoekers om erachter te komen
dat het effect nog steeds standhield.

85
Q

Wat is het Benjamin Franklineffect?

A

Als we mensen een gunst verlenen, vinden we die persoon vervolgens
aardiger

86
Q

Wat is het bewijs van het

Franklin-effect?

A

Personen deden mee aan een wedstrijd waar ze een geldprijs voor
ontvingen. De onderzoeker zei bij de ene groep dat hij een gunst nodig
had, omdat hij het prijzengeld uit eigen zak moest betalen. Of de
proefpersonen het geld terug wilden geven. Bij een ander groep vroeg de
secretaresse hier om en bij de laatste groep werd het geld niet terug
gevraagd. De groep die een gunst verleende, waarbij de onderzoeker het
zelf vroeg, vond de onderzoeker daarna het meest sympathiek.

87
Q

Hoe ontstaat PTSS?

A

Dit komt doordat de soldaat het niet lukt om de dissonantie te reduceren
die ontstaat door het doden van onschuldige burgers

88
Q

Waarom ontstaat de
dissonantie niet bij het doden
van de vijand?

A

De vijand probeer je onmenselijk te maken (te dehumaniseren) dit gebeurt
door hen akelige namen te geven en hen te bestempelen als ongedierte,
beesten of andere onmenselijke wezens

89
Q

Hoe kan sympathie voor een
martelaar of voor een
verdachten ontstaan
?

A

Hoe dichter mensen in de buurt zijn van de plaats waar de wreedheden
worden begaan, hoe groter hun behoefte de dissonantie te reduceren
tussen ‘ik ben een goed mens’ en ‘ik veroorzaak een ander leed’. Mensen
die in de buurt zijn van de martelaar zullen dus zichzelf gaan overtuigen
van de schuld van het slachtoffer.

90
Q

Welk bewijs is er dat mensen
met een negatief zelfbeeld
minder dissonantie ervaren.?

A

2 groepen: 1e
groep eigen dunk verhoogd, 2e
groep eigen dunk verlaagd.
Vervolgens moesten zij een ‘slachtoffer’ schokken toedienen. De 1e
groep
vindt zichzelf een goed persoon en er ontstaat dissonantie (ik doe een
ander geen pijn-ik ga nu iemand een schok toedienen). Zij reduceren de
dissonantie door zichzelf te overtuigen dat het slachtoffer minder aardig is,
minder aantrekkelijk, etc.
De 2e
groep doet dit minder. Zij zien zichzelf al als een minder capabel
persoon, waardoor er minder dissonantie ontstaat (ik ben toch al een
egoïst-het is niet zo erg als ik iemand pijn doe)

91
Q

Wat houdt de

zelfverificatietheorie in?

A

Het idee dat mensen de behoeften hebben om bevestiging te zoeken voor
hun zelfconcepten, of die nu positief zijn of negatief. In sommige situaties
kan die behoefte in conflict komen met het verlangen om een positief
beeld van zichzelf in
stand te houden

92
Q
Zullen mensen met een negatief 
zelfbeeld deze verheffen als ze 
positieve feedback krijgen op 
basis van de 
zelfverificatietheorie?
A

Waarschijnlijk niet. als mensen met een negatief zelfbeeld positieve
feedback krijgen, staan twee tegenstrijdige behoeften lijnrecht tegenover
elkaar: het verlangen om zich goed te voelen en de positieve feedback te
geloven (behoefte aan zelfverheffing) versus het verlangen om een
consistent beeld te hebben van onszelf (behoefte aan zelfverificatie). Uit
onderzoek blijkt dat het de laatste behoeften (zelfverificatie) is groter, dan
onszelf in een positief daglicht te zien. Dit geldt vooral bij mensen met een
negatief zelfbeeld.

93
Q

Waarom hangen mensen een

sekte als Heaven’s Gate aan?

A

Als mensen een belangrijke beslissing nemen en veel in die beslissing
investeren, leidt dat tot acties om die investering en acties te
rechtvaardigen. Mensen die in een sekte gaan, zoals Heaven’s Gate, laten
familie, vrienden, baan achter en werkten hard en lang voor de doelen
waarin ze geloven