T5 Attitudes en attitudeverandering Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van attitude?

A

Een evaluatie van een attitudeobject zoals mensen, voorwerpen en ideeën.
Je vormt een mening over mensen, voorwerpen of ideeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het tripartitemodel van

attitudes?

A

Attitudes omschreven als samengesteld uit drie componenten

  1. Een affectieve component
  2. een cognitieve component
  3. een gedragsmatige component
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

. Wat is het bewijs dat attitudes
deels te herleiden zijn tot onze
genen?

A

Identieke tweelingen hebben meer attitudes gemeenschappelijk, dan nietidentieke tweelingen. Zelf als deze identieke tweelingen in
verschillende gezinnen opgroeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe beïnvloeden genen indirect

onze attitudes?

A

Er zijn geen genen die attitudes doorgeven, maar genen bepalen wel
temperament en persoonseigenschappen. Deze eigenschappen zorgen
weer dat we een voorkeur geven aan bv. muzieksoort, technische snufjes,
etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt bedoeld met ‘op

cognitie gebaseerde attitudes’?

A

Deze attitudes zijn gebaseerd op de eigenschappen van een attitudeobject.
Het doel is om plus- en minpunten te classificeren, zodat we een keuze
kunnen maken wat we van het object vinden. (een stofzuiger kies je op
basis van cognitieve attitude, niet op hoe de stofzuiger jou laat voelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt bedoeld met ‘op

affect gebaseerde attitudes’?

A

Deze attitudes zijn meer gebaseerd op iemands gevoelens en waarden
t.o.v. het attitudeobject. (soms vinden we een auto gewoon mooi, ondanks
dat hij benzine slurpt). Over onderwerpen als politiek, seks en religie
hebben mensen vaak op affect gebaseerde attitudes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke drie manieren
ontstaan op affect gebaseerde
attitudes?

A

• geworteld in de waarden die mensen hebben (religieuze en morele
opvattingen)
• vanuit sensorische reactie (voorkeur van smaak)
• vanuit esthetische reactie (bewondering van uiterlijkheden
auto/schilderij)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Van welke twee vormen van
conditionering kunnen op affect
gebaseerde attitudes een
gevolg zijn?

A

Klassieke conditionering

Operante conditionering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe heeft priming invloed op je

attitude?

A

Als het concept gezondheid is geprimed, zal een doos chocola negatieve
gevoelens opwekken. Als het concept smaak geprimed is, zal deze doos
positieve gevoelens opwekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt bedoeld met ‘op

gedrag gebaseerde attitudes’?

A

Deze attitudes zijn gebaseerd op iemands observatie van hoe hij zich
gedraagt tegenover een attitudeobject. (houd je van sport? Ja, want ik ga
naar de sportschool)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn expliciete attitudes?

A

Attitudes die we bewust onderschrijven en gemakkelijk kunnen

reproduceren (vaak recente ervaringen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn impliciete attitudes?

A

Attitudes die onwillekeurig, onbestuurbaar en vaak onbewust zijn (vaak
ervaringen vanuit onze jeugd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kunnen je expliciete en
impliciete attitude verschillen
over hetzelfde onderwerp?

A

Je hebt een expliciete attitude over discriminatie. Je bent hierop tegen,
verschillende rassen moeten gelijken kansen krijgen.
Je hebt een impliciete attitude, omdat je vroeger vaak gehoord hebt dat
gekleurde mensen minder zijn. Dit uit zich in je gedrag t.o.v. gekleurde
mensen. (je kijkt ze niet in hun ogen, je voelt je ongemakkelijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen

spontaan en gepland gedrag?

A

Bij spontaan gedrag heb je weinig tijd om over je attitude na te denken en
bij gepland gedrag heb je meer tijd. Daardoor kunnen er verschillende
uitkomsten zijn. (restaurant laat Aziatische mensen binnen, in een brief
schrijven ze dat ze dit niet doen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is attitudetoegankelijkheid?

A

De sterkte van de associatie tussen een attitudeobject en iemands
evaluatie van dat object, uitgedrukt in de snelheid waarmee de betrokkene
kan zeggen wat hij van het object vindt (toegankelijkheid hoog = snel
meningsvorming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat bepaalt de

attitudetoegankelijkheid?

A

Hoe meer directe ervaringen we hebben met het attitudeobject
(praktijkervaring), hoe hoger de attitudetoegankelijkheid, en hoe groter de
kans is dat we spontaan gedrag kunnen voorspellen. Attitude kan ook
indirect tot stand komen (gelezen over een bepaald onderwerp)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat houdt de theorie over

gepland gedrag in?

A
Idee dat de voorspellers van ons geplande gedrag bestaan uit drie
elementen die onze intentie bepalen:
• attitudes t.o.v. het specifieke gedrag
• subjectieve normen
• ingeschatte controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het bewijs dat specifieke
attitudes t.o.v. gedrag, het
gedrag beter kunnen
voorspellen?

A

Vrouwen werden bevraagd over hun attitudes t.o.v. anticonceptiepillen. De
vragen varieerden van algemeen (wat vindt u er van) tot specifiek (gaat u
binnen nu en 2 jaar anticonceptiepillen slikken). Twee jaar later werden de
vrouwen opnieuw bevraagd, of ze anticonceptiepillen hadden geslikt in ad
afgelopen 2 jaar. De algemene vragen waren een waardeloze voorspeller
en de specifieke vragen gaven een beter beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer kunnen subjectieve
normen van invloed zijn op een
beslissing?

A

Iemand vindt klassieke muziek niet leuk. De kans dat diegene meegaat naar
een concert klein is. Tenzij haar zus meespeelt en haar ouders verwachten
dat ze komt kijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe zou je een
attitudeverandering te weeg
kunnen brengen m.b.v. de
cognitieve dissonantietheorie? 2x

A

• Een voordracht houden over een bepaald onderwerp (denk aan
onderzoek over condoomgebruik)
• persuasieve communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is persuasieve

communicatie?

A

Een overtuigend bedoelde boodschap. Een toespraak of tv-spotje, waarin
een bepaalde kant van een kwestie wordt bepleit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat houdt de Yale attitude

change approach in?

A

Een onderzoek naar hoe je persuasieve communicatie het meest effectief
kan maken. Het is afhankelijk van drie punten:
• Wie → de bron van de boodschap (ervaringsdeskundige,
aantrekkelijk, boos gezicht)
• Wat → de aard van de boodschap (boodschap moet niet lijken
mensen te willen beïnvloeden, tweezijdig [voor-tegen])
• aan wie → de aard van het publiek (afleiden helpt, matige
intelligentie/eigenwaarde en tussen de 18-25 jaar zijn goed te beïnvloeden
Het onderzoek geeft niet aan welk aspect de meeste invloed heeft op de
boodschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke twee modellen zijn er
ontwikkeld om tot
attitudeverandering te komen?

A
  • het heuristisch-systematisch model (later hier meer over)

* de elaboration likelihood model

24
Q

Wat houdt de elaboration

likelihood-model in?

A

Theorie over twee routes van informatieverwerking die tot
attitudeverandering kunnen leiden:
• de centrale route
• de perifere route

25
Q

Wat houdt de centrale route van het elaboration likelihood model in?

A

De informatieverwerkingsroute die gevolgd kan worden als mensen
gemotiveerd zijn en de mogelijkheid hebben om grondig aandacht te
besteden aan de argumenten in de boodschap.

26
Q

Wat houdt de perifere route in van het elaboration likelihood model in?

A

De informatieverwerkingsroute die gevolgd kan worden als mensen geen
aandacht kunnen of willen besteden aan de argumenten en de reactie op
de boodschap wordt bepaald door de oppervlakkige verwerking van
perifere cues in de boodschap als de aantrekkelijkheid van de
boodschapper en de vormgeving

27
Q

Van welke twee aspecten is het

afhankelijk welke route je kiest van het elaboration likelihood model?

A

motivatie om aandacht te besteden aan de argumenten

• het vermogen om aandacht te besteden aan argumenten

28
Q

Wat is een motivatie om
aandacht te besteden aan een
argument?

A

Motivatie is er wanneer de persoonlijke relevantie hoog is. Neem een
attitude aan t.o.v. het verlagen van de sociale uitkering. Ben je 72 en
ontvang je AOW is de persoonlijke relevantie hoog en zal je de centrale
route kiezen. Ben je 26 is de persoonlijke relevantie laag en zal je de
perifere route kiezen.

29
Q

Wat houdt ‘het vermogen om
aandacht te besteden aan
argumenten’ in?

A

Soms is het moeilijk om aandacht te besteden aan een toespraak. Je bent
moe, je zit in een warm, vol lokaal, je wordt afgeleid, het onderwerp is te
complex. Als mensen niet in staat zijn om zorgvuldige aandacht te
besteden aan de argumenten, worden ze meer overtuigd door perifere
cues

30
Q

Waarom is het belangrijk om te
weten hoe attitudeverandering
tot stand komt?

A

Attitudes die via de centrale route zijn bereikt, zijn duurzamer. Dit is
belangrijk om te weten, omdat je als psycholoog attitudes wil gaan
veranderen.

31
Q

Op welke manier kan je
aandacht trekken bij mensen
om tot attitudeverandering te
komen? 2x

A

Inspelen op hun emoties:
• angstopwekkende communicatie
• emoties als heuristiek

32
Q

Wat houdt angstopwekkende

communicatie in?

A

Persuasieve boodschap die de attitudes van mensen d.m.v. angst probeert
te veranderen

33
Q

Heeft angstopwekkende

communicatie zin?

A

Als de opgeroepen angst matig is en mensen menen dat ze door naar de
boodschap te luisteren deze angst kunnen reduceren, zijn ze eerder
geneigd om de boodschap te analyseren. Als de angst te groot wordt,
hebben mensen de neiging om in de verdediging te gaan, ontkennen het
belang van de dreiging en zijn niet meer in staat rationeel over de kwestie
na te denken

34
Q

Waarom mislukt
angstopwekkende
communicatie vaak?

A

De boodschap maakt mensen bang, maar biedt geen specifieke instructies
over hoe mensen die angst kunnen reduceren. De combinatie van deze
twee aspecten is juist het effectiefst gebleken.

35
Q

Wat houdt het heuristischesystematisch model van

overtuigingen in?

A

Attitudeverandering komt tot stand door:
• argumenten systematisch te verwerken
• door gebruik te maken van heuristieken

36
Q

Hoe kan je gebruik maken van
een heuristiek bij
attitudeverandering?

A

In deze context wordt een heuristiek gebruikt om te beslissen wat je
attitude is, zonder dat er veel tijd wordt besteed aan de analyse. (Als een
deskundige het zegt, zal het wel zo zijn; Als iedereen het zegt, zal het wel
zo zijn).
Emoties fungeren vaak als heuristiek: heb ik hier een goed gevoel bij.
Gevoel kan ook door andere bronnen worden beïnvloed, zoals muziek,
versgebakken koekjes

37
Q

Wat is een heuristiek?

A

Heuristieken zijn regels die je brein toepast als filter. Er zijn simpelweg teveel keuzes die op een dag gemaakt moeten worden om over alles rationeel na te denken. Als marketeer maar zeker ook als online marketeer is het belangrijk om van het bestaan van snelkoppelingen in je brein te weten. Wanneer je begrijpt hoe keuzes gemaakt worden kun je eenvoudiger klanten tot de juiste keuze brengen, simpelweg omdat je niet het rationele deel van het brein aanspreekt maar de onbewuste keuzes die gemaakt worden kan beïnvloeden.

38
Q

Hoe kan je het beste de
verschillende attitudes
veranderen?

A

Cognitieve attitudes op basis van argumenten
Attitudes op basis van affectie verander je door op een emotioneel niveau
te gaan zitten

39
Q

Welk bewijs is er dat
lichaamstaal bijdraagt aan
attitudeverandering?

Wat is de conclusie van dit
onderzoek

A

Tijdens een onderzoek werden mensen gevraagd duurzaamheid van een
koptelefoon te testten. Sommige moesten ja knikken, terwijl ze de
koptelefoon uitprobeerden en anderen moesten nee knikken. De helft van
de mensen kregen sterke argumenten te horen, de andere helft zwakke
argumenten. De ja knikkers met sterke argumenten waren eerder
overtuigd van de kwaliteit van de koptelefoon. En de nee knikkers met
zwakke argumenten waren eerder overtuigd, dat de koptelefoon niet zo’n
sterke kwaliteit had

Lichaamstaal kan bijdrage aan attitudeverandering, maar wel in combinatie
met sterke tegenargumenten

40
Q

Wat is het kameleoneffect?

A

Het nadoen van bewegingen, die je anderen ziet maken. Een ja/nee-knikker
in het publiek, die goed zichtbaar is, kan je meer overtuigen of minder
overtuigen van de argumenten die gevoerd worden

41
Q

Wat zijn subliminale
boodschappen?

Is er bewijs dat ze werken in het dagelijks leven?

A

Woorden of beelden die niet bewust maar wel subliminaal worden
waargenomen, maar die wellicht toch invloed hebben op onze oordelen,
onze attitudes en ons gedrag. Dit kan visueel als auditief. Er is geen bewijs
dat subliminale boodschappen werken in het dagelijks leven

42
Q

Waar is wel bewijs voor m.b.t.

subliminale boodschappen?

A

Ze hebben wel effect op gecontroleerde situaties. Zo werd er tijdens een
onderzoek subliminale flitsen getoond aan proefpersonen. Er werden onzin woorden gemaakt van de letters van Lipton ijsthee. Na het onderzoek werd
er gevraagd of ze iets te drinken wilden. Proefpersonen die dorst hadden
(op niet dorstige had de boodschap geen effect) wilden graag een glaasje
ijsthee

43
Q

Waar is geen bewijs van
gevonden tijdens de
onderzoeken mbt subliminale boodschappen?

A

Subliminale boodschappen kunnen mensen niet aanzetten tot gedrag dat
tegen hun eigen verlangens, normen en waarden of eigen persoonlijkheid
ingaat

44
Q

Wat is stereotypedreiging?

A

De angst die leden van een minderheidsgroep voelen dat hun gedrag een
cultureel stereotype bevestigt (self fulfilling prophesy)

45
Q

Welk effect heeft een

stereotype reclame op gedrag?

A

Na het kijken van een stereotypische reclame (vrouw doet de was) lieten ze
mannen en vrouwen een wiskunde test maken. Vrouwen maakten deze
slechter dan mannen. Na het kijken van een contra stereotypische reclame
(vrouw weet veel over auto’s) maakten mannen en vrouwen de wiskunde
test even goed.

46
Q

Hoe werkt de attitudeinentingstechniek?

A

Een manier om jezelf te wapenen tegen beïnvloeding is door na te denken
over argumenten die tegen je eigen attitude ingaan, voordat iemand
anders de aanval opent op je argumenten.

47
Q

. Waarom is sluikreclame

effectief?

A

Omdat onze aandacht niet direct op het product is gericht (maar bv op het
verhaal van de film), werpen we geen tegenargumenten op. Als je van te
voren wordt gewezen op de sluikreclame zijn deze minder effectief

48
Q

Hoe kan het beste ingespeeld
worden om druk van
leeftijdsgenoten te weerstaan?

A

Het meest effectief is wanneer je kinderen leert groepsdruk te weerstaan.
Uit onderzoek is gebleken dat kinderen die middels rollenspel deze
technieken eigen maakten, na 3 jaar significant minder rookten dan de
controlegroep.

49
Q

Wat is de reactantietheorie?

A

Idee dat mensen sterke weerstand ervaren wanneer ze zich bedreigd
voelen in hun vrijheid om voor een bepaald gedrag te kiezen. Deze
weerstand kunnen ze reduceren door het verboden gedrag te vertonen. (je
mag geen alcohol, anders doe ik je iets ergs aan: gevolg is dat het kind
alcohol gaat drinken)

50
Q

Wat is de theorie over gepland gedrag? Maak voor uw antwoord gebruik van onderstaand model, door de termen die bij de genummerde vakken horen te noteren:

1 >
2 > 4 > 5
3 >

A

De theorie over gepland gedrag stelt dat gepland, weloverwogen gedrag (5) het beste voorspeld kan worden door gedragsintenties (4), die op hun beurt weer voorspeld kunnen worden door de attitude ten opzichte van het specifieke gedrag (1), subjectieve normen (2) en ingeschatte gedragscontrole (3).

51
Q

Het elaboration likelihood model (ELM) is een theorie over [1]. In deze theorie staan twee routes van informatieverwerking centraal; de [2] route, en de [3] route. Het model verklaart de gevolgen van de genomen route op de mogelijke attitudeverandering.

De [2] route is de informatieverwerkingsroute die mensen nemen als ze [4] zijn en de [5] hebben om grondig aandacht te besteden aan de informatie. Over het algemeen zijn de attitudes die via deze route zijn gevormd permanenter en moeilijker te beïnvloeden.

De [3] route is de informatieverwerkingsroute die mensen nemen als ze geen aandacht kunnen of willen besteden aan de informatie. In dit geval worden mensen overtuigd door [6] in de boodschap, zoals aantrekkelijkheid van de bron en de vormgeving. Over het algemeen zijn de attitudes die via deze route zijn gevormd meer [7] en [8] te beïnvloeden.

A
  1. Attitudeverandering
  2. Centrale
  3. Perifere
  4. Centrale
  5. gemotiveerd
  6. mogelijkheid
  7. Perifere
  8. perifere cues
  9. kortdurender
  10. makkelijker
52
Q

Wat is het heuristisch-systematische model van overtuiging?

A

Het heuristisch-systematische model van overtuiging is een theorie over twee manieren waarop persuasieve communicatie tot attitudeverandering kan leiden. Het model postuleert dat dit kan door (1) argumenten systematisch te verwerken, of (2) gebruik te maken van heuristieken. Grofweg gaat het bij heurstieken om vuistregels die mensen gebruiken om een (impliciete of expliciete) beslissing te nemen, zoals ‘iedereen is het er mee eens, dus zal het wel kloppen’.

53
Q

Welke van de onderstaande stellingen beschrijft het best hoe het elaboration likelihood-model (ELM) en het heuristisch-systematisch model (HSM) zich tot elkaar verhouden?

Uw antwoord

Het ELM maakt het HSM grotendeels overbodig

Het HSM maakt het ELM grotendeels overbodig

Het ELM en HSM zijn unieke modellen van attitudeverandering met weinig overeenkomsten

Het ELM en HSM complementeren elkaar

A

Het HSM van overtuiging en het ELM beschrijven beide twee manieren waarop mensen informatie verwerken. In beide modellen is één manier vooral gebaseerd op argumenten en de andere vooral op oppervlakkige aspecten, zoals de vorm van de informatie of de bron. De modellen moeten als complementair aan elkaar gezien worden. In het HSM wordt namelijk dieper ingegaan op de perifere route van het ELM.

54
Q

Op welke drie soorten bronnen van informatie is uw attitude ten aanzien van het zien van een vogelspin gebaseerd?

A

Het tekstboek beschrijft dat uw attitude ten aanzien van de spin gebaseerd kan zijn op drie soorten informatie:

cognitieve informatie: feiten (bijvoorbeeld: de spin is groot, harig en mogelijk giftig) en oordelen (bijvoorbeeld: aanraken kan dodelijk zijn)
affectieve informatie: gevoelens en emoties (zoals angst)
gedragsmatige informatie: kennis over uw interactie met dit soort spinnen (bijvoorbeeld: tijdens een vakantie in een tropisch land zat er ’s ochtends een vogelspin aan de buitenkant van de klamboe over uw bed. De spin was slechts twintig centimeter van u verwijderd en u rende schreeuwend weg).
Een mooi geheugensteuntje is hierbij dat ook dit tripartitemodel van attitudes (zie tekstboek p. 202), net als veel psychologische theorieën/modellen uitgaat van de 3g’s (gedachten, gevoel, gedrag), ook wel ABC van de psychologie genoemd (naar affect, behavior, cognition).

55
Q

U bent op vakantie in Zuid-Amerika en maakt een jungletocht. U geniet van het prachtige uitzicht over het regenwoud en de vele kleurrijke vogels en vlinders. Tot u opeens, heel dichtbij, een vogelspin ziet. U schrikt enorm, omdat u een grote afkeer van vogelspinnen hebt. En toevallig heeft u ook nog tijdens een cursus Sociale psychologie veel over vogelspinnen moeten nadenken.

Wat zal uw reactie zijn, gebaseerd op de theorie over gepland gedrag? En waarom is er zo’n sterk verband tussen uw attitude ten aanzien van vogelspinnen en uw reactie daarop?

A

n dit geval gaat het om spontane handelingen. Het was immers niet uw plan om ineens oog in oog te staan met een mogelijk gevaarlijke spin. U moest onmiddellijk reageren. In dit soort gevallen is de attitudetoegankelijkheid, ook wel de sterkte van de associatie tussen een object en de evaluatie ervan, zeer belangrijk om gedrag te voorspellen. Als de toegankelijkheid hoog is, komt de attitude voor de geest zodra men het attitudeobject ziet of eraan denkt. De attitude is in dit geval extra toegankelijk voor u, omdat u er tijdens de cursus sociale psychologie al veel mee te maken hebt gehad. Daardoor kunt u de attitude (uw afkeer van vogelspinnen) nog makkelijker voor de geest halen. Dit zorgt ervoor dat u meteen gedrag vertoont (rennen) dat in lijn is met uw afkeer van vogelspinnen. De relatie tussen attitude en gedrag wordt verder versterkt doordat de attitude bruikbaar is voor en van toepassing is op uw gedrag ten opzichte van de spin.

56
Q

Stel: u staat oog in oog met de spin, maar nu heeft u tijd om na te denken over een reactie. Bijvoorbeeld wanneer televisiebioloog Freek Vonk een vogelspin op zijn hand heeft en u vraagt de spin te aaien. Wat zal uw reactie dan zijn, volgens de theorie over gepland gedrag?

A

In situaties waarin u meer ruimte hebt om informatie diepgaand te verwerken, spelen andere processen een rol dan bij spontaan gedrag. Als Freek Vonk de spin op zijn hand heeft en u uitnodigt de spin te aaien dan is uw attitude ten opzichte van de spin waarschijnlijk negatief, maar u hebt nu de tijd om informatie te verwerken. In dit geval zal de theorie over gepland gedrag uw gedrag dan ook beter voorspellen. Die zegt dat uw attitude over het gedrag, de subjectieve norm, en de ingeschatte controle over het gedrag samen leiden tot een gedragsintentie. Deze intentie leidt vervolgens tot het daadwerkelijke gedrag. Ook als u spinnen eng vindt, voelt u wellicht dat anderen verwachten dat u onder begeleiding van een expert de spin toch aait (de subjectieve norm). Ook uw inschatting van uw controle over het gedrag zal hoger zijn. Met de expert erbij zal het immers niet moeilijk zijn om het gedrag op de juiste manier uit te voeren. Kortom, hoewel uw specifieke attitude over het aaien van een spin erg negatief kan zijn, is het mogelijk dat door de subjectieve norm, en de verhoogde ingeschatte controle, u de spin toch besluit te aaien.

57
Q

Wanneer u uitgaat van de kennis die u in dit thema hebt opgedaan, welke campagne is dan volgens u het meest succesvol in het veranderen van attitudes over alcohol in het verkeer? Waarom?

A

Systematische informatieverwerking, in tegenstelling tot oppervlakkige informatieverwerking, kan bijdragen aan relatief stabiele attitudes. Systematische informatieverwerking kost echter tijd, en daar hebben mensen zowel motivatie als cognitieve capaciteit voor nodig. Emoties kunnen invloed hebben op de motivatie en het vermogen om boodschappen op een diepgaande manier te verwerken. Een positieve stemming verlaagt de motivatie en de capaciteit. Hierdoor heeft de inhoud van de boodschap minder impact op de attitudes en zullen ontvangers van de boodschap vaker heuristieken gebruiken in de informatieverwerking. De invloed van negatieve emoties (zoals angst) om attitudes te veranderen is complex. Een juiste (niet al te grote) hoeveelheid angst kan mensen motiveren om informatie diepgaander te verwerken. Een te grote hoeveelheid angst vermindert de motivatie en de cognitieve capaciteit, waardoor de ontvanger de boodschap helemaal niet meer diepgaand verwerkt.

In het eerste voorlichtingsfilmpje is een man te zien die een hele tijd aarzelt voordat hij drankjes bestelt. Daardoor heeft de kijker de tijd om informatie systematisch te verwerken. Zijn vriend, die als eerste zijn bestelling doorgeeft, verkeert duidelijk in een positieve stemming. Als de kijker daardoor ook in een positieve stemming raakt, maakt de inhoud van de boodschap mogelijk minder indruk. Verder laat de BOB het gewenste gedrag zien (een niet-alcoholisch drankje bestellen), waardoor kijkers de controle over het gedrag hoger inschatten. Echter kan wel opgemerkt worden dat het gedrag van de BOB moeite lijkt te kosten (hij aarzelt voordat hij een cassis bestelt), wat weer een negatief effect kan hebben op de ingeschatte gedragscontrole. Tenslotte klopt de vriend de BOB waarderend op de schouder na het bestellen van de cassis, wat een positieve subjectieve norm communiceert. De ingeschatte controle over het gedrag en subjectieve normen beïnvloeden de intentie om het gedrag uit te voeren en de kans op het daadwerkelijk uitvoeren van het gedrag (zie de theorie over gepland gedrag).

In de tweede voorlichtingscampagne wordt angst opgewekt. Dit kan krachtig zijn, maar moet wel aan een aantal voorwaarden voldoen, zoals persoonlijke relevantie. Het tweede fragment is inderdaad gericht op de eigen persoon en de eigen verantwoordelijkheid: ‘your night…’ (dit geldt ook voor het eerste fragment: ‘zelf in de hand’). Een probleem met de tweede voorlichtingscampagne is echter dat er wellicht teveel angst wordt opgewekt, wat ertoe kan leiden dat mensen in de verdediging schieten, het belang van de dreiging ontkennen, of niet meer in staat zijn om rationeel na te denken. Ook worden er geen duidelijke, specifieke instructies gegeven hoe de opgewekte angst gereduceerd kan worden. We zien de personen in het fimpje schrikken, maar er is verder geen koppeling met hun gedrag: we zien niet of ze net alcohol hebben gedronken en of ze alcohol drinken als ze weer terug in de bar zijn.

Alhoewel er kritiekpunten zijn met betrekking tot beide filmpjes, zal de eerste campagne waarschijnlijk effectiever zijn.