SZR Flashcards

1
Q

Periode van forfait

A

Hier is de uitkering geen percentage meer van het loon, maar een vast bedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sociale zekerheid

A

Het geheel van sociale voorzieningen dat tot doel heeft aan alle burgers op elk ogenblik van hun bestaan minstens een inkomen te waarborgen dat een menswaardig bestaan garandeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kapitalisatietechniek

A

Wanneer men spaart voor zijn eigen pensioen later, zoals bv pensioensparen bij de bank. Het is puur voor uzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Repartitietechniek

A

De actieve bevolking betaalt voor het pensioen van de huidige gepensioneerden. Diegene die nu werken, betalen dus de pensioenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onderlinge bijstandskassen

A

Het is een vorm van vrijwillige onderlinge verzekering tussen de arbeiders, voor het bieden van financiële hulp aan degenen die door arbeidsongeschiktheid werden getroffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werknemers

A

Degenen die tegen loon arbeidsprestaties verrichten in ondergeschikt verband, maw onder het gezag van een andere persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Schijnzelfstandigheid

A

Het is een situatie waarbij partijen een overeenkomst sluiten tot zelfstandige samenwerking, maar als men kijkt naar de praktijk is het WN - WG.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Schijnzelfstandigheid

A

Het sociaal statuut der zelfstandigen valt op vlak van bijdrageregeling goedkoper uit. Er heerst een grote verleiding om in plaats van een werknemersregeling, een zelfstandigenstatuut te overwegen
Nadeel: geen sociale bescherming + geen extra inkomsten voor RSZ
Oplossing: arbeidsrelatiewet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Arbeidsrelatiewet

A

Vier criteria om de aard van de arbeidsrelatie te bepalen (beoordelen op het bestaan of de afwezigheid van een gezagsband):
1) De wil van de partijen
2) Vrijheid van organisatie van de werktijd
3) Vrijheid van organisatie van het werk
4) Mogelijkheid tot hiërarchische controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Weerlegbaar
vermoeden

A

Dit vermoeden geldt tot het bewijs van tegendeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Social Ruling

A

Commissie ter regeling van arbeidsrelaties
= een systeem waarbij een specifiek daarvoor op te richten rulingcommissie zich uitspreekt over de aard van arbeidsrelatie na het
voorleggen van de vraag hiervoor door de partijen (aanvechtbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Arbeidsdeal

A

Ons land wil een weerlegbaar vermoeden van tewerkstelling invoeren voor
platformwerkers (aan minsten drie van de acht nieuwe criteria voldoen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De EG-verordening

A

Alle onderdanen van de Europese Unie vallen onder de socialezekerheidsregeling van de lidstaat op het grondgebied waar zij
werkzaamheden in loondienst verrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Werklandprincipe

A

Men valt onder de socialezekerheidsregeling van het land waar men
werkzaamheden in loondienst verricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Woonlandprincipe

A

Men valt onder de socialezekerheidsregeling van het land waar men woont

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wet Overzeese Sociale Zekerheid

A

Een werknemer die voor een periode van max 6 maanden wordt uitgezonden naar een land dat niet tot de Europese Economische Ruimte
behoort, behoort toch tot de Belgische SZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Occasionele arbeid

A

Activiteiten verrichten ten behoeve van het huishouden van de werkgever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Statuut

A

Een geheel van algemene en onpersoonlijke bepalingen die de
tewerkstellende overheid eenzijdig oplegt en ook eenzijdig kan wijzigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Beroepsbezigheid

A

Impliceert een activiteit met een zekere regelmaat dat gericht is op winst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Helper

A

Iemand die de zelfstandige in zijn beroep bijstaat of vervangt, zonder
arbeidsovereenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Meewerkende echtgenoot

A

Iemand die meewerkt aan de zelfstandige activiteit van de echtgenoot Vroeger: onttrokken uit sociaal statuur der Zelfstandige (= geen pensioenrecht)
Nu: volwaardig statuut (met weerlegbaar vermoeden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Deeleconomie

A

Diensten verstrekt via een door overheid erkend of georganiseerd
elektronisch platform

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Loonkost

A

= brutoloon + WG bijdragen (25%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Brutoloon
= WN bijdragen (13,07%) + belastbaar inkomen + nettoloon + bijzondere bijdrage SZ
26
Het loonbegrip volgens de Loonbeschermingswet
Het loon in geld, waarop de werknemer recht heeft, ingevolge van zijn dienstbetrekking, ten laste van de werkgever
27
Rijksdienst Voor Jaarlijkse Vakantie (RJV)
Instelling dat het enkelvoudig vakantiegeld van de arbeiders uitbetaald Reden: voor arbeiders is het vervroegd vakantiegeld te ingewikkeld om te berekenen, dus de WG betaald de bijdragen aan SZ en SZ stort de bijdragen door aan RJV
28
Enkel vakantiegeld
Het normale loon dat de werknemer zou hebben ontvangen indien hij op de vakantiedag gewerkt had
29
Dubbel vakantiegeld
Het vakantiegeld dat de werknemer bijkomend toegekend wordt op basis van de wetten op de jaarlijkse vakantie en dat losstaat van het gewone loon voor de vakantiedagen
30
Eenheidsbijdrage
Alle middelen van de sociale zekerheid voor verschillende sectoren gaan naar het RSZ globaal beheer
31
RSZ globaal beheer
Grote pot waar alle middelen van de Sociale Zekerheid te samen komen en die verdeeld worden volgens “de te financieren thesauriebehoeften” = principe dat de verdeling overeenkomt met de dagelijkse behoeften (als een sector geld nodig heeft, dan krijgt die sector geld)
32
Taxshift (werknemers)
Verschuiving van belasting op arbeid naar andere vormen van belasting  Maatregel waarbij men het basispercentage van de SZ bijdragen voor werkgevers uit de profitsector aanzienlijk verlaagd heeft
33
Flexijobs
Een vorm van tewerkstelling waarbij een werknemer een extra job neemt tegen gunstige voorwaarden
34
Zachte landingsbanen
Er als werkgever voor zorgen dat een werknemer op het einde van de carrière (min. 58 jaar) geen belastende werkomstandigheden meer heeft (bv. nachtwerk)
35
Sluitingsfonds
Vergoeding in geval van Sluiting van Onderneming te ontslagen werknemers
36
Asbestfonds
Een bijdrage van 0.01% die de RSZ opvordert als vergoeding voor asbestslachtoffers
37
Sociale fondsen
Fondsen betaald door het paritair comité van de sector bedoeld voor bestaanszekerheid (bv. in geval van technische werkloosheid)
38
Crisisbijdragen
In tijden van crisis verminderen de inkomsten voor de Sociale Zekerheid Oplossing: extra bijdragen
39
Loonmatigingsbijdrage
Crisisbijdrage: oorsprong uit de drie indexsprongen van de jaren 1984, 1985, 1986 Reden: de indexatie van het loon uit te stellen omdat voor deze jaren het indexcijfer als 2% was gestegen
40
Solidariteitsbijdrage
Verplichte bijdrage voor de werkgever (een solidariteit binnen de sociale zekerheid)
41
Immatriculatie
Inschrijven, aansluiten bij de rijksdienst voor Sociale Zekerheid
42
Eenzijdige beëindiging
De overheid beëindigd de arbeidsverhouding met een definitief benoemde
43
Openbare schatkist
Financiering van de ambtenarenpensioenen van gewezen ambtenaren van de federale overheidsdiensten - Voor rekening van de federale begroting van Pensioenen - 7,5% ambtenarenbijdrage (persoonlijke pensioensbijdrage)
44
Pool der Parastatalen
Financiering van de ambtenarenpensioenen door de openbare instellingen met een eigen functionele bevoegdheid  de pensioenen van de ambtenaren die lid zijn van de instelling Intern solidair systeem (= repartitiesysteem): de pensioenen van de gewezen ambtenaren worden betaald door de huidige actieve statutaire ambtenaren
45
Gesolidariseerd pensioenfonds van de provinciale en plaatselijke besturen
De financiering van de ambtenarenpensioenen van ambtenaren in gemeentebedrijven (bv. lokale politie) Semi solidair systeem: basisbijdragevoet van 43% inclusief de 7,50% persoonlijke bijdrage
46
Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ)
Beheert de sociale verzekering van de Zelfstandigen
47
Degressief systeem
Hoe meer je proportioneel verdiend, hoe minder bijdragen je moet betalen in percentages
48
Taxshift (zelfstandigen)
Verschuiving van belasting op arbeid naar andere vormen van belasting  bijdrage voor zelfstandigen verlaagd tot 20,50%
49
Primostarters
Mensen die nog nooit eerder zelfstandige zijn geweest
50
Residuaire stelsels
Een aantal uitgaven komen voor de rekening van de overheid (voorbeeld: leefloon)
51
Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid
De centrale positie van de administratieve organisatie
52
Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid
Automatische gegevensuitwisseling tussen instanties
53
Rijksdienst van de Sociale Zekerheid (RSZ)
Staat in voor de inning van de bijdragen van de werknemers - Rapportering en opvolging - Globaal beheer van de sociale zekerheid - Nauw contact met de FOD sociale zekerheid
54
RIZIV
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
55
Groeipakket
Gezinsbijslag regeling in België
56
Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA)
Taken: - Beoordelen of iemand toegelaten wordt tot het werkloosheidssysteem - Controleren of er voldoende werkbereidheid is bij het individu
57
VDAB
Taken: - Arbeidsbemiddeling + controle van beschikbaarheid van werklozen - Controleren: zoekgedrag naar werk en beschikbaarheid op de arbeidsmarkt
58
Federale Pensioensdienst
Uitbetaling van de Pensioenen
59
Federaal agentschap voor beroepsrisico’s (Fedris)
Verzekering voor professioneel risico
60
Solidariteitssysteem
1915: alle werknemers betaalden bijdragen voor kinderbijslag (dus sommige betaalden voor de kinderen van anderen)
61
Gewaarborgde gezinsbijslag
Gezinsbijslag voor kinderen voor wie in geen enkele andere regelgeving het recht verworven kan worden (bescheiden inkomen)
62
Famiris (Iriscare)
Uitbetaling van de gezinsbijslag in het Brussel Hoofdstedelijk gewest
63
Sociale verzekering
De beroepsregeling, voor mensen die binnen een beroepscategorie behoren
64
Sociale bijstand
De restregeling
65
FAMIFED
Het beheer en betaling van de gezinsbijslag
66
Onvoorwaardelijk recht
Van 0-18 jaar hebben kinderen een onvoorwaardelijk recht op kinderbijslag (zonder voorwaarden)
67
Voorwaardelijk recht
Van 18-25 jaar hebben kinderen recht op kinderbijslag zolang men studeert of werk zoekt na de studies (met voorwaarden)
68
Progressief systeem
Meer kinderbijslag naarmate het aantal kinderen
69
De desindexering van Vlaanderen
Vlaanderen heeft gespaard op de kinderbijslag (niet meer automatisch geïndexeerd) Gevolg: verlies van kinderbijslag per kind
70
Bevoegdheidsoverdracht
De bevoegdheid voor de kinderbijslag is in 2019 geregionaliseerd
71
Vervangingsinkomen
De uitkeringen die in de plaats komen van de inkomsten uit arbeid als deze door ziekte, werkloosheid of ouderdom verloren gaan
72
Voortgezette verzekering
Gerechtigden waarbij de verzekerde toestand een einde neemt en die in een moeilijke situatie bevinden (bv. werkloos), men is bij geen enkele beroepscategorie bevoegd
73
Feitelijke scheiding
Geen gemeenschappelijke woonplaats meer maar wel verplichting tot financiële hulp, bijstand en trouw blijven  nog steeds echtgenoten maar apart wonen  men kan niet wettelijk samenwonen met iemand anders, de feitelijke partner krijgt altijd voorrang op de nieuwe partner
74
Lidmaatschapsbijdrage
Aanvullende verzekeringsbijdrage bij een ziekenfonds (men krijgt voordelen maar het is niet verplicht, bv. reisverzekering)
75
Nationale Hulpkas
Sociale verzekeringsfonds van het RIZIV
76
Sociale Verzekering der Zelfstandigen
Sociale verzekeringsfonds van het RIZIV
77
Nomenclatuur
De bijbel van de gezondheidszorg: lijst van de vergoedbare farmaceutische specialiteiten (regelt welke medische zorgen en paramedische zorgen voor vergoeding vatbaar zijn) Stelt ook de relatieve waarde van iedere prestatie vast - Nummer + beschrijving + sleutelletter met nummer  hoe hoger, hoe ingewikkelder, hoe hoger de waarde - Vb.: 101032 raadpleging in de spreekkamer door een huisarts (nomenclatuur = N8) - Vb.: 293451 totale vervanging van een totale knieprothese (nomenclatuur = N850)
78
Magistrale bereidingen
Bereiding door apotheker op vraag van een arts.
79
Lijst vergoedbare
Geneesmiddelen bereid door een farmaceutische firma.
80
farmaceutische specialiteiten (geoctrooieerd)
Het octrooi is niet eeuwig, maar dient als soort van compensatie voor het onderzoek.
81
Witte of generische producten (buiten octrooi)
Na verloop van tijd vervalt het octrooi en dan kan elk bedrijf geneesmiddel namaken aan een goedkopere prijs.
82
Bijzonder solidariteitsfonds
Tegemoetkoming voor de kosten van uitzonderlijke geneeskundige verstrekkingen die niet vergoedbaar zijn door de verzekering voor geneeskundige verzorging
83
Zorgvernieuwingsprojecten
Vergoeding van onderzoek en vergelijkende studie van modellen (bv. vaccinatieprogramma’s)
84
Subrogatie
Men kan niet voor schade vergoed worden in twee wetgevingen Stel: arbeidsongeval - Tijd nodig om uit te maken of het wel een arbeidsongeval is - Probleem: kosten stapelen ondertussen op - Oplossing: voorlopige betaling door ziekteverzekering - Uiteindelijk: toch een arbeidsongeval, dus het ziekenfonds recupereert de betaalde kosten
85
Remgeld
Het deel van de kosten voor de gezondheidszorg voor rekening van het individu Reden: overconsumptie tegengaan
86
Accreditering
Een externe beoordeling op de kwaliteit van de opleiding (artsen, tandheelkundigen en apothekerspecialisten), een systeem van continue opleiding met recht op een supplementair honorarium  is een soort van kwaliteitscontrole  is niet kostenbesparend voor de sociale zekerheid
87
Supplementair honorarium
Wanneer artsen dit hebben kunnen ze een extra supplement aanrekenen aan de patiënten (dit wordt niet terugbetaald door de gezondheidszorg)
88
Verhoogde tegemoetkoming
Personen met een bescheiden inkomen hebben het recht om minder remgeld te betalen
89
Globaal medisch dossier
Één algemeen dossier per patiënt Voordeel: remgeldvermindering van 30%
90
Echelonnering van de zorgverlening
De organisatie van de gezondheidszorg op verschillende niveaus, waar elk niveau een specifieke taak en verantwoordelijkheid heeft Reden: kostenbesparend, de huisarts verwijst men door naar een specialist 1. Huisartsgeneeskundige 2. Specialistische zorg 3. Hooggespecialiseerde zorg
91
Maximumfactuur
Een beschermingsmaatregel die de medische kosten jaarlijks beperkt tot een bepaald grensbedrag (sociaal afhankelijke vs inkomensafhankelijke)
92
Forfaitaire tegemoetkoming
Een vast bedrag dat niet overeenkomt met de actuele kosten
93
Derdebetalerssyteem
Ziekteverzekering rekent rechtstreeks af met de verstrekker
94
Referentie terugbetaling
Wanneer een generisch product op de markt goedkoper is dan het terugbetaalbaar geneesmiddel dan betaald de ziekteverzekering het verschil terug
95
Substitutierecht apotheker
Een apotheker mag een farmaceutische specialiteit substitueren voor een andere
96
Weesgeneesmiddelen
Geneesmiddelen die bedoeld zijn voor de diagnose, preventie of behandeling van zeldzame aandoeningen (bijzondere vergoedingsregeling)
97
Geneesmiddelen bij hospitalisatie
De terugbetaling van geneesmiddelen tijdens een hospitalisatie
98
Omgekeerde verbintenis
Stilzwijgende stemming: men gaat uit van een akkoord, wie niet weigert is toegetreden tot het akkoord
99
RVT en ROB
RVT: rust en verzorgingstehuizen ROB: woonzorgcentra = tegemoetkoming voor verzorging en bijstand in de handelingen van het dagelijkse leven
100
Arbeidsongeval
Elk ongeval dat een werknemer tijdens en door het feit van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst overkomt - Het moet een plotselinge gebeurtenis zijn met een letsel als gevolg (oorzakelijk verband)
101
Plotselinge gebeurtenis
Het feit waarvan naderhand de oorsprong en de datum met zekerheid te bepalen zijn en waarvan de duur zich beperkt tot een korte tijdspanne
102
Letsel
Aantasting van lichamelijke of geestelijke integriteit
103
Uitwendige oorzaak
door de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, de oorzaak ligt buiten het organisme van de getroffene
104
Equivalentieleer
Oorzakelijk verband met arbeid moet niet perse de belangrijkste oorzaak zijn (één oorzaak in verband met de arbeidsovereenkomst is genoeg) Reden: anders geen enkele hartaanval een arbeidsongeval want er zijn meerdere oorzaken
105
Zware fout
Fout dat een redelijk denkend mens niet zou maken
106
Arbeidswegongeval
Ongeval op de weg naar en van het werk
107
Normale traject
Veronderstelt een wegaflegging die – zowel op chronologisch als op geografisch vlak – als normaal kan worden aangezien (plaats en tijd)
108
Verblijfplaats
Zowel hoofdverblijfplaats als tweede verblijfplaats (met regelmaat)  woonplaats
109
Consolidatie
Datum waarop de arbeidsarts vaststelt dat de situatie niet meer zal verbeteren
110
Herziening
Onvoorzienbare wijziging in toestand van het slachtoffer
111
Lijfrente
Levenslange rente bij een dodelijk arbeidsongeval (30% van het basisloon), voor de echtgenoot
112
Tijdelijke rente
Tijdelijke rente bij een dodelijk ongeval voor de kinderen van het slachtoffer (15% halve wees (max 45%), 20% volle wees (max 60%))
113
Voorlopige terugbetaling
De arbeidsongevallenverzekeraar zet zich in de plaats van het slachtoffer en betaald al de kosten (later terug recupereren) Kan enkel voor het bedrag dat de arbeidsongevallenverzekeraar effectief betaald heeft Reden: vermijden dat men in géén enkele sector verzekerd is
114
Burgerlijke immuniteit
Geen burgerlijke aansprakelijkheid bij een arbeidsongeval met de schuld van de werkgever of een collega
115
Arbeidsongevallenwet
Verplicht elke werkgever tot het sluiten van een
116
arbeidsongevallenverzekering bij een verzekeringsonderneming (Fedris)
117
Beroepsziekten
Ziekten die een rechtstreekse en determinerende wijze het gevolg zijn van de beroepsuitoefening, de blootstelling aan het beroepsrisico
118
Arbeidsongeschikt
Diegene die alle werkzaamheden heeft onderbroken ten gevolge van letsels of functionele stoornissen waardoor zijn vermogen tot verdienen verminderd is tot een derde of minder dan een derde van wat de “maatpersoon” kan = 66% arbeidsongeschiktheid
119
Primaire arbeidsongeschiktheid
Eerste jaar arbeidsongeschikt (in deze periode gaan onderscheid maken tussen gezinssituaties)
120
Invaliditeit
Tweede jaar arbeidsongeschikt
121
Prenatale rust
Zwangerschapsverlof (vanaf 6e week voor bevallingsdatum)
122
Postnatale rust
Bevallingsverlof (tot 9 weken na de bevalling)
123
Specifiek geboorteverlof (vader)
Bij overlijden of ziekenhuisopname van de moeder
124
Algemeen geboorteverlof (vader)
15 dagen vaderschapsverlof
125
Rouwverlof
Bij overlijden van echtgenoot, samenwonende partner of kind
126
Anciënniteit
De periode waarvoor de ambtenaar ononderbroken voor de overheid heeft gewerkt
127
Vlaams personeelsstatuut (VPS)
Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid
128
Dienstactiviteit
De gewone toestand van een ambtenaar
129
Disponibiliteit
Verlof wegens ziekte geraakt uitgeput of beperkte anciënniteit
130
Statutaire verloven
Verloven voor statutaire personeelsleden
131
Werkloosheidsuitkering
Een dekking op een bijzonder sociaal risico (geen verband met psycho-fysieke oorzaken) Een dekking op verlies van arbeidsinkomen door economische factoren
132
Referteperiode
De wachttijd dat een werknemer moet doorlopen waarin hij een aantal arbeidsdagen heeft gepresteerd binnen een zekere tijdspanne Voorbeeld: binnen de referteperiode van 21 maanden moet men 12 maanden hebben gewerkt (= bijgedragen aan sector werkloosheid)
133
Behoud hoedanigheid
Wanneer men overstapt van werknemer naar zelfstandige of ambtenaar kan men dit aanvragen Voordeel: arbeidsverleden wordt berekent op leeftijd van aanvraag (jonger dus minder arbeidsdagen nodig) + wanneer men werkloos wordt is men altijd gerechtigde in de sector
134
Beroepsinschakelingstijd
De periode die je moet doorlopen voordat je eventueel recht hebt op een inschakelingsuitkering (bij werkloosheid na studies of leertijd)
135
Springplank zelfstandige
Het opstarten van een zelfstandige activiteit in bijberoep
136
Ambtshalve schrapping
Geen officieel adres meer hebben
137
Positieve criteria
De criteria die worden betrokken bij het beoordelen van de passende aard van een dienstbetrekking
138
Negatieve criteria
Deze criteria mogen niet in de beoordeling van de passende aard van een dienstbetrekking worden betrokken
139
Mantelzorg
Degene die palliatieve zorg verlenen, zorgen voor een ziek gezinslid of voor een kind met een handicap dat jongen is dan 21 jaar
140
Niet-toeleidbare werkzoekenden
Werkzoekende die geen normaal of aangepast werk kan vinden door ene combinatie van psychologische, medische en sociale factoren
141
Samenwonende werknemers met gezinslast (A)
Werknemers met gezinslast die hun enig inkomen verliezen - Samenwonen met echtgenoot of gelijkgestelde (=onder hetzelfde dak wonen met een persoon die financieel ten laste is - 1 of meerdere kinderen
142
Alleenwonende werknemer (N)
Geen onderhoudsgeld verschuldigd + geen gezinslast
143
Samenwonende werknemer zonder gezinslast (B)
Samenwonende partner is geen persoon ten laste
144
Fixering van bedrag
Uitkeringsbedrag wordt tijdelijk gefixeerd in de eerste of tweede vergoedingsperiode als de werkloze een voltijdse beroepsopleiding volgt
145
Stuiting
Nieuwe werkloosheidsperiode, wanneer arbeid werd hervat voor een periode van minstens 12 maanden tijdens een referteperiode van 18 maanden
146
Inschakelingsuitkeringen
Afgestudeerde en daarmee gelijkgestelde jongeren die op grond van hun studies of leertijd tot de werkloosheid zijn toegelaten
147
Overbruggingsrecht
Faillissement verzekering voor gefailleerde zelfstandigen
148
Rustpensioen
Bij het bereiken van een bepaalde leeftijd is er een vermoeden dat men niet meer in staat is om te werken + recht op rust
149
Overlevingspensioen
Dekt het risico overleven (wanneer de belangrijkste kostwinner binnen het gezin wegvalt)
150
Systeem van repartitie
De huidige actieve bevolking betaald voor de huidige pensioenen
151
Kapitalisatie
De actieve bevolking spaart zelf voor zijn pensioen
152
Wettelijk pensioen
De uitkering die de overheid betaald vanaf 65 jarige leeftijd
153
Aanvullend pensioen
Als aanvulling op het wettelijk pensioen (vooral opgebouwd door zelfstandige
154
Persoonlijk pensioen
Eigen persoonlijke sparing voor pensioen
155
Bonus malus
Weinig ongevallen = weinig betalen aan verzekering Veel ongevallen = veel betalen aan verzekering
156
Gezinspensioen
Berekening van het rustpensioen rekening houdend met de gezinslast (= echtgenoot ten laste)
157
Loopbaanjaren
Werkelijke diensten + gelijkgestelde periodes
158
Loon
Berekent op werkelijke lonen (brutoloon met bijdrage) + fictieve lonen (gelijkgestelde periodes)
159
Correctiecoëfficient
Verhouding tussen wat een zelfstandige betaald aan het pensioensysteem ten opzichte van werknemers en werkgevers betalen ter financiering van het werknemerspensioen
160
Forfaitair pensioen
Tot 1984: forfaitair pensioen = pensioen identiek voor elke zelfstandige - Probleem: heel laag (13000 EUR / jaar * 60% = 7800 EUR op jaarbasis) - Oplossing: jaren na 1984 berekent op reëel loon (jaren ervoor nog steeds forfaitair)
161
Diplomabonificatie
Diplomajaren gelijkgesteld aan loopbaanjaren
162
Verhogingscoëfficient
Aantal gewerkt jaren vermenigvuldigd met 1,05 (groot voordeel)
163
20%-regel
Afwezigheden die gelijkgesteld worden met dienstactiviteit maar niet meer bezoldigd zijn mogen niet meer bedragen dan 20% van de diensten die in aanmerking komen
164
Tantième
Het deel van de referentiewedde dat we voor elk aanneembaar dienstjaar toekennen voor de berekening van uw ambtenarenpensioen
165
Referentiewedde
Het loon dat je zou genoten hebben als je volle arbeidsprestaties zou geleverd hebben
166
Overlevingspensioen
Na het overlijden van de kostwinner van het gezin krijgt de overlevende echtgenoot zonder voldoende inkomsten uitkeringen