MACRO Flashcards

1
Q

Korte termijn

A
  • Op KT worden de jaarlijkse bewegingen in de productie voornamelijk gestuurd door bewegingen in de vraag.
  • Bv.: een paar jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Middellange termijn

A
  • Op de MT heeft de economie de neiging om terug naar het productieniveau dat wordt bepaald door aanbodfactoren, zoals de kapitaalvoorraad, het technologieniveau, de omvang (en kwaliteit) van de beroepsbevolking,…
  • Bv.: een decennium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lange termijn

A
  • Op de LT is de economie afhankelijk van haar vermogen om te innoveren en nieuwe technologieen te introduceren, hoeveel mensen sparen, de kwaliteit van het onderwijssysteem van het land, de kwaliteit van de overheid,…
  • Bv.: enkele decennia of langer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Conjunctuurcyclus

A

De periode tussen 2 pieken of 2 dalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intermediaire goederen

A

Dit zijn goederen die gebruikt worden in de productie van een ander goed. Ze worden niet meegeteld in het BBP, anders zou er sprake zijn van een dubbele telling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Toegevoegde waarde

A
  • De waarde van de productie - de waarde van de intermediaire goederen die gebruikt werden in de productie
  • De som van alle toegevoegde waarden die zijn geproduceerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nominaal bbp

A
  • De som van de geproduceerde eindproducten, vermenigvuldigd met hun huidige prijs
  • €Yt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Reëel bbp

A
  • De som van de geproduceerde eindproducten, vermenigvuldigd met een constante (vaste) prijs (=basisjaar)
  • Yt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Werkgelegenheid

A

Het aantal mensen dat een baan heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Werkloosheid

A

Het aantal mensen dat geen baan heeft, maar er wel een zoekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beroepsbevolking

A
  • De som van de werkgelegenheid en de werkloosheid
  • L = N + U
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Werkloosheidsgraad

A
  • De verhouding tussen het aantal mensen dat werkloos is en het aantal mensen in de beroepsbevolking
  • u = U/L
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ontmoedigde werknemers

A

Zijn mensen die hun zoektocht naar een baan opgeven en dus niet langer meetellen als werklozen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Arbeidsparticipatiegraad

A

De verhouding tussen de beroepsbevolking en de totale bevolking in de werkende leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Inflatie

A

Een aanhoudende stijging van het algemene prijsniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Inflatiegraad

A

De snelheid waarmee het prijsniveau stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Deflatie

A

Een aanhoudende daling van het prijsniveau (= negatieve inflatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bbp-deflator Pt

A
  • De verhouding tussen het nominale en het reële bbp in jaar t
  • Geeft de gemiddelde prijs van de output: de eindproducten die in de economie worden geproduceerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Consumentenprijsindex (CPI)

A

Maatstaf voor de kosten van het levensonderhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Pure inflation (zuivere/ pure inflatie)

A

Een evenredige stijging van alle prijzen en lonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Core inflation (kerninflatie)

A

Het inflatiecijfer wanneer wispelturige componenten, zoals energie en voedselproducten, buiten beschouwing worden gelaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hyperinflatie

A

Een oncontroleerbare inflatie, met als gevolg bijna dagelijkse prijsstijgingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Shrinkflation

A
  • Wanneer men de prijzen gaat behouden, paar minder gaat aanbieden
  • Bv.: zelfde zak chips, zelfde prijs, maar er zit minder in
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wet van Okun

A

De figuur zet de verandering in werkloosheid uit tegen het groeipercentage van de productie, samen met de lijn die het beste bij de punten past

25
Phillipscurve
De figuur zet de inflatiegraad uit tegen de werkloosheidsgraad, samen met de lijn die het beste bij de punten past
26
Consumptie (C)
Goederen en diensten die worden gekocht door consumenten
27
Investeringen (I)
De som van niet-residentiële en residentiële investeringen
28
Overheidsbestedingen (G)
Aankopen van goederen en diensten door de overheid, exclusief overheidstransfers en rentebetalingen
29
Export (X)
Aankopen van Belgische goederen en diensten door andere landen
30
Import (IM)
Aankopen van buitenlandse goederen en diensten door Belgische consumenten, bedrijven en overheid
31
Voorraadinvestering
Het verschil tussen productie en verkoop
32
Beschikbare inkomen
Het inkomen dat overblijft nadat consumenten overheidstransfers hebben ontvangen en hun belastingen hebben betaald
33
Exogene variabelen
Variabelen die niet in het model verklaard worden, maar als gegeven worden beschouwd
34
Endogene variabelen
Variabelen zijn afhankelijk van andere variabelen in het model
35
Econometrie
De verzameling statistische methoden die in de economie gebruikt worden
36
Obligatie
Schuldpapier dat door iemand wordt uitgegeven typisch met een lange looptijd en met een vaste rente
37
Swap
'ruilen' je kan bv lening met vaste rente ruilen voor lening met variabele rente
38
Optie
Wanneer men een aandeel koopt, moet er veel geld op tafel worden gelegd. Als je dit niet hebt, kan je een optie op een aandeel kopen (kost minder)
39
Call-optie
Aan de vooraf afgesproken prijs het aandeel aankopen
40
Put-optie
Je hebt een optie gekocht en je hebt nu het recht om die optie te 'putten' wanneer je een bepaald aandeel,... wilt kopen
41
Herfinancieringsrente
Het tarief waartegen banken regelmatig kunnen lenen bij de centrale bank
42
Financiële tussenpersonen
Instellingen die geld ontvangen van mensen en bedrijven en dit geld gebruiken om financiële vaste activa te kopen of leningen te verstrekken aan andere mensen en bedrijven
43
Liquiditeitsval
Wanneer de rente tot 0 is gedaald en dus het monetair beleid de rente niet verder kan verlagen
44
ex-ante rente
De reële rente die is gebaseerd op de verwachte inflatie
45
ex-poste rente
De gerealiseerde reële rente
46
Directe financiering
Het rechtstreekst lenen door de uiteindelijke leners van de uiteindelijke uitleners.
47
Financiële tussenpersonen
Financiële instellingen die fondsen ontvangen van investeerders en deze fondsen vervolgens uitlenen aan anderen. ==> directe financiering
48
Securitisatie
Het creëren van effecten op basis van een bundel activa
49
Wholesale financiering
In plaats van deposito's lenen banken van andere banken of beleggers om de aankoop van hun activa te financieren
50
Collectieve onderhandelingen
Onderhandelingen tussen vakbonden en bedrijven
51
Productiefunctie
De relatie tussen de bij de productie gebruikte inputs en de geproduceerde hoeveelheid output, en op de prijzen van deze inputs.
52
Loonvormingsrelatie
De relatie tussen het reële loon en de werkloosheidsgraad.
53
Hysterese
Na een schik keert een variabele niet terug naar de beginwaarde, ook al is de schok verdwenen
54
Loonindexatie
Een bepaling die de lonen automatisch verhoogt met de inflatie
55
Neutraliteit van geld
Alle reële variabelen, productie, werkloosheid en de reële rente zijn onafhankelijk van het monetaire beleid
56
Zero lower bound beperking
Deze kan het onmogelijk maken om een negatieve reële beleidsrente te bereiken.
57
Outputschommelingen/ conjuntuurcycli
Schommelingen in de output rond de trend
58
Voortplantingsmechanisme
Economische fluctuaties zijn het resultaat van schokken en hun dynamische effecten