MACRO Flashcards
Korte termijn
- Op KT worden de jaarlijkse bewegingen in de productie voornamelijk gestuurd door bewegingen in de vraag.
- Bv.: een paar jaar
Middellange termijn
- Op de MT heeft de economie de neiging om terug naar het productieniveau dat wordt bepaald door aanbodfactoren, zoals de kapitaalvoorraad, het technologieniveau, de omvang (en kwaliteit) van de beroepsbevolking,…
- Bv.: een decennium
Lange termijn
- Op de LT is de economie afhankelijk van haar vermogen om te innoveren en nieuwe technologieen te introduceren, hoeveel mensen sparen, de kwaliteit van het onderwijssysteem van het land, de kwaliteit van de overheid,…
- Bv.: enkele decennia of langer
Conjunctuurcyclus
De periode tussen 2 pieken of 2 dalen.
Intermediaire goederen
Dit zijn goederen die gebruikt worden in de productie van een ander goed. Ze worden niet meegeteld in het BBP, anders zou er sprake zijn van een dubbele telling.
Toegevoegde waarde
- De waarde van de productie - de waarde van de intermediaire goederen die gebruikt werden in de productie
- De som van alle toegevoegde waarden die zijn geproduceerd
Nominaal bbp
- De som van de geproduceerde eindproducten, vermenigvuldigd met hun huidige prijs
- €Yt
Reëel bbp
- De som van de geproduceerde eindproducten, vermenigvuldigd met een constante (vaste) prijs (=basisjaar)
- Yt
Werkgelegenheid
Het aantal mensen dat een baan heeft.
Werkloosheid
Het aantal mensen dat geen baan heeft, maar er wel een zoekt.
Beroepsbevolking
- De som van de werkgelegenheid en de werkloosheid
- L = N + U
Werkloosheidsgraad
- De verhouding tussen het aantal mensen dat werkloos is en het aantal mensen in de beroepsbevolking
- u = U/L
Ontmoedigde werknemers
Zijn mensen die hun zoektocht naar een baan opgeven en dus niet langer meetellen als werklozen.
Arbeidsparticipatiegraad
De verhouding tussen de beroepsbevolking en de totale bevolking in de werkende leeftijd.
Inflatie
Een aanhoudende stijging van het algemene prijsniveau
Inflatiegraad
De snelheid waarmee het prijsniveau stijgt
Deflatie
Een aanhoudende daling van het prijsniveau (= negatieve inflatie)
bbp-deflator Pt
- De verhouding tussen het nominale en het reële bbp in jaar t
- Geeft de gemiddelde prijs van de output: de eindproducten die in de economie worden geproduceerd.
Consumentenprijsindex (CPI)
Maatstaf voor de kosten van het levensonderhoud
Pure inflation (zuivere/ pure inflatie)
Een evenredige stijging van alle prijzen en lonen.
Core inflation (kerninflatie)
Het inflatiecijfer wanneer wispelturige componenten, zoals energie en voedselproducten, buiten beschouwing worden gelaten
Hyperinflatie
Een oncontroleerbare inflatie, met als gevolg bijna dagelijkse prijsstijgingen
Shrinkflation
- Wanneer men de prijzen gaat behouden, paar minder gaat aanbieden
- Bv.: zelfde zak chips, zelfde prijs, maar er zit minder in
Wet van Okun
De figuur zet de verandering in werkloosheid uit tegen het groeipercentage van de productie, samen met de lijn die het beste bij de punten past