Strafbare poging en voorbereiding Flashcards
poging en voorbereiding strafbaarheid
Poging en voorbereiding zijn uitsluitend strafbaar als het gaat om een voorgenomen misdrijf (geen overtreding).
Bij poging wordt het toepasselijke strafmaximum met een derde verlaagd, bij voorbereiding met de helft.
Poging
Poging
Het gronddelict in samenhang met deze beide bestanddelen te worden opgenomen:
a. Dat sprake is van een voornemen (subjectieve voorwaarde);
b. Dat het voornemen blijkt uit een begin van uitvoering (objectieve voorwaarde).
Het enkel hebben van bepaalde gedachten is onvoldoende om aan te merken als het begin van uitvoering, maar het is lastig om een grens te trekken tussen enerzijds de voorfase van de voorbereidingshandelingen en anderzijds de strafbare fase van de uitvoeringshandelingen. Hierover zijn twee verschillende opvattingen:
Subjectieve leer: stelt de gevaarlijke houding of gezindheid van de dader centraal en beschouwt als uitvoeringshandeling datgene wat als uitvoering van deze gezindheid is op te vatten.
Objectieve leer: uitvoeringshandeling is pas datgene wat als daadwerkelijke uitvoering van het misdrijf zelf en dus als een objectieve inbreuk op de rechtsorde is te beschouwen.
IS iedere uiting van het voornemen tot het misdrijf strafbaar ?
Vooropgesteld moet worden dat art. 45 Sr niet is bedoeld om iedere uiting van het voornemen tot misdrijf strafbaar te stellen, maar pas de uiting waarin een begin van uitvoering van het misdrijf zelf kan worden gezien.
Duidelijk is dat de maatstaf van de uiterlijke verschijningsvorm (van de uitvoeringshandeling) een overwegend objectieve leer oplevert. Deze benadering komt ook naar voren in HR Grenswisselkantoor.
HR uitzendbureau cito
Sinds HR Uitzendbureau Cito is de benadering van de Hoge Raad gematigd objectief te noemen: van een begin van uitvoering is sprake indien de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf (HR Bevrijding gevangene).
overwegend objectieve leer
Duidelijk is dat de maatstaf van de uiterlijke verschijningsvorm (van de uitvoeringshandeling) een overwegend objectieve leer oplevert. Deze benadering komt ook naar voren in HR Grenswisselkantoor.
poging objectieve leer blijkt uit?
uidelijk is dat de maatstaf van de uiterlijke verschijningsvorm (van de uitvoeringshandeling) een overwegend objectieve leer oplevert. Deze benadering komt ook naar voren in HR Grenswisselkantoor.
voltooide poging (delict manque)
Ziet op situaties waarin de verdachte niet tot voltooiing van het voorgenomen misdrijf is gekomen, terwijl door hem wel al het mogelijke is gedaan om die voltooiing te bereiken.
Onvoltooide poging (tentative)
Hier is sprake van indien er reeds in een vroeg stadium van de uitvoering van het misdrijf de voltooiing wordt verhinderd.
Absolute ondeugdelijkheid
Absoluut ondeugdelijk object: iemand schiet op een ander die al overleden was.
Absoluut ondeugdelijk middel: iemand doet in plaats van vergif, poedersuiker in het drankje van een ander.
Relatieve ondeugdelijkheid
Relatief ondeugdelijk object: iemand steekt zijn hand in een (toevallig) lege winkelkassa.
Relatief ondeugdelijk middel: iemand strooit vergif in het drankje van een ander, maar het is te weinig om een dodelijke hoeveelheid te zijn.
Putatief delict
Putatief delict: wel schuld, geen delict (door bijvoorbeeld een wet die geschrapt is waardoor de gedraging niet meer strafbaar is, maar waarvan de pleger mogelijk wel dacht dat het strafbaar gedrag was).
AVAS: geen schuld, wel een delict
Poging tot deelneming
Op grond van art. 46a Sr is ook de poging tot deelneming aan een misdrijf strafbaar. De poging tot deelneming is van toepassing als geen misdrijf volgt, hetzij doordat de derde niet wordt bewogen, hetzij doordat hij wel is bewogen maar (nog) niet tot een strafbare uitvoering van het beoogde misdrijf is gekomen. Als degene op wie de poging tot bewegen zich richt, het misdrijf of een poging daartoe wel heeft begaan, geldt art. 46a Sr niet maar gaat het ‘gewoon’ om deelneming aan een misdrijf of een poging daartoe.
Voorbereiding (art. 46 Sr)
- Het moet gaan om misdrijven waarop acht jaar of meer is gesteld. Het moet hier gaan om een bepaald misdrijf (niet: enig misdrijf).
- Er moet een bepaald voorbereidingsmiddel of bepaalde voorbereidingsmiddelen aanwezig zijn (zoals stoffen, informatiedragers, etc.). Dit kunnen alledaagse, neutrale voorwerpen zijn; het gaat immers om de intentie.
- Deze voorbereidingsmiddelen moeten bestemd zijn, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, tot het begaan van het voorgenomen misdrijf. Het voorwerp moet naar de uiterlijke verschijningsvorm bestemd zijn om een ernstig delict voor te bereiden, maar die bestemming wordt ingekleurd door het subjectieve doel dat de verdachte met het gebruik van dat voorwerp voor ogen had.
- De verdachte moet ten aanzien van de voorbereidingsmiddelen opzettelijk en bepaalde, in art. 46 Sr genoemde voorbereidingshandelingen hebben verricht.
- Dubbel opzet: bewezen dient te worden dat het opzet van de dader niet alleen is gericht op de voorbereidingshandeling, maar tevens op het gronddelict waartoe de voorbereidingshandeling strekt.
Moet de verdachte deelnemen aan het misdrijf om voorbereiding strafbaar te hebben?
Voor strafbaarheid is niet nodig dat de verdachte van de voorbereidingshandelingen ook zelf aan het beoogde misdrijf deelneemt. Dit kan geheel door een ander worden gedaan. Duidelijk moet zijn welk bepaald misdrijf de verdachte aan het voorbereiden is geweest.
Hoofdstuk 4: Vrijwillige terugtred (art. 46b Sr
Vrijwillige terugtred houdt in dat een dader vrijwillig stopt met de uitvoering of voorbereiding van een misdrijf, waarbij het misdrijf nog voltooid zou kunnen worden. Voorwaarden voor vrijwillige terugtred zijn:
- De dader moet aannemelijk maken dat hij zelf, door omstandigheden afhankelijk van zijn eigen wil, het misdrijf niet heeft voltooid.
- Vrijwilligheid is essentieel: De dader moet stoppen vanuit een autonome beslissing (‘ik wil niet verder, al kan ik het wel’, niet: ‘ik kan niet verder, hoe graag ik het ook zou willen’).
- De externe, dus niet van de wil van de dader afhankelijke factoren, mogen niet de overhand hebben gehad.