herhaling week 1 Flashcards
Voorwaarden voor strafbaarheid:
menselijke gedraging (doen of nalaten)
valt binnen grenzen wettelijke delictsomschrijving
gedraging is wederrechtelijk (in strijd met objectief recht)
Aan schuld van de dader te wijten
Formele voorvragen art. 348 Sv
- Is dagvaarding geldig?
→ ja = geldige dagvaarding
→ nee = nietigheid van de dagvaarding op grond van art. 349 lid 1 sv - Is de rechter bevoegd?
→ ja= rechter bevoegd
→ nee= rechter onbevoegd op grond van art 348. lid 1 sv - Is het OM ontvankelijk?
→ ja= om ontvankelijk
nee→ OM niet ontvankelijk op grond van art 349 lid 1 Sv - Zijn er redenen om de vervolging te schorsen?
→ ja= schorsing van de vervolging op grond van art. 349 lid 1 Sv
→ Nee= vervolging niet geschorst.
Materiële hoofdvragen art. 350 Sv
- Is het tenlastegelegde feit bewezen? (bewijsvraag) Ook wel: kunnen alle relevante onderdelen van de tenlastelegging worden bewezen?
→ Ja: bewezenverklaring volgt door naar volgende vraag
→ Nee: vrijspraak (o.g.v. art. 352 lid 1 Sv) - Is het bewezenverklaarde strafbaar? (kwalificatievraag) Ook wel: past de bewezenverklaring exact binnen een delictsomschrijving?
→ Ja: bewezenverklaarde levert een strafbaar feit op
→ Nee: OVAR (o.g.v. art. 352 lid 2 Sv)
Is de verdachte strafbaar?
→ Wederrechtelijkheid of schuld (in de zin van verwijtbaarheid) zijn bestanddelen? terug naar eerste vraag 350 Sv (bewijsvraag) en bij een geslaagd beroep op strafuitsluitingsgrond = vrijspraak - Verdachte strafbaar
ja–> verdachte strafbaar volgende vraag
nee–> OVAR - Welke straf en/of maatregel moet worden opgelegd?
Strafoplegging art. 351 Sv
rechterlijk pardon art. 9 Sr
Ideaaltypische delictsomschrijvingen
wederrechtelijkheid en schuld in de zin van verwijtbaarheid zijn niet in de delictsomschrijving opgenomen. Wederrechtelijkheid en schuld in de zin van verwijtbaarheid zijn dan elementen van het strafbare feit (niet in de delictsomschrijving opgenomen – en dus ongeschreven – voorwaarden voor strafbaarheid). Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn elementen en worden verondersteld aanwezig te zijn.
Niet-ideaaltypische delictsomschrijvingen:
wederrechtelijkheid en schuld in de zin van verwijtbaarheid (culpa) zijn wel in de delictsomschrijving opgenomen. Een element is daar tot bestanddeel verworden. Voorbeelden: art. 310 Sr, art. 282 Sr en art. 307 Sr.
wederrechtelijkheid als bestanddeel
schuld (culpa) als bestanddeel. Culpa= wederrechtelijk en verwijtbaar. Het houdt in dat iemand anders had moeten en kunnen handelen.