Social inequity in education (HC7) Flashcards

1
Q

Verschil in gezondheid voor hooggeschoolde mensen

A
  • hooggeschoolde mannen leven 6 jaar langer dan laaggeschoolde mannen
  • hooggeschoolde vrouwen leven 5 jaar langer dan laaggeschoolde vrouwen
  • verschil van 18 jaar in gezonde levensverwachting tussen hoog en laaggeschoolde mannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Merit (kwaliteit)

A

Merit = IQ + effort
–> mensen met hetzelfde IQ moeten meer verschillende levels moeite doen om goed te presteren voor dezelfde kwaliteit van resultaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Meritocratie

A

Een meritocratie is een samenleving of systeem waarin sociale status, beloningen en posities worden toegekend op basis van verdienste, prestaties en bekwaamheid, in plaats van op basis van bijvoorbeeld afkomst, rijkdom of privileges

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lift voorbeeld meritocratie

A

Mensen beginnen op verschillende levels maar hebben allemaal toegang tot de lift om bovenaan te komen. sommige mensen hoeven dus minder lang met de lift (minder moeite) dan anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oorsprong van Meritocratie

A

Michael Young in 1958 schreef erover in het boek ‘the rise of the meritocracy’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dystopische versie van Young’s meritocratie

A
  • de samenleving is verdeeld door IQ, niet rijkdom of klasse
  • eindigt met een toekomstbeeld voor een revolutie tegen de elite
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Moderne betekenis van meritocratie

A

Wordt positiever gezien en betrekt inspanning/effort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Assumpties van meritocratie

A
  • talent is gelijk verdeeld over sociale klasse
  • gelijke kansen sorteert de meest beschikbare mensen voor banen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Criteria voor meritocratie om goed te functioneren

A
  • top job holders: intellectueel in staat en hardwerkend
  • diverse sociale achtergronden onder leiders
  • generationele veranderingen in sociale rollen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Onderwijs en klasse privileges

A
  • hoge klasse hebben meer privileges
  • er is geen gelijkheid in kansen
  • Scholen overzien de potentie van lagere klasse
  • sociale klasse, etnische en geslacjts hiërarchies limiteren de mogelijkheid om mert te identificeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kortgeschoold milieu

A

De moeder noch de vader heeft het secundair onderwijs voltooid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Middengeschoold milieu

A

De moeder noch de vader hebben een diploma voor secundair onderwijs behaald of minstend 1 ouder heeft een diploma in secundair onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sociale power theorie
- Pierre Bourdieu

A
  • zoekt naar een verklaring voor de reproductie van ongelijkheid
  • ‘distinction’ 1979
  • ‘reproduction in education, society and culture’ 1970
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociale power theorie
- culturele reproductie

A
  • culturele reproductie en culturele capital
  • niet alle culturele normen worden gezien als culturele capitals, alleen die van de elite –> symbolisch geweld
  • samenleving/scholen accepteren symbolisch geweld niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Culturele reproductie

A

Deficit thinking + systemic forces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Culturele capital

A

de collectie van symbolische elementen die iemand verkrijgt door onderdeel te zijn van een sociale klasse
–> framework voor verklaren van kloof in prestaties volgens SES

17
Q

Onderwijs wordt gezien als een eerlijk spel

A
  • iedereen start op dezelfde plek
  • iedereen legt een examen af
  • ontwikkelt het idee van een meritocratie
  • Werkende klasse zijn overtuigd dat ze minder mogelijkheden hebben
  • werkende klasse accepteren hun sociale posities
18
Q

School en culturele ongelijkheden
- de school als een behoudende kracht

A
  • school in niet een bevrijdende kracht of mogelijkheid om sociale mobiliteit te verminderen
  • school is een effectieve manier om bestaande sociale patronen in stand te houden
    –> justificatie en geeft erkenning aan de culturele achtergrond aan een sociaal cadeau
19
Q

Gezamenlijke opvoeding (middle class)

A
  • Gestructureerde activiteiten, skill ontwikkeling, actieve ouderlijke betrokkenheid en focus op discussie
  • vebeterde zelfverdediging, bekendheid met volwassenen en geordend leven
    –> leidt tot gevoel van entitlement: speciale behandeling en goede uitkomsten uitzoeken
20
Q

Natuurlijke groei (working-class)

A
  • ongestructureerd spelen, meer vrijheid, minder volwassen ondersteuning en bemoeiing
  • zelfstandig, creatief, sterke familiebanden, minder ervaring met institutionele normen
    –> leidt tot gevoel van beperking: accepteert de omstandigheden, minder de neiging om speciale behandeling te zoeken
21
Q

Onderhandeling mogelijkheden

A
  • gevoel van entitlement: assistentie zoeken, accomodatie zoeken en aandacht zoeken
  • reactie van de docent
  • educationele uitkomsten
22
Q

De vasthoudendheid van sociale reproductie

A
  • wanneer educationeel bereik sterk met sociale achtergrond gerelateerd is en volwassenen bereik
  • wanneer educationeel bereik weinig met sociale achtergrond gerelateerd is, maar sterk met job status en inkomen –> meritocratie
23
Q

Sociale mobiliteit

A
  • upward en downward
  • intragenerationeel en intergenerationeel
24
Q

Hoe veel mobiltieit

A
  • Belang van beroepsstructuur en levensstandaard:
  • Lipset en Zetterberg (1956): beroepsverbetering vond plaats in alle geïndustrialiseerde samenlevingen
  • Iemand moet de nieuwe witteboordenbanen invullen
    –> Structurele mobiliteit: mobiliteit die voortkomt uit beroepsverandering
    –> Relatieve mobiliteit: resterende mobiliteit
25
Q

Onderzoek naar statusverwerving

A
  • Onderzoek naar de kenmerken op individueel niveau die een verschil maken in het beroep/inkomen dat mensen bereiken
  • Sociale achtergrond beïnvloedt het opleidingsniveau
  • Het opleidingsniveau beïnvloedt het succes in het latere leven, onafhankelijk van de sociale achtergrond
26
Q
A