Karl Marx (HC2) Flashcards

1
Q

Hoofdvraag van Marx

A

Hoe is sociale ongelijkheid mogelijk
–> focust op conflict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoofdvraag van Durkheim

A

Hoe is sociale orde mogelijk
–> focust op (structureel) functionalisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoofdvraag van Weber

A

Hoe is rationalisering/modernisering mogelijk
–> focust op sociale actie/interactionisme
- valt uiteen in symbolisch interactionisme en rational choice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoofdvragen en sociale veranderingen

A

Marx: sociale veranderingen door economische conflciten die ongelijkheden produceren
Durkheim: Sociale veranderingen resulteren in verschillende onderliggende bindingen russen mensen (samenleven en solidariteit
Weber: sociale veranderingen door proces van rationalisering (manier van denken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kapitalisme
- Amerika

A
  • privé bezit
  • winst
  • marktwerking
  • economisch productief
  • economische ongelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Socialisme/communisme
- Turkije

A
  • alle leden samenleving gelijk (publiek bezit, collectieve doelen en planeconomie
  • economisch minder productief
  • minder economische ongelijkheid
  • ‘voor iedereen even slecht’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Karl Marx
- achtergrondinfo

A
  • zoon van een advocaat
  • Studies: Rechten (Bonn), Filosofie (Berlijn) en promotie Jena
  • beroep: Journalist en wetenshappelijk auteur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoofdwerk van Marx
- Das Kapital

A
  • europese landen zijn rijk, maar waarom zoveel aroede
  • hoe kan dat veranderd worden?
  • kapitalistische systeem is oorzaak
    –> waarom leidt de kapitalistishe productiewijze in de loop der jaren tot steeds grotere verschillen in levensstandaard tussen leden van een samenleving?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Friedrich Engels
- achtergrondinfo

A
  • zoon van een textielfabrikant
  • studie: geen
  • Beroep: mede-eigenaar katoenfabriek Manchester en wetenschappelijk auteur
  • relatie met Mary Burn (uit arbeidsklasse)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ideeën van Marx en Engels

A
  1. conflict tussen klassen centraal
  2. geschiedenis bepaalt klassenstrijd
  3. klassenstrijd bepaalt verdere loop geschiedenis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ontwikkeling in stadia

A

Maatschappelijke onderbouw en maatschappelijke bovenbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Maatschappelijke onderbouw

A

Economisch systeem: productie en verdeling van maatschappelijke rijkdom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Maatschappelijke bovenbouw

A

Politieke, juridische, ethische, wetenschappelijke en filosofische inzichten: opvattingen, ideeën en cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Historisch materialisme

A

Overnemen table pagina 9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Klassiek historisch materialisme

A

In kapitalistische samenlevingen met kapitalisten en arbeideers, dalen de arbeiderslonen en stijgen de winsten van kapitalisten doordat kapitalisten dreigen met vervanging van arbeidskracht door machine; tegen deze dwang ontstaat gewelddadig verzet, en als arbeiders bewust worden vn de dwang en aaneensluiten, winnen ze de strijd en wordt privé bezit van productiemiddelen afgeschaft, en als productiemiddelen gemeenschappelijk bezit zijn, ontvangen mensen consumptiegoederen naar behoefte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Centralisatiehypothese

A

a. in kapitalistische samenlevingen,
b. raalt de groeiende hoeveelheid kaptaal geconcentreerd bij steeds minder kapitaalbezitters,
c. omdat grote eigenaren de kleine eigenaren door prijsafbraak uit de markt drijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Kapitalisme Hypothese

A

Kapitalisme zorgt voor meer ongelijkheid
- kapitalisme zorgt voor meer dwang, waar meer ongelijkheid uit resulteert

18
Q

Bewijs kapitalisme hypothese door Engels

A
  • overheidsdocumenten, eigen waarnemingen UK
  • meer bedrijfsongelukken
  • meer kinderarbeid
19
Q

Bewijs kapitalisme hypothese door Marx

A
  • overheidsstatistieken UK
  • meer armoede 1855-1865
  • voedingswaarde maaltijd daalt
  • meer winst per belastingbetaler
20
Q

Socialistische revolutie hypothese

A

Ongelijkheid zorgt voor minder ongelijkheid
- Ongelijkheid zorgt voor meer verzet waardoor er minder ongelijkheid uit resulteert

21
Q

Bewijs soialistische revolutie hypothese

A
  • arbeidersopstanden en soialistische revoluties
  • na de omwenteling, meer gelijkheid
22
Q

Falsificaties van Klassiek historisch materialisme

A
  • hoewel toenemende verschillen, stijgen lonen arbeiders onder kapitalisme –> verburgelijkingshypothese –> opkomst van de middeklasse
  • relatief weinig verzet, strijd en socialisme
  • later: groeiende ongelijkheid onder socialisme
    –> zie tabel pagina 10
23
Q

Kale kern historische materialisme

A

a. welke productiewijze een samenleving ook kent,
b. elke ongelijkheid in die samenleving,
c. berust op een of andere vorm van dwang
d. deze dwang leidt tot een bepaalde vorm van strijd
e. en soms resulteert deze strijd in de afschaffing van ouder dwangmmiddelen en het verdwijnen van ouder ongelijkheden
f. en onder bepaalde omstandigheden tot de komst van gelijkheid

24
Q

Proletariërs vs. Borugeoisie

A
  • klassenrelaties zijn productierelaties
  • antagonistisch wereldbeeld: proletariërs vs. bourgeoisie
  • eigendom, controle en exploitatie kenmerken deze productierelaties
  • vervreemding als gevolg van productierelates
25
Q

Arbeiders vervreemden van:

A
  • werk/arbeid
  • producten die ze maken (commodity fetishism)
  • collega’s
  • menselijk kapitaal (human potential)
26
Q

Commodity fetishism

A

Commodities are our creation but appear to us as an alien force which rules our lives
- capitalist society wealth presents itseld to us as ‘an immense accumulation of commodities’
- when we buy products tend not to recognise them as products of labour
- we neither control the things we produce, nor do we recognise them as the product of our labour

27
Q

Reïficatie
- verdinglijking

A
  1. develops Marx on alienation and ‘commodity fetishism’
  2. Reïficaite: seeining as an objectively existing ‘thing’what are actually fluid and changing social relationships
  3. Capitalist economy: either a ‘thing’ with a life and mind of its own or fluid and changing social relationships social conflcits and new social forces
  4. aim of Marxism: to break through reïfication; to identify social change, and encourage it
28
Q

Klasse an sich

A

Toestandsklasse, arbeiders stellen de status quo niet ter discussie

29
Q

Klasse für sich

A

Mentaliteitsklasse, arbeiders worden zich bewust van hun positie

30
Q

Klassenbewustzijn

A

Het besef dat arbeiders behoren tot een eigen sociale klasse omdat zij gemeenschappelijke belangen hebben op grond van hun gedeelde economische positie
- wereldbeeld op basis van ideeën die het best passen bij materiële doelen van klasse
- contradictie: waarom proletariaat zelfde ideeën als kapitalisten?

31
Q

Sociologie volgens Marx

A
  • analyse van klassen en economische conflict
  • klassenstrijd tussen kapitalisten en proletariaat
  • klassenbewustzijn en contradictie
  • steeds meer arbeiders die samen komen in steden en fabrieken –> bewustzijn neemt toe
32
Q

Politicologie volgens Marx

A
  • wie de staat controleert heeft de macht
  • de staat zorgt voor het recht op privé bezit
  • strijd over controle van de staat
33
Q

Controle van de staat

A
  • de klasse met de meeste middelen wint
  • soms brengen economische veranderingen voordelen voor een bepaalde klasse
    –> een crisis zorgt ervoor dat het belang van de arbeiders samengaat met het voorbestaan van het econmisch systeem
34
Q

Economie volgens Marx

A
  • de waarde van een product wordt bepaald door de arbeid die nodig is om het te maken
  • winst door uitbuiting van arbeid
  • de wet van dalende winst
  • periodieke economische crisis
  • proletariaat steeds groter
  • einde kapitalistisch systeem en socialisme neemt het over
35
Q

Samenvatting Karl Marx

A
  • revolutionair en activist
  • ongelijkheidsvraagstuk
  • kapitalisten versus proletariaat
  • klassenstrijd/klassenbewustzijn
  • historische materialisme
  • maatschappelijke onderbouw en bovenbouw
  • vervreemding
36
Q

Ongelijkheid

A
  • mensen zijn niet gelijk dus er is altijd ongelijkheid
  • maar hoeveel ongelijkheid is rechtvaardig. Hoeveel accepteren mensen?
  • op welke terreinen is er ongelijkheid
  • hoe wordt ongelijkheid aangepakt
  • wat is de impact van ongelijkheid op de samenlevingen
37
Q

Wetenschappelijk interessant

A
  • ongelijkheid en armoede als (mogelijke) oorzaak van veel verschijnselen
  • waarom ongelijkheid en armoede –> toets op uiteenlopende theorieën
    –> absoluut en relatief
38
Q

Absolute armoede

A

Inkomen om van te leven

39
Q

Relatieve armoede

A

Uitgesloten van manier van leven wat de meeste mensen vanzelfsprekend aannemen

40
Q

Relevantie van Marx vandaag de dag

A
  • textielindustrie Bangladesh
  • arbeiderstoestand 21e eeuw
  • financiële crisis 2008
  • mijnongelukken in China
  • corona vaccins
  • ongelijkheid met betrekking tot belasting werk