Overzicht (HC12) Flashcards

1
Q

Theoretici

A
  • Max Weber
  • Emile Durkheim
  • Karl Marx
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Perspectieven/paradigmata

A

Ieder perspectief bestaat uit verschillende theorieën, die zich richten op het verklaren van verschillende thema’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Thema’s

A
  • gender
  • armoede
  • familie
  • globalisering
  • racisme
  • criminaliteit
  • etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Paradox van de moderne samenleving

A

Individualiteit (autonomie, originaliteit, je eigen identiteit) is een belangrijke waarde in de moderne samenleving, maar mensen zijn sociale wezens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoofvraag en Perspectief Marx

A

Hoe is sociale ongelijkheid mogelijk?
–> focus op conflict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoofdvraag en Perspectief Durkheim

A

Hoe is sociale orde mogelijk?
–> (structureel) functionalisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoofdvraag en Perspectief Weber

A

Hoe is rationalisering/modernisering mogelijk?
–> Sociale actie/ interactionisme (valt uiteen in Symbolisch interactionisme en Rational Choice)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Samenvatting Karl Marx

A
  • Revolutionair en activist
  • Ongelijkheidsvraagstuk
  • Kapitalisten versus Proleratiaat
  • Klassenstrijd/klassenbewustzijn
  • Historisch materialisme
  • Maatschappelijke onderbouw en bovenbouw
  • Vervreemding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Samenvatting Durkheim

A
  • samenleving is meer dan de optelsom van de individuen en beïnvloed individuen
  • van mechanische naar organische solidariteit
  • vergroten arbeidsdeling zorgt voor veranderingen
  • functionele afhankelijkheden tussen mensen (we kunnen niet zonder elkaar)
  • voortdurend risico op anomie: gebrek morele sturing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Samenvatting Weber

A
  • Weber ziet vooral in veranderde cultuur oorzaak veranderngen
  • wijs op rationalteit (onttovering, doelrationeel handelen en bureaucratie
  • gevolgen: ijzeren kooi van rationaliteit en zingevingsproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 perspectieven/paradigma’s

A
  1. conflict (Marx)
  2. Structureel-functionalisme (Weber)
  3. Symbolisch interactionisme
  4. rationele keuze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Agency en Structure

A

Agency: produceren
Reproduceren: structure
–>
Hedendaagse sociologie zoekt naar verbindingen tussen agency en structure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Conflictbenadering

A

Sociale ongelijkheden zijn kenmerken voor samenleving; de samenleving biedt sommige groepen meer voordelen dan andere; de maatschappelijke verhoudingen zijn de resultante van een voortdurende strijd tussen partijen, soms openlijk dan weer bedekt
- kernbegrippen: sociale ongelijkheid, stratificatie, macht en strijd
- Marx en C. Wright Mills
- spanningen en conflict resulteren in verandering
- ingrijpen in sociale werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kritiek conflictbenadering

A
  • minder objectieve wetenschap
  • weinig aandacht voor gedeelde waarde en normen en afhankelijkheden die eenheid genereren
  • macroniveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Structureel functionalisme

A

Ziet samenleving als afhankelijke delen (instituten) die relatief stabiel gebaseerd zijn op gedeelde consensus wat moreel wenselijk is; elk onderdeel heeft een functie voor de werking van de samenleving als geheel
- Kernbegrippen: sociale structuur, sociale functies en instituten
- Comte, Spencer, Durkheim, Parsons en Merton
- Merton: manifeste, latente functies en disfuncties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kritiek op structureel functionalisme

A
  • samenlevingen niet geordend en stabiel
  • weinig aandacht voor conflict, verandering en ontwikkeling
  • bestendigt de status quo
  • macroniveau
17
Q

Symbolisch interactionisme

A

De samenleving is een voortdurend proces van sociale interactie in specifieke situaties en gebaseerd op symbolische communicatie; hoe individuen de realiteit ervaren verandert voortdurend
- Kernbegrippen: sociale interactie in specifieke situaties/condities en betekenisgevende individuen
- Weber (interpretatief individualisme), Maud en Blumer
- waarden, normen en geloofsovertuigingen
- Moderne samenleving –> nieuwe manier van denken

18
Q

Kritiek op symbolisch interactionisme

A

Door focus op microniveau minder aandacht voor de invloed van grotere structuren (cultuur, klasse, etniciteit)

19
Q

Rationele keuze theorie

A

Veronderstelt dat de samenleving wordt bijeengehouden door individuen die op basis van eigen belang handelen; individuele rationele keuzes resulteren in (irrationele)collectieve gevolgen
- Micro- en macroniveau
- Kernbegrippen: eigen belang, sociale markten en irrationele gevolgen
- Homans en Coleman
- Nut maximaliseren: kosten-batenanalyse
Calculerende individuen: homo economicus en homo sociologicus

20
Q

Kritiek op rationele keuze theorie

A
  • te modelmatig, te simplistisch en te ver van de werkelijkheid
  • mensen zijn niet in alle situties rationeel handelende individuen
  • voor wat hoort wat. Maar hoe zit het met altruïsme?
21
Q

Voorbeeld van de perspectieven: de universiteit

A
  • Conflictbenadering: ongelijkheid in stand houden
  • Structureel functionalisme: elite produceren
  • Symbolisch interactionisme: productie en betekenis van intellectuele normen en waarden
  • Rationele keuze theorie: irrationele gevolgen van rationele studiekeuze
22
Q

Zie vanaf slide 38 voor meer informatie over historisch materialisme

A