slang Flashcards
chanmé (méchant)
heftig, vet, ziek
boloss
sukkel, idioot
chelou (louche)
verdacht duister vreemd
verlan (l’envers)
slang. argot (inversie van lettergrepen)
l’envers (geen slang)
keerzijde, schaduwzijde, achterkant, schaduwkant, tegendeel, tegenovergestelde, pendant, tegenhanger; buitenkant, het oppervlakkige
relou (lourd)
lomp, bot, duf, klote, saai
vénère (énervé)
pissig, kwaad, geirriteerd
vénérer (ww) (geen slang)
vereren, aanbidden, in ere houden
cimer (merci)
bedankt (oneerbiedig)
pousser un ouf de soulagement (geen slang)
een zucht van verlichting slaken
pécho (choper, ww)
versieren (in elke betekenis - inclusief drugs kopen)
choper
aanhouden, arresteren, oplopen, te pakken krijgen (verkoudheid, griep, virus), versieren
mater
gluren, bespieden
mater (ww, alg)
iemand klein krijgen, bedwingen, temmen
teuf (fête)
feest fuif