schildklierhormoon synthese en pathogenese Flashcards
hypothalamus- hypofyse schildklier as
hypothalamus maakt TRH aan.
THR stimuleert hypofyse voor om TSH af te geven
TSH stimuleert schildklier tot afgifte schildklierhormoon
schildklier produceert vnl inactief T4 en klein beetje actief T3.
T4 zorgt voor nega terugkoppeling naar hypothalamus en hypofyse
T3 heeft effect op hart, vet, bot en spier
schildklier hormoon omzetting
schildklier bestaat uit follikels. Lumen gevuld met colloid, hier in zit thyroglobuline= bouwsteen T4
lever zet inactief T4 om in actief T3 door dejodering van een jodide vd buitenring
deze omzetting kan ook in hersenen, hypofyse en skeletspieren, in hersenen en hypofyse geeft T3 hierdoor ook nega feedback
als dejodering in de lever aan de binnenring, dan wordt T4 reverse T3, dit is inactief
symptomen hyperthyreoidie
vermoeidheid, warmte intolerantie, overmatig transpireren, warme/vochtige huid, gewichtsverlies, snelle/onregelmatige pols, snelle darmpassage, nervositeit/gejaagdheid en tremor van vingers
symptomen hypothyreoidie
vermoeidheid, koude intolerantie, gelaats- ooglidoedeem, koude/droge huid, gewichtstoename, langzame pols, obstipatie, geheugenverlie, depressie, hese/lage/trage spraak en haaruitval
NIS
Natrium-jodide symporter
opname jodium aan basolaterale kant door NIS = secundair actief transport, neemt 2 Na mee. Na-K-ATPase zorgt voor gradient
gestimuleerd door TSH en laag jodide
geremd door hoog jodide –> minder NIS aanwezig= escape van Wolff-hcaikoff effect
penedrin kanaal
door deze transporter gaat jodide passief de thyrocyt uit aan de apicale zijde
jodering van tyrosine
In het colloid van schildklier zit een groot eiwit thyroglobuline (Tg)=
Er zijn een paar reacties waarbij steeds jodide wordt gekoppeld aan tyrosine, tyrosine zit in Tg molecuul
I- + H202 + 2H –> I+ + 2H2O (oxidatie)
I+ + Tyr –> MIT + H+
I+ + MIT –> DIT + H+
deze reacties worden allemaal gekatalyseerd door enzym TPO
DUOX levert waterstofperoxide
2x DIT aan elkaar= T4
dan 1 jodide aan de buitenkant weghalen –> T3
secretie T4 (en T3)
TSH stimuleert:
endocytose van colloïd met daarin het gejodeerde thyroglobuline
vesicles fuseren met lysosomen, die Tg afbreken tot afzonderlijke aminozuren (hydrolyse)
Hierbij onstaat MIT, DIT en T4 en I
DEHAL dejodeert DIT en MIT–> I wordt hergebruikt
T4 wordt voor een klein deel omgezet in T3
door MCT8 transporter worden T3 en T4 afgegeven aan het bloed
99,7% zit gebonden aan eiwitten in bloed, alleen vrije fractie is werkzaam
TSH signaaltransductie
TSHR: G-eiwit gekoppelde receptor
bij binding TSH stimuleert G-eiwit adenylaat cyclase en fosfolipase C
IP3, DAG, Ca en cAMP komen vrij
dit zorgt voor groei en poliferatie van thyrocyten en SKH synthese
ziekte van graves
schildklier auto-immuun ziekte
antistoffen gericht tegen TSHR –> activeren receptor–> SKH synthese staat continu aan
ook de hele tijd groei en proliferatie–> hyperplasie schildklier–> struma
effecten T3 in periferie
SKH grijpt in op kernreceptoren waar het zorgt voor een stimulatie of remming van genexpressie
beschikbaarheid T3 in doelwitcel afhankelijk van: productie schildklier, transport, metabolisme
afbraak SKH
dejodering wordt gedaan door bepaalde enzymen= dejodases
T4: 2 jodium atomen aan buitenring en 2 jodium atomen aan binnenring
dejodering binnenring T4–> inactief reversed T3
dejodering buitenring t4–> actief T3
dejodering binnenring T3–> inactief T2
dejodering buitenring rT3–> T2
dejodases
D1: activerend en inactiverend
T4–> T3
rT3 –> T2 (deze het meest)
lever, nier schildklier
D2: buitenring dejodase, locale T3 productie
T4–> T3 (deze het meest)
rT3–> T2
hersenen, hypofyse, bruin vet, schildklier, skelet spier
D3: binnenring dejodase
T3 en T4 inactivatie
T4–> rT3
T3–> T2 (deze het meeste)