samenhang begrippen Flashcards

1
Q

symbolisch afstandeffect

A

als de ware grootte tussen twee objecten erg verschillend is kies je sneller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

joint attention

A

als iemand ergens zijn aandacht op richt zullen andere dat ook doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

priming

A

alle fenomenen waarbij de eerste prikkel invloed heeft op verwerking van de tweede prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

lexiale decisietaak

A

woord of geen woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

context priming

A

het laten zien van een scene waar het target vaak in voorkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

perceptuele priming

A

prikkel 1 en prikkel 2 komen overeen op gebied van perceptie, bijv klank, vorm, lettertype

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

conceptuele priming

A

prikkel 1 en 2 komen overeen op gebied van betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

masked priming

A

prime gevolgd door masker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

associatieve priming

A

prime en target hebben een sterke associatieve eigenschappen.
bijv koe en melk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

spaun

A

input word hierarchisch versimpeld.
output word hierarchisch geexpanseerd tot moeilijke bewegingen van samenwerkende subsystemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

modules

A

subsystemen die voor verschillende dingen instaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dichotomieen

A

binaire tegenstellingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

subliminale priming

A

de prime blijft onder de drempel van bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

directe priming

A

eenzelfde prikkel wordt nog een keer herhaald wat voor snellere verwerking zorgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

soa

A

interval tussen stimulus en mask+ de duur van de 1e prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

procedurele kennis

A

deze komen tussen bij oproepen van kennis zoals typen, auto rijden etc

17
Q

kernsymptomen autisme

A

kwalitatieve beperkingen in sociale interactie
kwalitatieve beperkingen in communicatie
repetatieve patronen van gedrag en belangstelling

18
Q

pervasieve ontwikkelingsstoornis

A

stoornis die ontstaat in de loop vd ontwikkeling

19
Q

act-r

A

computersysteem
declaratieve kennis zit opgeslagen in chunks en word beschikbaar in buffers tijdens cognitieve operaties
procedurele kennis zit opgeslagen in als dan regels die gebruikt worden bij bepaalde taken als typen etc

20
Q

verbeelding

A

denken in beelden

21
Q

theory of mind

A

we proberen allemaal te denken wat een ander persoon denkt, gebaseerd op uitdrukkingen, houdingen etc

22
Q

declaratieve kennis

A

zit opgeslagen in chunks, basiseenheden van concepten en hun eigenschappen

23
Q

negatieve priming

A

het minder snel kunnen verwerken van de 2e prikkel omdat de eerste eerst onderdrukt moet worden

24
Q

semantische priming

A

target komen overeen kwam semantische categorie of delen veel semantische eigenschappen
(hond-wolf)

25
Q

proposities

A

abstracte taalachtige representatie van kennis