functieleer geheugen onderzoeken Flashcards

1
Q

quiroga et al

A

vonden uit dat bepaalde cellen reageren op fotos van jennifer aniston maar niet als brad pitt erbij stond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ebbinghaus

A

onderzocht hoe lang een geheugenspoor bleef bestaan. Dmv kaartjes. Na 20 min 40% weg, na een uur 55 en na 1 dag 65. Maar er bleef na een maand nog 20% over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Jenkins en Dallebach

A

Als je een groep s’avonds laat leren en slapen en de andere s’ochtends, doet de avond groep het beter. Verval is minder tijdens het slapen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bartlett

A

Vertelde mensen een verhaal en die moesten dat doorvertellen. Per pp traden steeds meer vertekeningen op naar meer vertrouwde zaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

carmicheal et al

A

als men hetzelfde figuur aan twee personen gaf, maar beide met een ander label, bleek er vertekening id richting van de labels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Allport en Postman

A

Het plaatje van de donkere en de blanke man, waarbij men het mes overplaatste naar de zwarte man.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Brewers en Treyens

A

PP werden in een bepaalde scene binnen gebracht, en mochten daar 35 seconden rond kijken. De scene bevatte consistente en inconsistente voorwerpen. In een herinneringstaak bleken pp’s een stuk zekerder bij consistente voorwerpen, ook als deze er niet waren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sperling

A

Presenteerde telkens rijen van getallen voor een zeer korte tijd. In de whole report conditie konden mensen ongeveer 4 a 5 getallen reproduceren. In de partial report werd met een probe aangegeven welke rij gereproduceerd moest worden. Hier werden gemiddeld 9 cijfers gerapporteerd. Het sensoriele register slaat dus meer op maar we kunnen het niet altijd uitlezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Brown peterson paradigma

A

pp’s kregen korte lijstjes van drie items, gevolgd door een interval van 0-18 s, waarna ze moeten reproduceren. In dit interval moeten ze een rehearsal prevention task doen. Er is dan een behoorlijke vermindering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Miller

A

als men een lijstje van items moet reproduceren varieert de gemeten capaciteit tussen 5 en negen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Baddeley

A

pp’s werden een lijstje van 5 of tien woorden aangeboden. Kregen een testlijst met target worden en distractor woorden. De distractoren kwamen overeen met de target qua klank, betekenis of helemaal niet. In de 5 woorden conditie waren de fouten voor de k woorden het grootst.
in de 10 woorden conditie was die van de b conditie het grootst.
Ktg berust op fonoligie
ltg op betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sternberg

A

conditie 1; Pp kregen 1 tot 6 items aangeboden, elk voor 1,6 seconden gevolgd door een interval waarna een testitem volgde waarvan gezegd moest worden of die in de reeks zat.

conditie 2; Pp moesten vooraf een reeks van items uit hun hoofd leren, waarna ze in 120 proefbeurten weer een ja/nee taak kregen.

De resultaten waren in beide gevallen dat de ja en nee beurten een even snelle rt hadden. Dit wijst dus op een serieel zoekproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Logie en baddeley

A

PP moesten simpelweg tellen hoeveel vierkantjes er op het scherm verschenen. Als er een taak gedaan moest worden die de fonologische loop belastte nam de performantie af. Dit was ook als er iets anders belast werd, maar veel minder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Winograd

A

Conditie 1; PP moesten gezichten beoordelen door op zoveel mogelijk kenmerken te letten.
Conditie 2; pp moesten hun aandacht specifiek op 1 kenmerk richten.
De geheugenperformantie was in beide condities gelijk, wat erop wijst dat een kenmerk even informatief kan zijn als meerdere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Glisky en rabinowitz

A

pp moesten ofwel een lijst woorden lezen of zelf genereren. In de testfase werden of onvolledige of volledige woorden aangeboden die ze moesten aanvullen en herkennen.
De woorden die zelf aangevuld waren id leesfase werden beter gegenereerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Graf en schachter

A

PP moesten in de leertaak woordenparen maken met ongerelateerde woorden. In de testfase moesten ze onvolledige woorden aanvullen.
Daarna kregen ze in een andere test een woord als cue aangeboden voor het tweede woord.
In de eerste test deden mensen zonder amnesie het veel beter.
de tweede test deed men het even goed, wat laat zien dat hun impliciete geheugen geen verlies heeft

17
Q

Mitchell en brown

A

Men kreeg in de eerste fase honderd tekeningen te zien.
In de testfase kregen ze honderd te zien, helft nieuw.
Expliciet; men moet zeggen of ze het al gezien hadden
Impliciet; men moet zeggen wat ze zien en de rt wordt gemeten, waarbij de eerder geziene sneller benoemd worden.
Na verloop van tijd verminderd de facilitatie bij de expliciete, maar niet bij de impliciete

18
Q

Loftus en palmer

A

Men kreeg een filmpje te zien van een crash. Vervolgens werd gevraag hoe hard de auto’s gingen. De vraag werd gevarieerd met, toen ze raakte, botste of tegen elkaar invlogen. De geschatte snelheid liep op in die volgorde. Toen een week later werd gevraagd of er glasbreuk was zij men oplopend ja per vraag.

19
Q

loftus miller en burns

A

men kreeg een filmpje te zien van een auto die een voetganger aanreed. Er was een stop, voorrangs of geen bord aanwezig. Daarna moest men een vragenlijst invullen waarbij consisten, inconsistent of niet verwezen werd naar een stopbord.
indien geen verwijzing was 37% fout, consistent 30% fout en inconsistent 57% fout.

20
Q

loftus en pickrell

A

Vroegen pp om vier herinneringen op te roepen uit hun kindertijd. 3 daarvan waren echt gebeurd en hadden ze de details van familie. 1 was nooit gebeurd. Na een en twee weken bleek 25% de neppe herinnering te herinneren

21
Q

Braun ellis en loftus

A

PP moesten reclameaffiches evalueren. een daarvan was een disneyreclame met bugs bunny, waar kinderen handjes mee zouden kunnen schudden. Bij navraag zei 16% zich te kunnen herinneren dit gedaan te hebben in hun jeugd. dit percentage liep op bij meerdere presentaties

22
Q

deese, mcdermott en roediger

A

men kreeg een lijst met woorden die allemaal gerelateerd zijn aan 1 kritisch woord die zelf er niet in voorkomt. Als men daarna een herinneringstaak moet doen rapporteerd 80% dit woord toch.

23
Q

bruce et al

A

Men moest een gezicht herkennen van een foto. 65% deed dit juist als de target erin zat. ook als de target er niet in zat zei 35% foutief dat deze er wel in zat

24
Q

Hirst et al

A

als men gevraagd wordt een traumatisch verhaal te reproduceren kwam 63% van de verhalen overeen met het verhaal van een week erna. De minder emotionele details werden beter onthouden dan de emotionele

25
Q

Brady et al

A

men kreeg 2500 beelden aangeboden.
Conditie 1; een beeld werd gepaard met een nieuwe afbeelding
conditie 2; een afbeelding werd gepaard met een nieuwe afbeelding van eenzelfde voorwerp
conditie 3; de afbeelding werd getoond met eenzelfde voorwerp in een andere staat.
Bevindingen; de herkenning bleek in alle gevallen heel goed

26
Q

Konkle et al 2010A

A

men kreeg 1 tot 16 exemplaren aangeboden van een voorwerp.
conditie 1; kiezen tussen een oude afbeelding of die van een totaal ander voorwerp
conditie 2; Keuze tussen twee exemplaren van eenzelfde voorwerp.
Beide gevallen lag de correctheid hoog ongeacht de hoeveelheid aanbiedingen

27
Q

Konkle et al 2010B

A

dit maal met sceneherkenning waarbij de herkenning weer hoog lag ongeacht de hoeveelheid aangeboden items.