begrippen hoofdstuk twee Flashcards
antwoordentendens
mate waarin een proefpersoon geneigd is een bepaald antwoord te geven
matching
het matchen van een gegeven object voorstelling met een object uit je geheugen
configural inferiority
het toevoegen van extra context kan soms nadeel opleveren
frontal lobe
lob in het voorhoofd
hysterese
het omslagpunt van de ene interpretatie naar de andere wordt vertraagd door de sequentie
fixatie
wanneer het oog even stil staat
coarse to fine
eerst een lsf target+ hsf noise, dan een hsf target +lsf noise
convex
bol
pure distance law
de waarneming van een bepaalde orientatie neemt af met de lengteverschillen van twee lijnstukken
saccades
kleine oogsprongen, ongeveer 2 a 4 per seconde
saccadische suppressie
het onderdrukken van de smearing
full primal sketch
de raw primal sketch omgezet in symbolen
2.5d schet
een 3d schets vanuit een oogpunt
itp
zintuigen zijn passieve kanalen voor signaalverwerking en transmissie
de info wordt geleidelijk verrijkt
textuursegegratie
het onderscheid maken tussen twee gebieden in een niet homogeen veld
superordinaat niveau
bijv zoogdier
stereovisie/stereopsis
dieptezicht vanuit twee ogen
transactionalisme
beroep doen op je ervaring bij het oplossen van het probleem van onderdeterminatie
veridicaliteit
zo waarheidsgetrouw mogelijk
stalingslicht
licht direct uit de bron, bevat enkel info daarover
optic array
het gehele patroon van licht dat invalt op het oog
onderdeterminantie
twee voorwerpen met verschillende ware grootte kunnen toch even groot zijn in het nevliesbeeld
temporal lobe
lob bij het oor
atmosferisch perspectief
doordat de voorwerpen verder weg staan zit er meet lucht en stofdeeltjes tussen en wordt dit vager
pragnanz
de perceptuele organisatie zal steeds zo goed of zo simpel mogelijk zijn
high level
de interpretatie van de van de betekenis van wat er te zien is
kegeltjes
goed in details
complex cells
cellen die stabieler blijven reageren voor variaties in hun receptief veld
accommodatie
het proces waarbij de bolling van de lens wordt aangepast om zo een scherp beeld te krijgen
hoge orde variabelen
verhoudingen en patronen
configurationele eigenschap
tot welke regio een stukje van de rand behoord hangt af van het geheel
collineaire facilitatie
het versimpelen van het detecteren van aan gabor patch als de buren op lange afstand staan
inner psychophysics
de relatie tussen de intensiteit vd neurale prikkel/ hoeveelheid zenuwimpulsen en de intensiteit van de sensatie
ventrale stroom
de wat stroom
loopt van de v1 naar anterieure gebieden
neuronen
hersencellen
mid level
perceptuele groepering, fa, diepteperceptie en 2d,en 3d vorming
perceptuele organisatie
processen die instaan voor het organiseren van de fragmentarische input in grotere gehelen
affordances
wat je met een voorwerp kan doen
corticale hierarchie
de receptieve velden worden steeds groter naarmate je hogerop komt
proximale stimuli
nabije prikkels die geregistreerd worden thv het lichaam