onderzoeken waarneming Flashcards
hubel en wiesel
Vonden dat bepaalde cellen in de v1 enkel reageren op stimuli met een bepaalde orientatie
kubovy en wagemans 1995
als de relatieve lengte van lijnstuk b toeneemt tov lijnstuk a zal de relatieve keuze voor een bepaalde orientatie afnemen
pure distance law
claessens en wagemans
bij gebruik van gabor patches vond men facilitatie van groepering indien nabijheid werd versterkt door similariteit en aliniering, inhibitie door groeper wanneer nabijheid wordt tegengewerkt door similariteit en groepering
palmer en ghose (2008)
als men cut edges en extremal edges naast elkaar plaats, heeft de regio met de EE meer kans om gezien te worden als figuur.
machillesen
men kreeg twee stimuli en moest aangeven welke een figuur had. De stimuli die een figuur had werd verstoord door gabor patches die steeds meer gedraaid werden. De correctheid nam af met de toename van de draaiing. Figuren die symmetrisch waren waren beter bestand hiertegen
zhou et al
v2 cellen in de cortex van apen reageerde meer als de figuur een bepaalde orientatie had. er werd geen verschil gevonden voor kleur
pomerantz
het toevoegen van een element kan de odd-one out taak versimpelen of vermoeilijken
kubilius et al
in de lage corticale gebieden bleek het makkelijker om de odd one out taak te doen voor the parts conditie, in de hogere corticale gebieden was het gemakkelijker voor de wholes
Fang et al
als men in de scanner lag zag men dat wanneer de proefpersoon de lijntjes zag bij bi stable diamond de lagere gebieden actief waren, als de ruit werd gezien waren de hogere delen actief en werden de lagere delen onderdrukt
hol makser van gregory
men ziet continue een bol gezicht, an maakt dus de assumptie dat het licht van onderen komt als het masker eigenlijk hol is
zeigler en lebowitz
volwassene en kinderen moesten de ware grootte van een object schatten. De proef werd zo opgezet dat het voorwerp precies even groot bleef in het netvlies.
Volwassene konden dit beter inschatten dan kinderen, wat laat zien dat kinderen minder ervaring hebben met grote kijkafstanden
Bruner en goodman
als jongens gevraagd werd kartonnen schijfjes in grootte te schatten was dit vrij accuraat. Als dit met muntstukken werd gedaan werden deze systematisch overschat, en nog meer door arme jongens dan rijke. De waarde van hechting speelt dus blijkbaar een rol bij grootteinschatting
palmer 1975
Eerst kreeg men een afbeelding avn een scene.
Daarna kreeg men heel kort een afbeelding van een object.
1. Consisten met de scene
2. inconsistent
3. neutraal.
De herkenning was veel beter in de consistente conditie
Loftus en mackworth
men kreeg een scene met een inconsistent item erin.
De oogsprong naar dit item kwam van verder en er werd langer gefixeerd op dit item.
Biederman et al 1982
Men kreeg een semantisch label van een object.
dan een fixatiepunt en een kort aangeboden afbeelding van een scene gevolgd door een mask.
hierin zat een probe.
men moest antwoorden of het benoemde item erin zat of niet.
De correctheid nam toe met de reactietijd en af bij meer schendingen.