onderzoeken samenhang Flashcards

1
Q

Shepard, metzler

A

twee plaatjes aangeboden die ofwel gelijk waren of verschillend.
figuren stonden een x aantal graden gedraaid
de rt nam lineair toe naarmate de het figuur meer gedraaid was.
wijst erop dat het beeld mentaal geroteerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

shepard, metzler vervolgexperiment

A

eerts werd de rotatiesnelheid gemeten
men kreeg de opdracht het plaatje mentaal te roteren
als dit plaatje mentaal geroteerd was vroeg de proefleider of deze overeen kwam met een plaatje.
de ja/nee reactietijden vormen een platte lijn wat laat zien dat de oplopende rt komt door mentale rotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

paivio

A

kies het grootste voorwerp(ware grootte)
ov1; paren van woorden of voorwerpen
ov2; de paren zijn ofwel realistisch tov elkaar, neutraal, onrealistisch.
de taak was makkelijker met beelden dan woorden
verschil in ware grootte ging het sneller
taak werd bemoeilijkt indien de afbeeldingsgrootte afweek van de ware grootte
dit effect trad niet op bijde verbale labels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kosslyn

A

ppn werden gevraagd om een kat en olifant in te beelden of een kat en muis.
de vraag of de kat oren had werd sneller beantwoord in de muisconditie, omdat de kat hier waarschijnlijk groter aangeboden wordt.
mentale verbeelding is dus verwant aan echte waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kosslyn et al

A

men kreeg een lijnstuk aangeboden met letters.
deze konden in volgorde of afstand verschillen.
vervolgens werden de letters weggehaald en moest men op een bepaald lijnstuk focussen.
vervolgens werd gevraagd of er een bepaalde letter op de lijn stond
indien die verder weg stond van het focuspunt nam de rt toe
indien er meer letters tussen stonden nam de rt ook toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

biederman en cooper

A

men kreeg eerst 50% van een lijntekening aangeboden en moest het object benoemen.
in blok twee kregen ze;
1. dezelfde 50%
2. de andere 50%
3. 50% van een ander exemplaar
de herkenning voor conditie 1 en 2 was even snel, 3 was trager maar nog steeds sneller dan blok 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

marcel

A

bepaalde eerst hoe lang een prikkel aangeboden moest worden voordat de ppn 60% correct had.
hij verkorte dit interval
vervolgens gaf hij een woord en vroeg hij of het kort aangeboden woord semantisch overeenkwam met het gegeven woord
men kon dit vrij goed zonder dat ze wisten wat er stond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

marcel vervolgonderzoek

A

als hij onderbewust kleuren aanbood kon men het ook beter
ook bij een lexicale decisietaak konden mensen sneller een word herkennen als die overeen kwam met een prime

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tipper

A

men kreeg twee lijntekeningen, een in het groen en een in het rood.
men moest de rode negeren en de groene vorm benoemen.
als vervolgens de vormen van kleur wisselde lat de rt hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

deschepper en treisman

A

men kreeg een wit figuur
daarnaast werd een rood en groen figuur door elkaar heen geprojecteerd.
de taak was om te benoemen of de groene vorm overeen kwam.
als vervolgens de kleuren omgedraaid werden ontstond een negatief priming effect
men kon achteraf de vormen waar geen aandacht aan was gegeven niet meer herinneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly