ruimtelijke cognitie Flashcards

1
Q

ruimtelijke perceptie

A

= identificatie en locatie van objecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

route voor ruimtelijke

A

ventrale route= verwerken van objectidentificatie

dorsale route= objectlocatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Simultaananagnosie

A

> > geen overzicht van visuele wereld rond, slechts een deel

dorsale: problemen met lokaliseren, slechts één object zien

ventrale: simultaan agnosie: slechts één object identificeren (één boom in bos, letter per letter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

BU en TD

A
  • BU: stimulus zelf geeft aandacht (covert)
  • TD: executieve controle richten naar + disengagement (losmaken van de aandacht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

(unilateraal) neglect

A

°neglect: aandachtsstoornis waarbij er een negeren of vertaald reageren is op stimuli aan contralaterale kant (in alle modaleit mogelijk maar vooral visueel)
°unilateraal neglect: van één kant

  • acute fase: neglect na zowel links en rechts
    > indien persisterend: veel vaker na rechts letsel (??)
  • comorbied met anosgnosie (niet wetend) en of anosdiaforie (u dont care)

> > > diagnostiek: lijndoorstreeptaken, klok uit het hoofd tekenen, figuren natekenen, lijnen delen

> > > behandeling: extinctie dmv confrontatiemethode: tegelijk 2 stimuli bilateraal aanbieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anosgnosie

A

Anosognosie is een neurologische aandoening waarbij iemand zich niet bewust is van een (vaak ernstige) lichamelijke of psychologische beperking die hij of zij heeft. De term komt van het Grieks:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Anosodiaforie

A

Anosodiaforie is een neurologisch fenomeen waarbij iemand zich bewust is van een lichamelijke beperking of ziekte, maar er emotioneel onverschillig tegenover staat. De persoon erkent het probleem, maar toont weinig tot geen emotionele reactie, zoals bezorgdheid of angst, die normaal gesproken gepast zou zijn bij de ernst van de situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

soorten neglect

A
  • (uni)lateraal neglect (zie boven)
  • ruimtelijk neglect
  • perceptueel neglect (inferieure partetaalkwab)
  • representationeel neglect: neglect in de visuele verbeelding
  • gezichtsveld negeren (gyrus supramarginalis), egocentrisch
  • object neglect (gyrus temporalis inferior), allocentrisch

-motorisch neglect: contralaterale kant negeren

  • persoonlijk neglect: deel van eigen lichaam negeren
  • peripersoonlijk neglect: ruimte binnen handbereik negeren
  • extrapersoonlijk neglect: ruimte buiten handbereik negeren
  • verticale aandachtsbias: negeren van onderkant visuele veld

> > komt vaak samen met hemuanopsie, hemiparese en hemplegie (negeren van helft van zicht, kracht of verlamming)

> > > behandeling; extinctie door confrontatiemethode: wanneer er tegelijkertijd 2 stimuli bilateraal worden aangeboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

egocentrisch vs allocentrisch

A

Ego: onszelf als referentie
Allo: onafhankelijk v/d waarnemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

lateralisatie

A

= primair door een hersenhelft gedaan

wnr niet maakt het niet uit als er schade wordt gebracht aan linker of rechterkant want tijde contributie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

categorisch vs coordinate informatieverwerking

A

Categorisch door linkerhemisfeer:
relatieve ruimtelijke relatie tussen objecten, talige speelt een rol

Coördinate door rechterhemisfeer:
ruimtelijke relaties worden in coördinaten uitgedrukt, metrische speelt een rol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ruimtelijke werkhegeugen KTG

A

visuospatiale (KTG): kortdurend vasthouden en manipuleren van visuele info

mentale rotatie: zelfde wetten als fysieke objecten

> > laesie DIPFC geen lateralisatie of pariëtale kwab wel lateralisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

objectenlocalisatiegeheugen LTG

A

episodisch geheugen (LTG): onthouden van lokalisatie van voorwerpen in onze omgeving

  • 2 soorten info: target info (info over voorwerp), ruimtelijke context (lokalisatie)

> > letsel:
- posities/localisaties: rechts hemisfeer
- geintegreerde objectlocaties: links hemisferisch: objecten aan locatie gekoppeld
(= zie bovenste met categorie en coördinatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

leren door een route bij objectlocalisatiegeheugen

A
  1. intact visuel ruimtelijk werkgeheugen (KTG)
  2. geheugen voor objectlocalisatie (LTG)

> > vergt combinatie van:
- egocentrisch (landmark) kennis en allocentrische positie van landmark)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

stoornissen objectlocalisatiegeheugen

A

laesie temporale kwab: rechter hippocampus > slecht onthouden

laesie parietale kwab:
- rechts: coordinaten (lokalisatie/positie)
- links: categorische infoverwerking (objectinfo aan positie koppelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gertsmannsyndroom

A

laesie linker partiële kwab
»desoriëntatie, dyscalculie en dyslexie, vingeragnosie moeilijk herkennen vinger na aanraking

17
Q

visuoruimtelijke praxis

A

acties en handelingen (motorische respons) combineren met vaardigheden mbt perceptie, geheugen en planning

  • constructieve apraxie: taken niet kunnen uitvoeren (zoals tekenen)
  • optische apraxie: grijpen objecten in visuele beeld
  • balintsyndroom: perceptuele verwarring
    » optische ataxie + simultaanagnosie +. oculomotorische apraxie: sturen oogbeweging
    » pas bewust wnr objecten centraal gepresenteerd worden