motoriek Flashcards
NP test
motoriek bepaalt de mate Warin je scoort op NP tests
- maken van beweging = cognitief proces (na LS vaak motorische stoornis)
hierarschische organisable van motorisch systeem
- functioneel: reflexen, automatische, willekeurig en vrijwillig beweging
- neuro-anatomisch: activatie spiere, door motorneuronen in ruggemerg, hersenkernen, corticale projecties = motorische gebieden in de cortex
neuro-anatomische bewegingen
- agonistische: gelijke activatie
- antagonisten: tegenovergestelde activatie
van hersenstam naar ruggenmerg
- recticospinale: uit rectum (spierspanning)
- tecostpinale: uit temt (hoofd en ogen)
- vestibulospinale baan: lichaamshouding
> bilaterale projectie: spieren in wijde lichaamshelften activeren (beginnen interneuronen > morotneuroenen)
> corticale projetons: vrijwillig bewegingen
vooral controlateraal, einidgene in interneuronen in ruggenmerg
representaties van bewegingen
- motor imagery: cognitieve representatie van beweging(doelen)
- sensorische info die we tijdens de beweging zelf gebruiken om ons te informeren over de beweging en de voorwerpen waarop de beweging gericht is
- propriocepsis: bewust zijn van de stand van het eigen lichaam en de veranderingen hierin
- spiegelneuronen: sociale cognitie
- forward model: predicate (> efferent model: verwachtingen bvb niet zichzelf kunnen tinkelen)
- motorische planning: actieplan
representatie van bewegingsdoelen
- interne representatie: geen zichtbare doel
- ventrale: wat - externre representatie: omgeving
- dorsaal: hoe/waar
> ventro dorsaal:
RH: ruimtelijke
LH: herkennen en functie
> dorso-dorsaal: structuur
stoornissen
- rubber hand illusion
- cerebral parese
- apraxie
- alien hand
(vaak probleem partiële kwab)
rubber hand illusion
- gevoeliger bij mensen met weinig lichaamsschema (bvb schizofrenie)
cerebrale parese
- umbrella term voor groep chronische, niet progressieve stoornissen van motoriek
- tijdens foetale ontwikkeling of niet voor ef na geboorte
- 3 groepen:
> spastische (75%): spanning antagonsitische spieren
> dyskenistisch (20%): continuele verandering spierspanning
>atactisch (5%): onregelmatig bewegingen
apraxie
onvermogen doelgericht gedrag te voeren
- link met afasie
> ideatironele apraxie: geen actieplan bezitten, wel imitatie
ideomotorische apraxie plan bezitten; maar niet weten hoe iets uit te voeren
> body part as object: bvb hand gebruiken als kam ipv kam
> conceptuele apraxie: gebruik van objecten
conductie apraxie: imitatie
pantomime apraxie: gebruiken gebaren
contructieve apraxie: fijne en prexcieze beweging
> limb apraxie: ledematen
buccofaciale apraxie: mond en gezicht
optische apraxie: saccades
spraak apraxie: spraaklanken
> unimodela apraxie: 1 modeliteit aangetast
tactiele apraxie: tactiele handbeweging
disconnectie apraxie: disconnectie input en motorrepresentatie