executieve functies en sociale cognitie Flashcards

1
Q

executieve functie

A
  • gecontroleerde aandacht (bewust en intentioneel)
  • structuur aanbrengen
  • nieuwe complexe taken (planning)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

8 aspecten ervan

A
  1. inzicht
  2. realistisch
  3. planning
  4. initiatief nemen
  5. zelfbeoordeling
  6. zelfinhibitie
  7. flexibiliteit
  8. strategisch gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

lokalisatie van executieve functie

A

….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

stoornissen executieve functie

A
  • dysexecutief syndroom: executieve stoornis op voorgrond
  • frontaal syndroom: naast probleem EF, emotionele en gedragsmatige stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ziektebeeld

A
  • neurologisch: tumor, …
  • neurodegeneratieve: dementie, Alzheimer, Parkinson, Hunington, …
  • psychiatrische; ADHD, ADD, schizofrenie, alcoholmisbruik, depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sociale cognitie

A
  • emotie= mentale en fysiologisch toestand die geassocieerd wordt met diverse gevoelens, gedachten en gedrag
  • basale emoties: subcorticale circuits: angst (amygdala), verdriet en boosheid (gyrus single), walging (insula), blijdschap (basale ganglia)
  • secundaire emoties: sociaal
    ° sociale/morele emoties: schaamte, schuld, afkeuring, …
    °mentaliseren: zich kunnen verplaatsen in anderen
    °theorie of mind: persepctief van anderen innemen (Sally Anne test, Faux pas test)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verschil mentaliseren en theorie of mind

A
  • mentaliseren is breder en omvat emotionele én cognitieve processen, Mentaliseren is vaak essentieel in therapie en sociale relaties,
  • theorie of mind meer specifiek en taakgericht is meer richt op het cognitief begrijpen van het perspectief van een ander. ToM een basaal cognitief proces is dat wordt getest bij bijvoorbeeld autisme-onderzoek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sociaal cognitieve perceptie

A
  • perceptie: waarnemen sociale signalen
  • interprestatie: betekenis
  • reactie: responsselectie

> > stoornissen sociaal cogn-perceptie: NAH en frontaal letsel: persoonlijkheidsverandering
perceptie: moeilijk herkennen
interpretatie: moeilijk interpreteren
reactie: moeite inhibitie gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

lokalisatie brein:

A

amygdala: herinnerinen emotionele gebeurtenissen
gyrus cingula: beslissingsgedrag
insula: fysiologische verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly