Rijksvaccinatieprogramma en surveillance Flashcards

1
Q

Tegen welke infectieziekte zit een vaccinatie in het Nederlandse Rijksvaccinatieprogramma?

  • Hepatitis A
  • Tuberculose
  • Influenza
  • Hepatitis B
A
  • Hepatitis B
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel procent van de kinderen wereldwijd onder de leeftijd van 1 jaar 3 prikken tegen difterie-tetanus-pertussis (DTP3)?

  • <70%
  • 70-80%
  • 80-90%
  • >90%
A
  • 80-90%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel procent van de kinderen wereldwijd onder de leeftijd van 1 jaar 3 prikken tegen difterie-tetanus-pertussis (DTP3)?

  • <70%
  • 70-80%
  • 80-90%
  • >90%
A
  • 80-90%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Polio kan met behulp van vaccinatie volledig worden uitgeroeid, maar duikt helaas weer vaker op. In welk land werd er sinds 30 jaar weer een polio case gezien in 2022?

  • Mozambique
  • Pakistan
  • Afghanistan
  • Malawi
A
  • Mozambique
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is surveillance m.b.t. infectieziekten? En wat is het verschil tussen monitoren en surveillance?

A
  • Doorlopende systematische gegevensverzameling en analyse van infectieziekten.
  • Monitoren is hetzelfde als surveillance, maar dan zonder actie als reactie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt de surveillance van bijv. infectieziekten?

A

Er komt bijvoorbeeld een signaal binnen in een bepaalde populatie (bijv. wijk) die wordt opgepikt door de huisarts. De huisarts ligt de GGD in (respons), de GGD geeft deze informatie weer door aan het RIVM. Als het een kleine uitbraak is, wordt dit opgepakt door de GGD. Wanneer het regio overstijgend is of een landelijk/wereldwijd probleem kan worden, dan neemt het RIVM dit over.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt de miasma theorie in (nu ongeldig)?

A

Dat bepaalde ziekten zoals cholera, chlamydia en zwarte pest veroorzaakt werden door een slechte/vervuilde lucht.

Voorbeeld hiervan is de cholera uitbraak in Londen, waarbij werd gevonden dat mensen die dichterbij de Theems woonde, meer doden hadden → theorie was dat er giftige stoffen nabij de Theems waren, waardoor mensen dood gingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vanuit welke databronnen kan informatie gehaald worden voor de surveillance van ziekten?

A
  • Meldplicht
  • Laboratorium surveillance
  • Syndroom surveillance (verzamelen van ziekte-indicatoren en deze interpreteren om een indruk te krijgen van de morbiditeit in de populatie)
  • Serosurveillance, waar mogelijk (het testen van bloedmonster voor de aanwezigheid van anti-lichamen tegen een bepaalde ziekte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ziekten zijn ingedeeld op basis van maatregelen. Hierbij zijn er A-, B1-, B2- en C-ziekten. Wat zijn hiervoor de bijbehorende maatregelen?

A
  • A ziekten → meest gevaarlijk, maatregelen zijn mogelijk en afdwingbaar zoals verplichte quarantaine, artsbezoek, lichamelijk onderzoek, arbeidsverbod (zoals COVID, polio en SARS).
  • B1-ziekten → alle maatregelen van hierboven behalve quarantaine (zoals tuberculose, rabiës en difterie)
  • B2-ziekten → afgezwakte variant van B1-ziekten → alleen arbeidsverbod (zoals mazelen, hepatitis A/B/C, kinkhoest, shigellose)
  • C-ziekten → gelden alleen adviezen of vrijwillige maatregelen die mensen mogen opvolgen of niet (zoals bof, malaria, Q-koorts).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De organisatie van infectieziektenbestrijding bestaat ook uit 5 fasen (0-4). Beschrijf deze fasen.

A
  • Fase 0 → reguliere bestrijding door GGD. De patiënt wordt voorgelicht, er wordt bron- en contactonderzoek gedaan en er worden evt. maatregelen genomen om verdere uitbraak te beperken.
  • Fase 1 → signalering bij lokale clusters of een griepseizoen.
  • Fase 2 → afstemming van maatregelen bij bijv. landelijke salmonella uitbraak
  • Fase 3 → respons bij bijv. mazelenuitbraak/
  • Fase 4 → crisis RIVM bij bijv. polio uitbraak of COVID-19
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het hoofddoel en subdoelen van surveillance?

A
  • Hoofdoel: mogelijk maken van een volksgezondheidsactie

Subdoelen:

  • Uitbraakdetectie
  • Monitoren van trends in infectieziekten
  • Evalueren van interventies
  • Toekomstige uitbraken voorspellen
  • Ziektelast voorspellen
  • Plannen en monitoren van preventieprogramma’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen actieve en passieve immunisatie?

A
  • Actieve immunisatie → specifieke stimulatie van het immuunsysteem om het vaccin te herkennen als lichaamsvreemd, het te vernietigen en vervolgens te onthouden (B en T-cel memory), zonder er ziek van te worden.
  • Passieve immunisatie → tijdelijke bescherming tegen ziekte, door het direct inspuiten van antistoffen (kan ook door moedermelk of uitwisseling via navelstreng).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zit of kan er in een vaccin zitten?

A
  • Bevat werkzame delen die lijken op het pathogeen (delen van pathogeen/levend en verzwakt pathogeen/toxines van pathogeen)
  • Adjuvants (hulpstoffen) → verbetering van werkzaamheid, houdbaarheid, stabiliteit en toediening.
  • Reststoffen: zeer kleine hoeveelheden van stoffen uit het productieproces (bijv. antibiotica)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is groepsimmuniteit?

A

Een vorm van indirecte bescherming tegen infectieziektes die wordt bereikt doordat een groot deel van een populatie immuun is voor een infectie en deze zich niet of moeilijk kan verspreiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem voorbeelden van ziektes waartegen vaccins zijn ontwikkeld.

A

Difterie, kinkhoest, tetanus, polio, rode hond, mazelen, bof, influenza type B, meningokokken C, pneumokokken, hepatitis B en HVP.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom zijn boosters inbegrepen in het vaccinatieprogramma?

A

Omdat er sprake is van afname in antistof concentratie na x aantal jaar. Dus door een booster te geven, wordt de respons en tijd van het vaccin weer opgebouwd.

17
Q

Een moeder kan haar kind via de navelstreng immuun maken tegen bepaalde ziektes. Zo wordt er in het begin van het 3e trimester gevaccineerd tegen kinkhoest. De baby is dan tot een maand na geboorte beschermd tegen kinkhoest. Welk vaccin wordt na deze eerste maand aan het kind gegeven?

A

DKTP-vaccinatie (difterie, kinkhoest, tetanus en polio)

18
Q

Het ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport (VWS), het rijksvaccinatieprogramma (RVP), gezondheidsraad en het RIVM staan in nauw contact met elkaar. Wat zijn de relaties onderling?

A

Het ministerie van VWS id eindverantwoordelijk voor het RVP en wordt geadviseerd door de gezondheidsraad. De gezondheidsraad wordt weer door het RIVM geadviseerd.

Dus: ministerie → gezondheidsraad → RIVM

19
Q

Wat zijn de drie doelen van het vaccinatieprogramma?

A
  • Containment → verbeteren van volksgezondheid en verminderen sterfte door vaccinatie-voorkombare ziekten.
  • Eliminatie → proberen transmissie van pathogeen in bepaalde regio te stoppen
  • Eradicatie → ultieme doel → het wereldwijd uitroeien van een pathogeen
20
Q

Waarom is het lastig om het laatste doel van het vaccinatieprogramma (→ eradicatie) te behalen?

A
  • Om een pathogeen bij de mens te verwijderen, moet er geen natuurlijk reservoir ergens anders zijn (zoals bijv. in dieren).
  • Het niveau van immuniteit moet hoog genoeg in de populatie zijn.
  • Wereldwijde eradicatieprogramma’s noodzakelijk en moeten strikt opgevolgd worden.
21
Q

Wat zijn bijwerkingen/ongewenste effecten van een vaccinatieprogramma?

A
  • Individueel niveau → bijwerkingen van vaccinatie (rode/pijnlijke arm)
  • Populatieniveau → adaptatie pathogeen onder gevaccineerde mensen, serotype vervanging, opschuiven leeftijd infectie (age shift), zwangere vrouwen meer vatbaar.
22
Q

Waardoor ontstaan vaccine preventable diseases?

A
  • Failure to vaccinatie → lage vaccinatiegraad in bepaalde gebieden of foute toediening in cold chain cases (vaccin niet goed ingespoten)
  • Vaccine failure → mensen met immuundeficiëntie, vaccin zelf is niet van goede kwaliteit/goede werking, afnemende immuniteit van vaccin.
23
Q

Om meerdere redenen is surveillance van het rijksvaccinatieprogramma dus essentieel. Voor de surveillance zijn er 5 ‘pijlers’/areas waarbij gewaakt wordt. Wat zijn deze?

A
  1. Surveillance van de vaccinatiegraad → het vaccinatieregister Preaventis die een jaarlijkse rapportage uitbrengen hierover.
  2. Surveillance van bijwerkingen → Lareb, een Nationaal bijwerkingscentrum meldsysteem. Doet ook onderzoek naar veranderingen in het rijksvaccinatieprogramma.
  3. Ziektesurveillance van RVP ziekten (kijken naar sterfte, ziekenhuisopnames, hoeveel contacten met huisarts over deze ziekte, etc.)
  4. Kiem/pathogeensurveillance → op moleculair niveau typeringen doen van de pathogeen
  5. Immunosurveillance → evalueren en verbeteren van RVP met nieuwe kandidaten. Bijvorbeeld specifieke antistoffen in serum meten, immuniteit of vatbaarheid meten van de populatie, etc. etc.
24
Q

Wat is seroprevalentie?

A

Proportie van de populatie dat detecteerbare antistoffen in het bloed heeft tegen een pathogeen.

25
Q

Wat is een voorbeeld van serosurveillance in de praktijk?

A
  • Health Study Caribisch Nederland
  • PIENTER studies (Peiling Immunisatie Effect Nederland Ter Evaluatie van het Rijksvaccinatieprogramma)