REGELPRODUCTEN Flashcards

1
Q

WIE ZIJN DE REGELPRODUCENTEN

A
  • De vraag wie een rechtsregel kan produceren impliceert een onderzoek naar de formele rechtsbronnen
  • De natuurrechtelijke invalshoek leer dat alle recht terug te voeren is naar de natuur
  • De rechtspositivistische invalshoek leert dat alle recht terug te voeren is tot een procedurele benadering
  • De functionele rechtsleer wijst daarentegen naar de menselijke interactie als bron van het recht
  • Voornaamste regelproducenten: wetgever, rechtspraak, doctrine of rechtsleer, gewoonte, billijkheid, algemene rechtsbeginselen, vreemd recht en private regelgeving
    a) Bindende rechtsbronnen: formele rechtsbronnen; rechter kan er zich rechtstreeks op baseren om een uitspraak in een of andere richting te sturen
    b) Gezaghebbende rechtsbronnen: als ondersteuning van een redenering bij het maken van de voormelde keuze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

WETGEVER (begrip: algemeen, formeel en materieel)

A

ALGEMEEN

  • De ‘wet’ is een schriftelijke rechtsnorm in gestandaardiseerde vorm met een bepaalde inhoud en uitgaande van een daartoe speciaal gelegitimeerd orgaan
  • ‘wet’ als eerste rechtsbron

WET IN FORMELE ZIN (wetgever)
- Iedere akte die uitgaat van de wetgevende macht
o Federaal; wetten
o Deelstatelijke; ordonnaties en decreten
- Bij formele wetten kijkt men niet naar de inhoud van de akte, maar naar het orgaan dat de akte heeft gemaakt

WET IN MATERIËLE ZIN (algemene draagkracht)
- Is een akte, ongeacht het orgaan dat de akte tot stand bracht, die een bindende regel inhoudt. De inhoud van de akte is doorslaggevend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

SOORTEN WETTEN (volgens orgaan)

A
1. supernationale normen
  A. klassiek verdragsrecht
  B. recht van de europese unie
  C beneluxwetgeving
2. interne rechtsnormen
  A. wetskrachtige bepalingen
  B. verorderingen
  C. pseudowetgeving
  D. adviezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

SOORTEN WETTEN (volgens reikwijdte)

A
  1. induviduele rechtsnorm
  2. normatieve of reglementaire bepalingen
  3. organieke akte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

supranationale normen

A
  • Supranationale normen zijn normen die worden gemaakt hetzij door internationale organisaties, hetzij door meerdere landen onderling en waarvan de landen die lid zijn zich in beginsel moeten houden
  • Onderscheid tussen het klassieke verdragsrecht, Europees recht, Benelux-eenvorige wetten
  • Verdrag is een geschreven overeenkomst tussen twee of meer staten waarin ze hun wederzijdse rechten en plichten vastleggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

klassiek verdragsrecht

A

o Bij het klassieke traktatenrecht of het interstaatsrecht worden verdragen tot stand gebracht door overleg tussen soevereine staten. Het gaat om een rechtsordening tussen staten waarbij de rechtssubjecten de staten zijn en niet hun onderdanen. Verdragsrecht gaat niet gepaard met de overdracht van een deel van de soevereiniteit.

  • Verdrag met directe werking (normatieve verdragen): verdrag bevat bepalingen waaruit de burger rechtstreeks rechten kan putten; self executing (vb. EVRM)
    - Verdrag zonder directe werking (contractuele verdragsbepalingen): bevat verplichtingen die zich richten tot de staten zelf en niet de tot de burgers van die staten (vb. Europees Verdrag nr. 108 van Straatsburg…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

recht van de Europese unie

A

o Primair recht: verdragen op basis waarvan de EGKS, de Europese Gemeenschap en later de Europese Unie werden opgericht, dit heeft directe werking (burgers, rechtstreeks, +afdwingen)
o Secundair recht: Commissie, Raad, Parlement, … die op hun beurt bindende beslissingen nemen (kenmerk van supranationaal; lidstaten hebben in basisverdragen deel van hun soevereiniteit afgestaan)
- Europese verordening: norm die een algemene strekking heeft en in de lidstaten rechtstreeks toepasselijk en bindend is in elk onderdeel
- Richtlijnen: niet verbindend in al hun onderdelen en niet rechtstreeks van toepassing; maatregelen treffen om richtlijnen te implementeren
- Besluit: verbindend in al zijn onderdelen
- Adviezen en aanbevelingen: geen bindende kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beneluxwetgeving

A

o Eenzelfde wettekst door de drie nationale parlementen laten goedkeuren, zodat in de drie landen dezelfde wettelijke tekst aanwezig is
o Het Benelux Gerechtshof zorgt voor een uniforme interpretatie in de 3 landen
o Drie Benelux-eenvormige wetten: wet betreffende verplichte autoverzekering, wet betreffende de commoriëntes, wet inzake de dwangsom
o Eenvormige wetten inzake Benelux-merken en tekeningen of modellen vervangen door Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wetskrachtige bepalingen (indeling)

A
  1. besluit wetten
  2. programma wetten
  3. opdrachtwetten
    A. gewone opdrachtwet
    B. kaderwetten
    C. bijzonderemachtenwet of volmachtenwet
  4. bijzonderemeerderheidswetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wetskrachtige bepalingen (uitleg begrip)

A

bepalingen die door de wetgevende lichamen tot stand worden gebracht (wetten in formele betekenis) (art 36 GW)
o Federale wetgevende macht: Koning, Kamer van volksvertegenwoordigers en Senaat  wetten
o Deelstatelijke wetgevende macht: deelstatelijke parlement en deelstaatregering
- decreten (Vl. Gemeenschap, Vl. Gewest, Wl. Gewest, Fr. Gemeenschap en Dt. Gemeenschap)
- ordonnanties (BHG en Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie)
o Wetten die met een andere naam worden aangeduid omdat zij hetzij op een bijzondere wijze tot stand werden gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

besluitwetten

A

beslissingen van wetgevende macht, genomen tijdens WOI (door Koning en ministers) en tijdens WOII (door de in raad vergaderde ministers); Kamer en Senaat konden niet samenkomen door oorlogsomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

opdrachtwetten

A

uitvoerende macht heeft maar een toegewezen bevoegdheid (art 105 en 108 GW);
• Zodra wetgever een reglementaire bevoegdheid toekent aan de uitvoerende macht, die niet voorkomt door artikel 108 Gw., spreekt men van een gewone opdracht
• Kaderwetten (specifieke opdrachtwetten): wetgever legt in de wet de essentiële beleidslijnen vast en draagt aan de Koning op om complementaire maatregelen uit de vaardigen
• Bijzonderemachtenwet of volmachtenwet: Bij volmachtenwet staat men voor een delegatie van wetgevende bevoegdheid aan de uitvoerende macht: het domein wordt nauwkeurig omschreven; de termijn waarbinnen deze machten verleend worden is beperkt en na het verstrijken van de termijn moet de regering verantwoording afleggen over het gebruik van deze volmachten, hetgeen vaak resulteert in een retroactieve bekrachtiging ervan door de wetgevende macht.
KB’s hebben wetskrachtige werking en worden oplopend genummerd, vanwaar bijnaam ‘genummerd KB’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bijzonderemeerderheidswetten

A

worden goedgekeurd met de volstrekte meerderheid, d.w.z. de meerderheid van de leden moet aanwezig zijn en er moeten meer ja-stemmen zijn dan neen-stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verordingen

A

rechtsnormen die door de uitvoerende macht tot stand worden gebracht
=> Verordenende bevoegdheid aanwezig:
o Federaal: Koning en ministers; KB’s en ministeriële besluiten
o Deelstaten: deelregeringen; besluiten
o Lokaal: verschillende organen provincie (gouverneur, deputatie en provincieraad) en de gemeente (burgemeester, college van burgemeester en schepenen en gemeenteraad)
o Dienstgewijze gedecetraliseerde overheden: RSZ, Raad van het Gemeenschapsonderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pseudowetgeving

A

bepaalde akte dat de rechtspositie van de burger slechts op een onrechtstreekse wijze beïnvloedt door het optreden van de uitvoerende macht; vb. omzendbrief van minister van Buitenlandse Zaken
o Bindende kracht hiervan steunt op de gehoorzaamheidsplicht die een lager administratief orgaan verschuldigd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

adviezen

A

adviezen, aanbevelingen en voordrachten die geen rechtsnormen zijn
o Meer en meer beroep gedaan op adviezen, voor kwaliteitsverhoging van de norm en een groteren openheid van het bestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

individuele rechtsnorm

A

is een akte die zich richt tot één bepaalde persoon, bedrijf of instelling; dergelijke norm krijgt slechts een eenmalige toepassing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

normatieve of reglementaire bepalingen

A

rechtsregels met een abstract, algemeen en onpersoonlijk karakter die voor de duur van hun gelding op een onbepaald aantal gevallen van toepassing zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

organieke akte

A

indien een akte een openbare dienst inricht met de daarbij behorend uitrusting; wet op het notariaat, wet op de OCMW ’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

TOTSTANDKOMING VAN VERDRAGEN

A
  • Regels nageleefd worden volgens het eigen intern recht en volgens het internationaal recht
    A) Interne rechtsnormen
    • Bevoegdheid tot sluiten van verdragen verdeeld tussen de federale- en deelstatelijke uitvoerende macht m.b.t. de aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren
    • Pas uitwerking nadat ze instemming hebben bekomen van de wet- of decreetgever
    • Verhouding tussen gemeenschappen en gewesten enerzijds en de federale overheid anderzijds;
    o Deelstaatregering moet federale regering op voorhand verwittigen van onderhandelingen; erna kan federale overheid schorsend optreden
    o Federale overheid beschikt over substitutie recht: houdt in dat federale overheid in de plaats kan treden van een deelstaat
    B) Internationale normen
    • Terug te vinden in Verdrag van Wenen
    • Voornaamste stadia zijn;
    a. Onderhandelingen
    b. Ondertekening of paragrafering van de bevoegde overheid
    c. Ratificatie door bevoegde overheid
    d. Goedkeuring door de wetgevende macht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

TOTSTANDKOMING EUROPESE VERORDENINGEN EN RICHTLIJNEN

A
  • Initiatiefrecht ligt bij de Commissie. Zowel de Raad als het Europees Parlement kunnen de Commissie verzoeken voorstellen uit te werken, maar de Commissue is niet verplicht daarop in te gaan
  • Vaststellingsprocedures vallen uiteen in gewone en bijzondere wetgevingsprocedures (art 289 VWEU)
    o Gewone wetgevingsprocedure (art 294 VWEU)
    • Parlement beschikt over amendementsrecht en vetorecht
    • Parlement op gelijke voet met de Raad
    • Raad en Parlement geen overeenstemming: geen nieuwe wet
    • Procedure bestaat uit maximum drie lezingen  ZIE P.48-49
    o Bijzondere wetgevingsprocedure
    • Vaststelling van de wetgevende akte gebeurt door het Europees Parlement met goedkeuring van de Raad of door de Raad met goedkeuring van het Parlement
    • Raadplegingsprocedure: Raad verplichten zijn beslissingen door een raadpleging van het Europees Parlement te laten voorafgaan; Parlement brengt niet-bindend advies uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

TOTSTANDKOMING FEDERALE WETTEN

A
  1. bicameralisme (tweekamerstelsel)
  2. initiatiefrecht
  3. parlementaire behandeling
  4. bekrachtiging
  5. afkondiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bicameralisme (totstandkoming federale wetten)

A

o Federale wetten komen tot stad door samenwerking drie takken van de wetgevende macht: Koning, Kamer van volksvertegenwoordigers en Senaat
• Sinds grondwetherziening is tussenkomst Senaat niet steeds vereist
• Zesde staatshervorming heeft rol Senaat nog verder gereduceerd
o Federale wetgevende macht: Koning + Kamer = monocameralisme
o Residuaire wetgevende bevoegdheid;
• Alleen de Kamer (art 74 GW)
• Kamer en Senaat gelijk bevoegd (bv. Grondwetherzieningen, bijzonderemeerderheidswetten, …) (art 77GW)
• Evocatierecht is een mechanisme in het Belgische parlement dat sinds de staatshervorming 1993 aan de Senaat de mogelijkheid geeft zich uit te spreken over wetsontwerpen en wetsvoorstellen die werden aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers (art 78GW)
o Zesde staatshervorming heeft Senaat gewijzigd:
• Omgevormd tot deelstatenkamer
• Ontmoetingsplaats voor gemeenschaps- en gewestparlementen
• Participatieforum in de federale overheid
• Senatoren niet rechtstreeks verkozen
• Geen senatoren van rechtswege meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

initiatiefrecht (totstandkoming federale rechten)

A

o Behoort toe aan elke tak van federale wetgevende macht
o Beperkt van Senaat
o Initiatiefrecht vrij uitgeoefend
o Initiatief van Koning (=regering)
• Spreekt van wetsontwerp
• Vooraleer naar Kamer, eerst naar Raad van State (advies)
• Na Raad van State naar Kamer van volksvertegenwoordigers, start van parlementaire behandeling
o Initiatief van lid Kamer
• Spreekt men van wetsvoorstel
• Vooraleer behandeld, eerst in overweging genomen door desbetreffende kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

parlementaire behandeling (totstandkoming federale wetten)

A

o Betekent behandeling van wetsontwerpen en voorstellen in commissie en plenaire vergadering
I. Commissie
• Bevoegde commissie bespreekt, wijzigt en vult tekst aan en stemt die
• Verslag door verslaggever; gepubliceerd
II. Plenaire vergadering
• Tekst, die door commissie aangenomen is, voorgelegd
• Horen van verslag
• Bespreekt wetsontwerp- of voorstel en stemt erover
i. Algemene strekking van tekst, nadien artikelsgewijze bespreking + indien amendementen + artikelen splitsen
ii. Stemming over elk artikel (art 76 GW) afzonderlijk en over geheel van tekst + aangenomen met volstrekte meerderheid (art 53 GW):
=> aanwezigheidsverieste(quorum): in Kamer 76 van 150 aanwezig
=> meerderheid: meer ja-stemmen dan nee-stemmen, geen rekening houden met onthoudingen

26
Q

bekrachtiging en afkondiging (totstandkoming federale wetten)

A
  1. Bekrachtiging
    o Akte door de Koning gesteld waarbij hij op zijn beurt de tekst aanvaardt
  2. Afkondiging
    o Handeling met de Koning als hoofd va uitvoerende macht, waarbij Koning de wet met ’s lands zegel bekleedt en de opname in het Belgische Staatsblad beveelt
27
Q

TOTSTANDKOMING NIET-FEDERALE WETTEN

A
  • Totstandkoming decreten en ordonnanties sterk gelijklopend met totstandkoming federale wetten, maar:
    o Volstrekt monocameralisme
    o Deelstaatregering is hoofd van uitvoerende macht en dus niet de Koning
28
Q

TOTSTANDKOMING INTERNE VERORDENINGEN

A
  • Totstandkoming KB’s taak van desbetreffende federale minister
    o Ontwerp-KB eerst naar afdeling Wetgeving van Raad van State
    o Nadien aangeboden aan Koning voor ondertekening
  • Indien wetgeving anders bepaald, treedt minister alleen op
  • Gevallen waar ‘een in ministerraad overlegd besluit ‘ vereist, moet ministerraad goedkeuring geven
  • Besluiten deelstaatregering zijn handelingen van de volledige deelstaatregering en niet van lid van die regering + ook bij Raad van State
  • Lokale verordeningen geregeld in Provinciedecreet en Gemeentedecreet
29
Q

PUBLICATIEVEREISTE (gelding van de wet)

A
  • Norm kan slechts bindend zijn indien hij werd gepubliceerd (art 190 GW)
    o Adagium: “iedereen wordt geacht de wet te kennen”
  • Bekendmaking in Belgisch Staatsblad en akte wordt bindend 10 dagen na publicatie, tenzij akte anders bepaalt
  • Vier exemplaren afgedrukt: één in de Koninklijke Bibliotheek, één bij de minister van Justitie, één bij het Algemeen Rijksarchief en één bij het Belgische Staatsblad
  • Bevolking gebeurt via internet
  • Provinciedecreet bindend de vijfde dag na publicatie op website
  • Gemeentedecreet bindend 5 dagen na publicatie op website
30
Q

WERKING IN TIJD (gelding van de wet)

A
  • Als regel geldt de onmiddellijke toepasselijkheid van een nieuwe wet
  • Onmiddellijke toepassing wil zeggen dat de wet ook van toepassing is op situaties die reeds bestonden op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet (bv. Huwelijk)
  • Wet heeft geen terugwerkende kracht
    o Enkel vervat in Burgerlijk Wetboek maar niet in Grondwet zodat van deze wettelijke regel kan worden afgeweken bij een andere wet
  • Een wet blijft geld tot haar opheffing
31
Q

PRESENTATIE VAN DE WETGEVING (gelding van de wet)

A

een volledig rechtsdomein systematisch geordend regelen d.w.z. een wetboek maken

32
Q

CONSOLIDATIE VAN WETTEN (gelding van de wet)

A

activiteit bestaat erin een wijzigingsbepaling aan te brengen in de oorspronkelijke tekst van de wet

33
Q

COÖRDINATIE VAN WETTEN (gelding van de wet)

A
  • wanneer een tekst ingevolge herhaalde wijzigingen, weglatingen, toevoegingen of hernummering niet meer leesbaar is o.m. ook wegens het verschillend taalgebruik doorheen de jaren
  • men zal opnieuw ordenen, nummeren en hetzelfde taalgebruik hanteren over de gehele wet
34
Q

CODIFICATIE (gelding van de wet)

A

het regelen van een bepaald rechts- gebied in een gestructureerd wetboek. Een wetboek is gekenmerkt door een minimale omvang, een duidelijke structuur en een logische ontwikkeling van het normencomplex

35
Q

HET PROBLEEM bij hiërarchie, bevoegheidscontrole en toetsing in BE

A
  • probleem hiërarchie, de bevoegdheid en toetsing: wetten in de materiële zin worden door een veelheid van organen tot stand gebracht (=rechtspluralisme)
  • hiërarchie: de ene norm staat boven de andere
  • bevoegdheidscontrole: organen dienen te produceren binnen hun bevoegdheidsdomein
  • toetsing: lagere norm mag niet in strijd zijn met hogere norm
36
Q

HIËRARCHIE VAN SUPRANATIONAAL RECHT

A

o Voorrang supranationaal recht op intern recht is niet opgenomen in Belgische Grondwet
• Ruim aanvaarde rechtspraak van Hof van Cassatie legde voorrang vast in Le Ski-arrest
• Het Grondwettelijk Hof stelde zich terughoudender op gevolgd door de bijzondere wetgever
• Nieuw artikel verplicht in geval van samenloop tussen grondwettelijk en verdragsrechtelijk verankerde grondrechten, eerst aan het interne recht te toetsen
o Drie voorwaarden moeten vervuld zijn opdat grensoverschrijdend recht voorrang krijgt op intern recht:
I. Verdrag waaruit grensoverschrijdende rechtsnorm voortspruit moet door de bevoegde wetgever zijn goedgekeurd
II. Verdrag moet gepubliceerd zijn
III. Rechtsnorm moet directe werking hebben

37
Q

HIËRARCHIE VAN INTERNE WETSKRACHTIGE BEPALINGEN

A

o De volheid van bevoegdheid federale wetgever: hij put zijn bevoegdheid rechtstreeks uit de Grondwet
o Normen van grondwettelijk recht prevaleren op normen van de gewone wetgever
o Geen hiërarchische of suprapositionele verhouding tussen de federale wetten en de deelstatelijke wetgevend akten

38
Q

HIËRARCHIE VAN VERORDENINGEN

A

o Uitvoerende macht en lokale overheden beschikken over een toegewezen bevoegdheid
• KB’s, ministeriële besluiten, besluiten van de deelstaten, provincie’s en gemeenten
• Geldigheid putten uit een hogere norm (Grondwet of wet)

39
Q

BEVOEGDHEID OP WETGEVEND NIVEAU

A
  • Bepalingen waarin wetgevende bevoegdheid verdeeld wordt tussen de federale en deelstatelijke wetgever
  • Uitoefening van bevoegdheid die krachtens deze regel aan een orgaan niet toekomt, resulteert in een bevoegdheidsconflict
  • Oplossen door Grondwettelijk Hof
40
Q

WETTIGHEIDSTOETSING

A
  • De geldigheid van een lagere norm wordt getoetst aan een hogere norm
  • Intern recht wordt getoetst aan grensoverschrijdend recht, wet wordt getoetst aan de Grondwet, verordening wordt getoetst aan wet, verordeningen worden onderling getoetst
41
Q

VERDRAGTOETSING

A

o Intern recht wordt getoetst aan grensoverschrijdend recht
o Intern recht strijdig met grensoverschrijdend recht, dan past Belgische rechter de Belgische norm niet toe
o Rechter dient zelf toetsing door te voeren; hij stelt geen prejudiciële vraag
• Wel toegestaan bij interpretatieprobleem met;
=> een communautaire norm
=> een eenvormige Beneluxwet

42
Q

GRONDWETSTOETSING

A

o Wetten, decreten en ordonnanties toetsen aan de Grondwet

o Taak van grondwettelijk

43
Q

TOETSING VERORDINGEN

A

o Toetsen van verordeningen aan de wet en de Grondwet
o Controle door gewone rechters of door Raad van State
o Gronden waaraan verordeningen kunnen worden getoetst;
• Schending van vormvereisten; niet-naleven van de motiveringsverplichting
• Onbevoegdheid; handeling waarvoor dat administratief orgaan geen bevoegdheid had
• Machtsoverschrijding; niet correct toepassen van wet
• Machtsafwending; correct toepassen van bevoegdheid, maar voor een andere doel dan in de wet voorzien
o Controle via rechters;
• Meestal op grond van verweer in een voor de rechter hangende zaak
• Overtuiging rechter dat verordening in strijd is met wet, dan mag hij verordening niet toepassen (niet-toepassingsverklaring of de exceptie ba, onwettigheid)
• Onregelmatige akte blijft wel bestaan
o Controle via Raad van State;
• Vernietigingsberoep tegen die beslissingen wordt ingeleid binnen de 60 dagen na bekendmaking van betwiste verordening
• Besluit Raad van State dat verordening in strijd is met wet, dan wordt verordening vernietigd
• Gepubliceerd in Belgisch Staatsblad

44
Q

RECHTSPRAAK ALS FORMELE BRON 2 STERKE VERSCHILLEN

A

Twee uitersten;
• Continentale doctrine van het niet-bindend karakter van de rechtspraak
• Bindend precedentenrecht van het Angelsaksische type

45
Q

CONTINENTAAL NIET-BINDEND KARAKTER

A
  • Rechtspraak: geheel van rechterlijke beslissingen waaruit door studie van juristen (doctrine) bepaalde beginselen en interpretatie van rechtsnormen worden afgeleid; m.a.w. de taak van doctrine of de rechtsgeleerden door diepgaande studie van de rechtspraak deze beginselen formuleren
  • Beginselen hebben betrekking op:
    • Interpretatie van de materiële en formele rechtsnormen
    • Wijze waarop het recht toegepast moet worden via algemene rechtsbeginselen
  • De rechters mogen in de zaken die aan hun oordeel onderworpen zijn, geen uitspraak doen bij wege van algemene en als regel geldende beschikking
    • Rechter is niet gebonden door uitspraak van een andere rechter
    • Rechter mag niet als enige motivering verwijzen naar uitspraak van eeen andere rechter
  • Bij totstandkoming van een rechtspraaknorm zijn volgende aspecten van belang:
    • Verbod op rechtsweigering
    • Motiveringsplicht van de rechter
    • Hiërarchie in de rechtspraak en het daarmee geaard gaande navolgingseffect
46
Q

PREDECENTENRECHTSPRAAK

A
  • Andere optie, aangeduid als Angelsaksisch, is deze waarin een rechterlijke uitspraak van een hogere rechter voor de lagere bindend is
    o Noodzakelijk wanneer er geen uitgeschreven codificatie aanwezig is
    o Recht groeit dan vanuit de rechtspraktijk
  • In het hierboven geschetste continentale gedragspatroon staat de wetsinterpretatie centraal, bij het precedentenrecht de analyse van de rechtspraak
  • Uitspraken van internationale rechtscolleges vanzelfsprekend bindend
    o Stellen van prejudiciële vraag zou geen zin hebben indien de antwoorden niet bindend zouden zijn
47
Q

PROSPECTIVE RULING

A
  • Probleem bij rechtspraak die directe bindende werking krijgt: de rechtsonzekerheid bij wijziging van de rechtspraak
  • Indien aan bepaalde rechterlijke organen de bevoegdheid wordt gegeven zich over de rechtsorde algemeen bindend uit te spreken, moet de rechter ook de bevoegdheid krijgen ‘prospective rulings’ uit te werken (d.w.z. de gevolgen van de beslissing beperken voor latere zaken)
48
Q

BEGRIP DOCTRINE

A
  • Neerslag van de studies door juristen aan juridische onderwerpen besteed
    o geen formele rechtsbron van recht in die zin dat een rechter zijn beslissing laat afhangen van een standpunt van een bepaalde jurist
    o kan op onrechtstreekse wijze sterk de rechtspraak en zelfs de wetgeving beïnvloeden
49
Q

INHOUD DOCTRINE

A
  • beschrijvend of verwerkend; klemtoon op het verwerken van verschillende rechtsbronnen tot een geheel
  • kritisch, wetenschappelijk en innoverend; poogt op kritische-wetenschappelijke wijze een rechtsnorm te onderzoeken
  • documenterend; auteur of dikwijls een hele redactieploeg poogt de juridische bronnen op systematische wijze te ontsluiten
50
Q

VORM DOCTRINE

A
  • folio-uitgaven; boeken, jaarboek, tijdschrift
  • elektronisch product; databank
  • persoonlijke informatie; congres, colloquium, studiedag
51
Q

GEWOONTERECHT (BEGRIP + BELANG)

A

BEGRIP
- het feitelijk gedrag van de bevolking, gevolgd door rechtsovertuiging, d.w.z. dat bij de naleving van deze ongeschreven regels de burgers de ervaring hebben dat ze rechtsnormen naleven.

BELANG

  • aanzienlijk verminderd
  • wel nog grote rol in publiek- en privaatrecht
  • gewoonten waarnaar de wet verwijst, gewoonten voor domeinen waar (nog) geen wettelijke regeling is, gewoonten die strijdig zijn met de wet
52
Q

EXTERNE BILIJKHEID

A
  • de rechter kan een rechtsnorm opzijschuiven omdat hij die norm strijdig vindt met zijn billijkheidsgevoel
  • het billijkheidsgevoel van een rechter, van een persoon of partij is een aan het recht extern element
  • bij het uitvoeren van de rechtsregel
53
Q

INTRINSIEKE BILIJKHEID

A
  • De billijkheid kan ook bekeken worden vanuit haar interne werking, nl. als intrinsiek werkende aanvaardbaarheidsvereiste van de juridische regeling volgens gangbare rechtvaardigheidsopvattingen
  • Bij de vorming / interpretatie van de rechtsregel
54
Q

ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN (BEGRIP)

A
  • Algemene rechtsbeginselen zijn fundamentele ongeschreven rechtsregels die bepalen hoe het recht wordt toegepast. Ze ontstaan uit een constante houding van de rechtspraak en worden door de doctrine en de rechtspraak geformuleerd
  • Bepalen in hoofdzaak hoe andere rechtsnormen dienen toegepast te worden
55
Q

ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN (BELANG)

A
  • Eenmaal een beginsel erkend is als algemeen rechtsbeginsel heeft het meteen aanvul- lende werking, d.w.z. dat het moet worden toegepast indien in het desbetreffende domein geen regelgeving voorhanden is. Dit impliceert meteen ook dat de uitvoerende macht gebonden is door een algemeen rechtsbeginsel
56
Q

ALGEMEN RECHTSBEGINSEL (WERKING)

A
  • De functie kan in casu zeer divers zijn;
    a. Ze kunnen op de eerste plaats een aanvullende werking hebben; bv. ‘recht van verdediging’
    b. Ze kunnen ook een derogerende werking hebben; toepassing van een algemeen rechtsbeginsel stelt een bepaalde wettelijke bepaling buiten werking
    c. Soms heeft het beroep doen op een algemeen rechtsbeginsel slecht een legitimerende werking
57
Q

VOORBEELDEN VAN ALGEMENE RECHTSBEGINSELS

A
  • De voornaamste rechtsbeginselen in het materieel recht, die men in elk onderdeel van het recht terugvindt zijn:
    o Het verbod van misbruik van recht
    o Vertrouwensleer
58
Q

VERBOD VAN RECHTSMISBRUIK

A

Controle over de bevoegdheid
- Discretionaire bevoegdheid
o Door de rechtsorde toegekend
o Controle van uitoefening door rechter
o Titularis mag naar eigen inzicht en willekeur de bevoegdheid uitoefenen
- Doelgebonden bevoegdheid
o Controle door rechter heel eenvoudig
o De titularis mag deze bevoegdheid enkel gebruiken met het oog op de wettelijke doeleinden
- Indifferente bevoegdheid: subject kan ervan gebruik maken naar eigen keuze (bv. contracten)
124. B) Vanuit eigendomsrecht naar het ganse recht
- Laat de rechter toe te controleren of een rechtssubject zijn bevoegdheid gebruikt op verantwoordelijke wijze
125. C) Ontwikkeling (125-130)
- Stapsgewijs naar een meer verfijning van het recht gestreefd
o Schoorsteenarrest
o Reclamepaneel (kiezen voor hetgeen wat minst schadelijk is voor derden)
o Grensoverschrijdend gebouw (een schadevergoeding volstaat)
o Redelijke verwachting (verwachtingen honoreren)

59
Q

VERTROUWENSLEER

A
  • Contracten komen slechts tot stand indien de beide partijen een bewuste wil hadden een overeenkomst te sluiten
  • In dagelijkse leven niet altijd een onderscheid tussen ‘de werkelijke’ en ‘de schijnbare’ wil
  • Vertrouwensleer laat een partij toe voort te gaan op de schijnbaar aanwezige wil, omdat zij in redelijkheid mocht aannemen dat het om de werkelijke wil ging. De schijn komt in de plaats van de werkelijkheid
60
Q

BUITENLANDSRECHT IS RECHT

A
  • Buitenlands recht is ook voor de Belgische rechtsorde van belang, vooral via het Belgisch internationaal privaatrecht (IPR)
  • IPR heeft als taak verwijzingsregels te formuleren, d.w.z. regels te verschaffen om uit te maken welk rechtsstelsel in het conflict moet worden toegepast (in de gevallen waar op Belgisch grondgebied een uitspraak moet worden gedaan in een geschil waarbij buitenlands recht betrokken is
  • De Belgische rechter kan geroepen worden om vreemd recht toe te passen
  • Centrale beginselen bij vreemd recht
    o Buitenlands recht is recht
    o Buitenlands recht moet in België worden toegepast, zoals het in het vreemd land van oorsprong zou worden toegepast
61
Q

PRIVATE REGELGEVING

A
  • Normen tot stand gebracht door private personen

- Kan in twee gevallen beschouwd worden als schepping van recht

62
Q

CONTRACTEIN (PRIVATE REGELGEVING)

A
  • De door de partijen aangegane verbintenissen strekken hun tot wet
  • Deze ‘wet’ geldt enkel tussen partijen en laat de rechten van derden in de regel onverkort