RECHTSFENOMEEN Flashcards

1
Q

jurudisering

A

het is het verschijnsel in een maatschappij waarbij de burger maatschappelijke verhoudingen voortdurend ook kwalificeert als een juridisch probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

evolutie v/h recht

A
  • Niet altijd juridisering geweest: recht heeft zich in het verleden niet ingelaten met de sociale ongelijkheid binnen de maatschappij
  • Het recht greep vroeger vaak terug naar strenge lijfstraffen, nu ‘alternatieve’ vormen van regulering: sensibiliseringscampagnes of werk- en leerstraffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verschillende gedaantes ivm besturing van het recht

A

rechtsgeschiedenis, rechtstheorie en rechtsfilosofie, die interdisciplinair tewerk gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

formeel rechtssysteem

A

rechtssysteem waarvan het geheel van de rechtsnormen afkomstig is van één bepaalde gezagsstructuur, bv:

  • Belgisch federale rechtssysteem
  • Deelstatelijk rechtssysteem
  • Europees rechtssysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de onderscheiden rechtsorden in Belgie

A
  • Federale rechtsorde: geldt op volledig grondgebied België, geproduceerd door federale organen
  • Deelstatelijke wetgeving: geldt enkel in één bepaalde deelstaat, bv. Milieu, onderwijs en cultuur
  • Lokale normen: gemeente- en provinciereglementen, belang voor de algemene rechtsorde eerder marginaal(minder belangrijk)
  • Grensoverschrijdende normen: invloed internationaal recht sterk toegenomen, via drie kanalen:
    o De rechten van de mens, oorspronkelijk via EVRM
    o Het Europese of communautaire recht
    o Het internationaal privaat recht(IPR)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

materiaal rechtssysteem

A

men bestudeert op de eerste plaats de inhoud van het systeem en niet de organen die het tot stand brengen

  • In deze betekenis bestaat het Belgisch rechtssysteem uit federaal, deelstatelijk, gemeentelijk en provinciaal als het Europees recht
  • Basiskenmerken van dit systeem probeert men te verwoorden als: een systematisch dan wel casuïstisch systeem en het inpassingsvermogen van elke nieuwe regulering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onderdelen van een materiaal rechtssysteem

A
  1. casuïstisch opgebouwd rechtssysteem

2. doctrine gebonden rechtssysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Casuïstisch opgebouwd rechtssysteem

A

ontbreken van algemene codificaties van de rechtsnormen en is de motor van het rechtssysteem de rechtspraak die case na case het rechtssysteem opbouwt:

  • Bv. Common law
  • Gepaard met de bindende kracht van uitspraken van hogere rechters t.a.v. lagere rechters en met de mogelijkheid van, ‘dissenting opinion’ bij de uitspraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

doctrine gebonden rechtssysteem

A

bestaan van rechtsmodellen en -theorieën, recht op voorhand ingedeeld: veel codificatie

  • Oplossen van betwiste cases getoetst aan begrippenrecht (Begriffsjurisprudenz)
  • Oplossen vanuit opgebouwde rechtsdogmatiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

rechtsmonisme

A

(materiaal perspectief) belgisch recht, ondanks meergelaagdheid toch als 1 geïntegreerd rechtstelsel moet worden beschouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

technieken om rechtsmonisme te behouden

A

a) Eén federaal Hof van Cassatie
b) Belgische rechtscolleges kunnen prejudiciële vraag stellen aan een ander rechtscollege: hierdoor uniforme interpretatie gegarandeerd, drie gevallen waarin prejudiciële vraag kan gesteld worden:
o Door alle rechtscolleges aan het Belgisch Grondwettelijk Hof, m.b.t. federale een deelstatelijke formele wetten over de bevoegdheidsregeling en de toetsing aan titel II Gw
o Aan het Hof van Justitie in Luxemburg voor de interpretatie van het communautaire recht
o Aan het Benelux Gerechtshof m.b.t. de Benelux-eenvormige verdragen
c) Verplichting om de interne rechtsbescherming uit te putten vooraleer de controle te kunnen vragen van een internationale instantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de oude verschijningsvorm van het recht (het klassieke recht)

A
  • Napoleontische codificaties (‘Code civil’) typisch voorbeeld klassieke recht
  • Vertegenwoordigers van klassieke recht: Domat, Grotius, Pufendorf, …
  • Resultaat van denkproces dat begon bij eenvoudige, algemene principes bij logisch geordende rechtsregels
  • Abstracte rechtsregel bouwsteen van klassieke recht
  • Formele benadering rechtsregel: het bevoegde orgaan dat de regel creëert en de te volgen procedure waren determinerend voor het bindende karakter ervan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

basisregels (het klassieke recht)

A
  1. ‘Gouden regel’: “doe anderen niet aan wat je niet wil dat anderen jou aandoen”
    - Basis van strafrechtelijke en niet-contractuele verhoudingen van het klassieke recht
  2. geldig gesloten contracten moet steeds worden nagekomen
    - Bekend onder ‘pacta sunt servanda’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voordelen bij de coherente en consistente structuur waar de rechtsregels piramidaal geordend werden (kr)

A
  1. ademde eenheid en stabiliteit uit
  2. Verifieerbaar aantal regels die uitdrukking gaven aan een afdwingbaar en eenzijdig geformuleerd gebod of verbod, dat finaal terugging op de soevereine natiestaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

natiestaat

A

resultaat van ‘sociaal contract’ dat gelijkwaardige burgers sloten om zich te beschermen tegen onvoorspelbare gevaren van een ‘natuurtoestand’ waarin het recht van de sterkste en de sluwste heerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ideaal van de rechtstaat:

A

scheiding de machten, procedureel formalisme onafhankelijke rechters en hiërarchie der rechtsnormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

taak van de rechter

A
  • Rechter wet waardenvrij toepassen
  • Niet letten op gevolgen uitspraak
  • “la bouche qui prononce les paroles de la loi” & “dura les, sed lex”
  • Toepassen van syllogisme: hij die door een fout schade heeft veroorzaakt, moet de schade vergoeden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

klassieke benadering van de taak vd rechter;

A

bevrijding van de burger van de willekeur rechter: wetgever bepaalt spelregels, rechter past ze toe
- Deze formele rechtsbenadering heeft deur open gezet voor het naziregime

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Centraal in de school van het rechtspositivisme staat het formele karakter van de rechtsregel, dit vertaal zich in volgende aannames

A
  1. De wil van de wetgever is de enige bron van het recht
  2. Enkel de regels die door de Staat volgens de geijkte procedures worden uitgevaardigd zijn rechtsregel en dus is er buiten de Staat geen recht
  3. Recht is waardenvrije discipline: streven naar objectieve en louter beschrijvende analyse van de wil van de wetgever, zoals die tot uiting komt in de wet
    Scheiding tussen feit en norm, tussen Sein und Sollen (Sein = feiten, formele benadering & Sollen = norm, loslaten van waarde)
  4. Regels en juridische instellingen staan los van het complexe maatschappelijk gebeuren
  5. Rechtsregel in positivisme gekenmerkt door afdwingbaarheid
  6. Taak van recht marginaal; wet moet eenvoudigweg toegepast worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

materieel recht

A

= subjectief recht, De juristen bedoelen dan dat de rechts- orde of de maatschappij ordenend optreedt in het samenlevingsgebeuren; er worden maatregelen voorgeschreven of verboden opgelegd, waarbij gepoogd wordt menselijke gedragingen van allerlei slag in goede banen te leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

formeel recht

A

=procesrecht, De rechtsorde ordent in dit onderdeel van het recht niet de maatschappelijke fenomenen als zodanig, maar bepaalt hoe de in het materieel recht toegekende rechten kunnen worden afgedwongen. Hetzelfde geldt voor een persoon die een diefstal heeft gepleegd: het formeel recht bepaalt hoe een eventuele dader wordt opgespoord, hoe het onderzoek verloopt en hoe en door wie de straffen worden opgelegd
- Formeel recht heeft ondersteunende functie

22
Q

publiekrecht

A
  • Betrekking op uitoefening van de overheidstaken waarmee de burger geconfronteerd wordt
  • Regels zijn van ‘openbare orde’ en sterk bindend karakter: de partijen mogen van regels van publiekrecht in principe onder geen enkel beding afwijken
  • Overheidspositie is dominant, burger is ondergeschikt
  • Vb. strafrecht, fiscaal recht …
23
Q

privaatrecht

A
  • Betrekking op verhouding tussen burgers onderling; regeling zoals tussen erfgenamen, gehuwden, contractanten …
  • Regels van ‘suppletief of aanvullend’ recht: het zijn regels waarvan de partijen kunnen afwijken
  • Partijen volledig als gelijken behandeld
24
Q

vervaging van het onderscheid (privaat en publiek)

A
  • Regels van aanvullende recht werden gaandeweg meer en meer vervangen door regels van ‘dwingend recht’
  • Regels van dwingend recht zijn minder bindend dan de regels van openbare orde, omdat ze uitgevaardigd zijn ter bescherming van een bepaalde groep personen, wiens positie de overheid in een bepaalde relatie wenst te versterken (bv. de werknemer binnen een arbeidsovereenkomst)
25
Q

modern recht

A

KR opzij geduwd door een fundamenteel veranderde visie op het recht
- Situering eind 19e en begin 20e eeuw; ontwikkeling sociale menswetenschappen en sociale ongelijkheid die gepaard ging met industrialisatie van steden

26
Q

ontwikkeling van sociale menswetenschappen

A
  • Uitvinding statistiek en hiermee gepaard gaande sociale menswetenschappen toonde aan dat burger beheerst wordt door medische, economische, sociologische, … wetmatigheden die zijn dagelijks leven in zeer sterke mate bepalen
  • Maatschappij beschouwd als voortdurende beweging van conflicterende belangen waarvan de nieuwe sociale menswetenschappen accuraat de wetmatigheden konden blootleggen
  • De burger wordt een sociaal wezen, gevormd door de maatschappelijke context waarin hij leeft
27
Q

instrumentalistisch recht

A

instrumentele rol voor recht (achtergrond: verpaupering i.k.v. industrialisatie) sociale sturing
- recht: evenwicht tussen conflicterende belangen sociale ongelijkheid, industrialisering
- precariteit van evenwicht, nieuwe ongelijkheden (door sociale
menswetenschappen gereveleerd)

28
Q

ontwikkelen van een verzekeringsmechanisme

A

Door het gebruik van statistiek en de kansberekening een nieuwe reeks van regels voor het beschrijven en het in kaart brengen van het gedrag van individuen (bevolking benaderen als ‘som van homogene reeksen’)

29
Q

wat doet het verzekeringsprincipe

A

legt voortdurend risico’s bloot en rijkt een middel aan om deze beheersbaar te maken

30
Q

het klassieke aansprakelijksrecht

A
  • Verzekeringsprincipe introduceert manier van denken die volledig haaks staat op de klassieke buitencontractuele fout-aansprakelijkheid
  • Indien ergens schade wordt aangericht, draagt het slachtoffer deze schade zelf
  • Enkel indien de schade aangericht wordt door een fout, kan het slachtoffer de schade terugvorderen van de dader
  • De lichtste fout volstaat om de aansprakelijkheid teweeg te brengen
31
Q

aansprakelijkheidsrecht vs. verzekeringsmechanisme

A
  1. : aansprakelijkheidsrecht berust op het bestaan van een fout, terwijl verzekeringsprincipe is gebaseerd op de objectieve waarschijnlijkheid dat een gebeurtenis plaatsvindt
    => Verzekeringsprincipe gaat ervan uit dat ongevallen nu eenmaal voorkomen met een zekere frequentie die objectief berekenbaar is
  2. verzekeringsprincipe veronderstelt het bestaan van een groep, aansprakelijkheidsrecht ent zich op het individu
  3. de hoogte van de schadevergoeding die door de verzekering gedekt wordt, is contractueel bepaald; de fout-aansprakelijkheid is per definitie buitencontractueel en de hoogte van de schadevergoeding dient zo dicht mogelijk aan te sluiten bij de werkelijke aantasting van het vermogen van het slachtoffer
    4.aansprakelijkheidsrecht gaat ervan uit dat elk individu zich op vrijwillige basis kan wapenen tegen mogelijke schade; schade zelf dragen op terugvorderen van dader
    Bij verzekering wordt het oorzakelijk verband ingeruild voor verdeling van collectieve last; wat telt is niet langer hoe iets verstoort wordt, maar de groep
    => verbonden met idee van sociale herverdeling
32
Q

de expansie van de sociale zekerheid; (kwalitatief en kwantitatief)

A

=verzekeringsmechanisme

kwalitatief: er werden meer risico’s en steeds meer domeinen van het dagelijks leven in het verzekeringssysteem ondergebracht
kwantitatief: ook het aantal mensen dat verzekerd was nam toe

33
Q

wie was de centrale actor van het verzekeringsmechanisme, wie en wat deden ze precies?

A

(WEVAARTSTAAT)

  1. EXPERTEN EN BELEIDSMAKERS
    - Verzekeringssysteem geprofessionaliseerd en gebureaucratiseerd
    - Welvaartstaat steunde maatregelen op systematische overzichten van de sociale toestand en op een groot aantal ‘sociale indicatoren’
    - Financieel beheer en administratie taak van geschoolde specialisten
    - Verzameling, interpretatie en verwerking van maatschappelijke gegevens werd in handen gelegd van sociale wetenschappers, sociologen op kop
    - Verzekeringsartsen en psychologen info inwinnen van lichamelijke toestand en levensomstandigheden
    - Economisten verzamelden gegevens over productie, voorraadvorming en afzet
    - Ambtenaren en juristen invullen formuleren zodat iedereen vergelijkbaar was met alle anderen
    - Centrale actor: niet regering parlementaire wetgever, maar de regering en de vele deskundigen  ‘social engineering’ (zwaartepunt verschuift van wetgevende naar uitvoerende macht)
34
Q

ontwikkeling van het verzekeringsgestel in de 20ste eeuw

A
  • Na WO I verzekeringsstelsel collectief, nationaal en dwingend
    o Collectief; omdat financiele middelen worden samengevoegd
    o Nationaal; omdat grenzen van specifieke beroepen en industrieën overschreden worden en voorbij wordt gegaan aan plaatselijke en regionale besturen
    o Dwingend; heffing van premies en uitkering is staatsgezag en dus van publiekrecht
  • Na WO II exponentiële groei in alle dimensies
    o aantal en de hoogte van de sociale bijdragen versnellen in hoog tempo, de voorzieningen worden uitgebreid tot quasi de hele bevolking en de uitkeringen dekken een steeds uitgebreider gamma van tegenslagen
    o experimentele fase voorbij; democratie impliceert overal in Europa een welvaartstaat
  • Alle continentaal-Europese landen beschikten over vier sociale risico’s: pensioenen, arbeidsongevallen, werkloosheid en ziekte
     geen vrije keuze meer maar wettelijke verplichting
35
Q

verzekering van mensenrechten? wat en wie?

A
  • Het recht op welzijn en maatschappelijke zekerheid vormt hierbij de juridische grondslag voor het voeren van een omvattend en uitvoerig ‘sociaal beleid’, dat sinds de Tweede Wereldoorlog zelfs uitdrukkelijk wordt geformuleerd in termen van mensen- rechten.
  • UVRM, EVRM, Fundamentele vrijheden, Internationaal Verdrag met betrekking tot de economische, sociale en culturele rechten, Europees Sociaal Handvest, Belgische Grondwet
36
Q

bescherming tegen de staat vs. activering van de staat

A
  • Tegenstrijdigheid tussen de mensenrechten die geformuleerd werden in het klassieke recht en de mensenrechten in het huidige moderne recht
  • KR: bescherming tegen de staat; recht op leven, vrijheid, eigendom en eerlijk proces
  • Huidig moderne recht: activering van de staat
37
Q

mensenrechten zijn niet langer absoluut (gevolg en de moderne benadering)

A
  • Gevolg hiervan is dat de klassieke vrijheidsrechten de facto ondergeschikt gemaakt worden aan het sociaal beleid en dat de mate waarin de mensenrechten gerealiseerd zullen worden, afhangt van de concrete omstandigheden van wat politiek haalbaar is
  • Moderne benadering van mensenrechten laat klassieke idee varen dat er zoiets zou bestaan als een individueel recht dat absoluut zou zijn of enkel in extreme situaties buiten toepassing kan worden gelaten
38
Q

nieuwe juridische instrumenten (wetgevend en eigen aan de welvaartstaat)

A
  • Wetgevend: maatregelen en reguleringstechnieken die zich op specifieke doelgroepen richten of die een specifieke activiteit in beheer willen nemen
  • Eigen aan welvaartstaat: afkondiging en handhaving worden onderhandeld met ‘sociale partners’
39
Q

de nieuwe structuur van het recht (kenmerken)

A
  • Huidige recht laat zich kenmerken door de grote intensiteit waarmee het voortdurend sociaalwetenschappelijke analyses en in kaart gebrachte risico’s internaliseert
  • Link tussen het recht en de talrijke sociale menswetenschappen zelfs dermate sterk dat juridische concepten en de juridische structuur veel van hun oorspronkelijke logiciteit en autonomie verloren hebben
  • De piramide van KR is ingeruild voor een complex netwerk van ‘normen’ en ‘reguleringen’ die aan voortdurende herziening toe zijn
  • Een toenemende rol voor overleg
40
Q

variabele gradaties van abnormaliteit?

A
  • Nieuwe categorieën in het modern recht gebaseerd op variabele gradaties van abnormaliteit (ander benadering van ‘gelijkheidsbeginsel’)
  • Gaat om alle situaties die in min of meerdere maten als abnormaal, excessief of disproportioneel kunnen worden beschouwd
41
Q

sociaal evenwicht in het recht

A
  • In toenemende mate zijn categorieën voortgekomen uit de juridische erkenning van een zeker sociaal evenwicht dat dient te worden behouden, herschikt of hersteld. Dit evenwicht is niet opgevat als een evenwicht tussen individuen, maar als een evenwicht tussen ‘conflicterend collectieve belangen’
  • Bv. Huurder en verhuurder, arts en patiënt, werknemer en werkgever
42
Q

ELK INDIVIDU GELINKT AAN EEN SPECIFIEK COLLECTIEF BELANG

A
  • Niet individuele wil van elke burger (zoals in KR), wel sociale belangen die door het subjectieve recht van elke burger worden vertegenwoordigd
  • Subjectieve recht bestaat bijgevolg meer en meer als de individualisering van een collectief belang, terwijl de wisselwerking tussen de juridische beschermde ‘collectieve belangen’ geacht wordt de meest authentieke uitdrukking te zijn van het algemeen belang
43
Q

NIEUWE RECHTSTAKKEN

A
  • De verwetenschappelijking en instrumentalisering heeft geleid tot de creatie van tal van nieuwe categorieën en rechtstakken
  • Arbeidsrecht, socialezekerheidsrecht, consumentenrecht, milieurecht,…
44
Q

MEERGELAAGD RECHT

A
  • Het is een bijzonder complex recht met een pluraliteit aan bronnen en mechanismen, dat aan voortdurende verandering onderhevig is. Bovenop dit alles komt de europeanisering, de internationalisering en de federalisering, waardoor het Belgische recht een ‘meergelaagd’ systeem is geworden
  • De coherentie en consistentie is soms moeilijk te handhaven; veel categorieën en opdelingen doorkruisen elkaar
45
Q

REGULERINGSIMPACTANALYSE(RIA)

A
  • Lijst van tien fundamentele beginselen die de kwaliteit van wetgeving moeten waarborgen (OESO)
  • Later (1995) werd dit uitgebreid tot ‘reguleringsimpactanalyse’
  • A.d.h.v. RIA wordt de directe en indirecte impact van wetgeving en wetgevingsprogramma’s op een aantal concrete domeinen, zoals leefmilieu, kleine en middelgrote ondernemingen, (etnische) minderheden, de internationale handel en werkgelegenheid, op een systematische en consistente wijze onderzocht
46
Q

ECONOMISCHE ANALYSE VAN HET RECHT, Law and economics;

A

o Nutsmaxialisatie: rechtseconomie gaat ervan uit dat de individuele mens in zijn handelen nutsmaximalisatie nastreeft
o Alternatieve kosten: de alternatieven van een project worden in een besluitvorming meegenomen. De alternatieve kosten worden als volgt gedefinieerd: “ de kosten van een goed … zijn gelijk aan de opbrengst van het op één na beste alternatief”
o Allocatieve efficiëntie: het doel van de rechtseconomie is het bevorderen van het eigen welzijn, m.a.w. het optimaal verdelen van de koek
o Transactie- en informatiekosten: in geval van volledige vrije mededinging houden individuele consumenten en producenten rekening met persoonlijke kosten en baten. Ook de kosten van externe effecten, de transactiekosten en de informatiekosten moeten in rekening worden gebracht.
o Public choice-benadering; die de economische analyse maakt van de politieke besluitvorming: de bedoeling hiervan is nuttig inzicht krijgen in de adequate organisatie van de democratische besluitvorming

47
Q

PUBLIEKRECHTELIJK PRIVAATRECHt

A
  • Grenzen tussen privaatrecht en publiekrecht zijn nog moeilijk te trekken
  • Belangrijk te weten dat wanneer we in het handboek het ‘privaatrecht in hoofdlijnen’ bespreken, dit privaatrecht zeer sterk publiekrechtelijk geworden is
  • Rechtstakken beheerst door combinatie van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke regels
48
Q

PROPORTIONALITEIT (Proportionaliteitsbeginsel)

A

dé toetssteen bij uitstek die het huidige recht in één concept typeert, afkomstig van het Duitse recht

  • Volgens de proportionaliteitstoets dient men na te kijken dat:
    1. De genomen maatregel passend en doeltreffend is om het beoogde resultaat te bereiken (doeltreffendheidscriterium)
    2. De doelstellingen niet even doeltreffend kunnen worden bereikt door een maatregel die minder raakt aan andere belangen (noodzakelijkheidscriterium)
    3. Het beoogde resultaat van de maatregel wel opweegt tegen het nadeel dat hij toebrengt aan die andere belangen of rechten (proportionaliteitscriterium sensu stricto)
49
Q

RECHTSMISBRUIK

A
  • De houders van specifieke rechten kunnen toch juridisch gesanctioneerd worden (onder bepaalde voorwaarden), zelfs wanneer zij zich bewegen binnen de formele grenzen van die rechten
  • Zelfde criteria als proportionaliteitstoets
  • Eensgezindheid over wanneer de titularis zijn recht gebruikt met als enig oogmerk een ander te benadelen er sprake is van rechtsmisbruik; rechtsbeoefening ‘niet nuttig’ of ‘niet doelmatig’
50
Q

RECHTERLIJKE TOETSING

A
  • Onderlinge afweging (door rechter) van bevoegdheden, collectieve belangen, individuele rechten en vrijheden
  • Proportionaliteitsbeginsel toont zich dan ook als een methode om rechten en rechtsprincipes steeds opnieuw in evenwicht te brengen en telkens opnieuw met elkaar te verzoenen
51
Q

BELEID VAN DE RECHTER

A
  • Rechter moet steeds een ‘algemene regel’ in concreto toepassen, daardoor doet hij aan beleid
  • Impact van rechters onderzoeken door ‘de wettelijke motiveringsplicht van vonnissen en arresten’: het onderzoek van deze motivering laat toe de eigen inbreng van de rechter naar waarde te schatten:
    1) De juridische besluitvorming: van ‘onopgelost probleem’ naar ‘opgelost probleem’; tot een resultaat, besluit
    => rechter gespecialiseerd in bepaald domein verloopt proces zeer intuïtief, voor rechter die niet vertrouwd is met de materie met vallen en opstaan
    => eenvoudige zaken door feitelijke verhaal voelt rechter ‘aan zijn water’ welke beslissing volgt, in complexe zaken strategische benaderingen nodig
    2) Juridische argumentatie: verantwoording van de besluitvorming; volgen van denkpistes die binnen het juridische discours als verantwoording kunnen gelden voor een genomen beslissing
    3) Motivering: inkleden van de genomen beslissingen binnen een concreet procesdiscours