Prostaatcarcinoom Flashcards

1
Q

Onder invloed van wat groeit prostaatcarcinoom altijd?

A

Testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is belangrijk bij de incidentie van prostaatcarcinoom?

A

Je kunt eraan overlijden en ermee overlijden omdat prostaatkanker langzaam groeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn vaak de eerste symptomen van prostaatcarcinoom (+ differentiaaldiagnose)

A

Mictieklachten –> is ook vaak BPH
Bij prostaatcarcinoom ook nog aspecifieke klachten zoals vermoeidheid en pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welke stadia wordt prostaatcarcinoom curateif behandeld

A
  • T1 en T2 indien de tumor beperkt is tot de prostaat
  • T3 (lokaal uitgebreid buiten prostaatkapsel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarvan is de behandeling afhankelijk tijdens T1 en T2 prostaatcarcinoom? (4)

A
  • De levensverwachting
  • Agressiviteit van de tumor
  • Comorbiditeiten
  • De conditie van de patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer wordt er curatief behandeld bij T1 en T2 prostaatcarcinoom? (3)

A
  • Levensverwachting > 15 jaar (leeftijd < 60 jaar)
  • Weinig co-morbiditeit
  • Goede conditie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer wordt er niet behandeld bij T1 en T2 prostaatcarcinoom? (2 + reden + wat dan wel)

A
  • Levensverwachting < 10 jaar (leeftijd > 60 jaar)
  • Lage agressiviteit tumor
    Kans dat de patient gaat overlijden aan iets anders dan prostaatcarcinoom is groter

Wel: periodieke controle/actieve surveillance en pas bij klachten/tumorgroei behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Curatieve behandeling prostaatkanker (T1-2) (2)

A
  • radicale prostatectomie (gehele prostaat + zaadblaasjes + zaadleiders)
  • radiotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nadelen radicale prostatectomie (3) en radiotherapie (1)

A

Radicale prostatectomie: De kans op erectiestoornissen, urine incontinentie en impotentie is vrij groot
Radiotherapie: kans op erectiestoornissen
(hierdoor kan een patient afzien van de behandeling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Curatieve behandeling prostaatkanker (T3) (3)

A

o Uitwendige radiotherapie + hormonale therapie;
o Radicale prostatectomie, indien de patiënt jong is / in goede conditie is
o Afwachtend beleid: hormonale therapie bij een korte levensverwachting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Palliatieve behanding prostaatkanker (3)

A

Hormonale therapie voor onderdrukken testosterongehalte:
– Chirurgische castratie (orchidectomie)
– Chemische castratie
– Anti-androgen +/- chemische castratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vormen chemische castratie (2)

A
  • LH/RH agonisten
  • LH/RH antagonisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Werkingsmechanisme LH/RH agonisten (3 stappen)

A
  1. Zorgen voor continue stimulering van de hypofyse
  2. De LH / FSH secretie wordt na 10 dagen geremd
  3. Testosteron ↓ (na 2-5 weken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het aanvankelijke effect van LH/RH agonisten en hoe kom je tot je uiteindelijke gewenste effect?

A

Aanvankelijk vergroot LH/FSH productie en dus testosteron –> door de negatieve feedback na 10 dagen het gewenste dalende effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voordeel en nadeel LH/RH antagonist (tov LH/RH agonist)?

A

Voordeel: direct dalend effect op LH/FSH
Nadeel: minder effectief en doseerschema is ook minder patiëntvriendelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoelang geef je de chemische castratie?

A

Continu, anders krijg je weer werking van testosteron

17
Q

Werking anti-androgenen + 2 groepen + 4 middelen

A

Blokkeren de androgeenreceptor
- Steroïde antiandrogeen: Cyproteronacetaat
- Niet-steroïde antiandrogenen: Flutamide, nilutamide, bicalutamide

18
Q

Belangrijkste verschil tussen niet-steroïde antiandrogenen en steroïde antiandrogenen

A

Door de steroïde structuur hebben de niet-steroïde antiandrogenen het risico op cardiovasculaire bijwerkingen

19
Q

Wat zijn flare-up verschijnselen en wanneer kan je het krijgen?

A

Na castratie of bij aanvang LHRH agonist krijg je een testosteron boost en daardoor krijg je acute pijn (kanker gaat tegen weefsels drukken) –> flare-up verschijnselen verdwijnen pas na 2-5 weken als je op castratie niveau zit

20
Q

Behandeling flare-up verschijnselen (groep + middel)

A

Anti-androgenen (gaat werking testosteron tegen)
Veel gebruikt: flutamide

21
Q

Wanneer worden niet-steroïde antiandrogenen nog meer gebruikt?

A

Als monotherapie bij lokaal voortgeschreden, niet gemetastaseerde ziekte (zonder castratie)

22
Q

Verloop van de gemiddelde patiënt met prostaatkanker (2)

A
  1. Hormoonsensitief (reageert op testosteron afname) (dus anti-hormonale therapie)
  2. Castratieresistent (chemotherapie)
23
Q

Behandeling als patient castratieresistent is (mCRPC: gemetastaseerd castratieresistent prostaatcarcinoom) (2) !!!

A

Chemotherapie: docetaxel + prednison

Voorafgaand aan of na docetaxel wordt er behandeld met abirateron + prednison OF enzalutamide OF radium-223

24
Q

Waarom wordt abirateron met prednison gegeven? !!!!

A

Arbiatron geeft depletie van cortisol dus dat wordt aangevuld met prednison

25
Q

Werkingsmechanisme abirateron

A

CYP17α-hydroxylaseremmer, waardoor de androgeensynthese wordt geremd.

26
Q

Werkingsmechanisme enzalutamide

A

Sterke androgeenreceptor-blokker