probleem 6: schizofrenie oorzakelijke factoren Flashcards

1
Q

oorzakelijke factoren schizofrenie: genetisch

A

Genetisch
Uit familie-, tweeling- en adoptieonderzoeken  schizofrenie is gedeeltelijk erfelijk.
1ste graads familieleden  10% kans.
2de graads familieleden  3% kans.
Uit adoptieonderzoek  omgeving speelt ook een rol maar genen grotere rol.
Uit tweelingonderozek  overeenstemming van 44,3% bij eeneiige tweeling, en 12,08% bij twee-eiige tweeling.  Negatieve symptomen hebben meer een genetisch component dan positieve.

Genetisch heterogeen  voor niet iedereen dezelfde genen die zorgen voor ontwikkeling  vandaar zoveel verschillende vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oorzakelijke factoren schizofrenie: genetisch deel 2

A

Candidate gen: speelt rol bij dopamine, bij afwijking grotere kans op ontwikkelen schizofrenie.

 Link gevonden tussen bipolaire stoornis en schizofrenie, als 1 ouder bipolair heeft en de ander schizofrenie  grotere kans.

 Je moet genetische aanleg hebben en omgevingsfactoren kunnen dit tot gang zetten.  Diathese-stress perspectief  Diathese: genetische omgeving, stress: omgevingscomponent, kan schizofrenie op gang zetten of zorgen voor terugval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

oorzakelijke factoren schizofrenie: neurotransmitters

A
  • Dopamine theorie: er werd gedacht dat de oorzaak van schizofrenie een overschot aan dopamine was, omdat neuroleptica (blokkeren dopamine receptoren) zorgen voor verbetering ziekte. Mensen met schizofrenie hebben meer dopaminereceptoren in brein (vooral basale ganglia en limbisch systeem).  theorie is te simpel, verklaart alleen positieve symptomen.
  • Nieuwe theorie: veel dopamine in mesolimbic pathway (cognitie en emotie)  verklaart positieve symptomen. Ook abnormaal weinig dopamine in prefrontale deel van brein (aandacht, organiseren gedrag en motivatie)  verklaart negatieve symptomen.
    disregulatie van dopamine  meer aandacht gegeven aan niet relevante of niet belangrijke stimuli  focus op bijzaken en ontwikkeling wanen en hallucinaties.
  • Serotonine  laag reguleert dopamine in de mesolimbic pathway. (cruciaal deze interactie).
  • Abnormale hoeveelheid (laag) glutamaat en GABA  cognitieve en emotionele symptomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oorzakelijke factoren schizofrenie: brein

A
  • Grotere ventrikels (vooral mannen)  verlies aan breinvolume 3%.
     verlies grijze massa  afname breinweefsel  tekorten in sociale, emotionele en gedragsgebieden. Al aanwezig voordat symptomen ontwikkelen. (Komt niet bij iedereen voor & hoeft niet gelijk schizofrenie te betekenen).
  • Afname witte massa  minder connecties in hersenen (vooral prefrontale cortex, amygdala en hippocampus)  mogelijk cognitieve beperkingen.
  • Kleinere prefrontale cortex en minder activiteit  verminderde grijze massa  verlies dendritic spines: communicatie tussen neuronen verstoord  spraak & gedrags desorganisatie.
  • Abnormaliteiten in temporale cortex: verminderd volume hippocampus  door connectie met HPA-as. Schizofrenie mensen hebben geen chronische stress, maar ze reageren reactiever op stress.  Als iemand genetisch kwetsbaar voor schizofrenie is, kan dit ontwikkelen als persoon getriggerd is door stress.  Combi abnormale hersenstructuren & verhoogde niveau cortisol  ontstaan psychose.
  • Afname volume amygdala (emoties), hippocampus (geheugen), thalamus (sensorische info verwerken).  hierin tekort.
     verklaard worden door genen, beter door prenatale of perinatale omstandigheden (zuurstoftekort).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom komt schizofrenie pas later tot uiting?

A
  • Prefrontale cortex ontwikkelt in adolescentie of vroege volwassenheid, is er een afwijking tijdens geboorte of vroege kinderjaren komt, is dit later pas zichtbaar.
  • Piek in dopamine activiteit in adolescentie en meer stress in die periode.
  • Pruning: verlies van synapsen, als gevolg van overmatig pruning. Dit gaat in adolescentie door in prefrontale cortex. Te veel pruning  verlies noodzakelijke communicatie tussen neuronen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

omgevingsfactoren schizofrenie

A

Prenatale factoren
- Zuurstof tekort tijdens geboorte  verlies corticale grijze massa.
- Prenatale virusinfecties

Gebruik cannabis
Cannabis kan het risico om schizofrenie te ontwikkelen vergroten en het verergert de symptomen.  zorgt voor meer vrijlating dopamine. Niet iedereen die cannabis gebruikt ontwikkeld schizofrenie  genen (COMT-gen) spelen een rol.

Stress
 Stressvolle ervaringen  terugval of schizofrenie op gang zetten. Reactiever op stress (dagelijkse) en de negatieve mood neemt toe. Stress speelt rol bij een terugval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sociaal-culturele factoren schizofrenie

A
  • Sociaal economische status (social drift)  komt meer voor bij armere mensen, wss omdat mensen als gevolg van de ziekte naar armere buurten afdrijven  geen opleiding afmaken  armoede  stress  vicieuze cirkel.
  • Leven in de stad  grotere kans als je in de stedelijke gebieden woont, niet omdat rond leeftijd ontstaan de mensen vaak in de stad wonen, maar wss vanwege stressvoller leven of blootstelling aan infecties of schadelijke stoffen.
  • Migratie  grotere kans, vanwege stress van achterlaten familie, armoede, gevoel van niet thuishoren en mogelijke discriminatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

familie-gerelateerde factoren schizofrenie

A
  • Families van mensen met schizofrenie communiceren vager en hebben wat vaker conflicten  mogelijke veroorzaker.
  • Expressed emotion (EE) theorie: mensen met schizofrenie komen uit een familie waar de EE hoog is. EE  3 aspecten: kritiek, vijandigheid en emotionele overinvolvement met betrekking tot de aandoening.
     Deze 3 componenten veroorzaken vooral een terugval. 70% van mensen uit zo’n familie heeft terugval, en 31% uit familie met weinig EE heeft terugval. Mogelijk veroorzaakt dit een terugval omdat het voor de patiënt zorgt voor stress  vrijlaten cortisol door de bijnierschors  vrijlating dopamine en glutamaat  activering HPA-as  overgevoelig voor stress  spelen rol in schizofrenie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ontwikkelingsfactoren schizofrenie

A

Retropersectief studies
Kinderen die later schizofrenie ontwikkelden hadden lager IQ en waren vaker teruggetrokken. Slechtere motoriek en meer negatieve uitingen van emoties.  gekeken naar mensen met schizofrenie hoe zij scoorde en gedragingen kindertijd.

Properspectief studies
 Kenmerken uit kindertijd worden in verband gebracht met latere ontwikkeling van schizofrenie. Onderzoek naar gedaan  lagere IQ scores in kindertijd, voorspeller schizofrenie.
 Uitkomst komt overeen met het idee dat er iets misgaat in de ontwikkeling, wel nog meer onderzoek nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

clinical high-risk study

A

ontwerp dat mensen identificeert met vroege, verzwakte tekenen van schizofrenie, meestal milde vormen van hallucinaties of wanen of desorganisatie die stoornissen veroorzaken.
Gevonden uitkomsten:
- Verminderde grijze massa  voorspeller schizofrenie of andere psychotische stoornissen.
- Grotere kans als: in familie voorkomt, recente achteruitgang in functioneren, hoge levels positieve symptomen, hoge levels sociale handicap.
- Sociale en academische moeilijkheden  voorspeller.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly