probleem 3: specifieke fobie Flashcards

1
Q

verschil anxiety en fear

A

Anxiety: algemeen gevoel van bezorgdheid over een toekomstige gevaarlijke situatie (geen duidelijk gevaar aanwezig).

Fear: basisemotie die de flight-or-flight reactie van het autonome zenuwstelsel activeert (wel duidelijk gevaar aanwezig). Wanneer de angstreactie optreedt zonder duidelijk extern gevaar  paniekaanval: subjectief gevoel van een dreigende ondergang (angst om dood te gaan, controle te verliezen of om gek te worden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lichamelijke reactie op angst

A

Als een angstige situatie optreedt  amygdala stimuleert HPA-as om voor te bereiden op fight or flight. De bijnier laat cortisol vrij  sensorisch signaal naar hippocampus en prefrontale cortex gestuurd om te bepalen of de bedreiging reëel of ingebeeld is. Geen dreiging aanwezig  amygdala stuurt kalmerende reactie naar HPA-as  angst verminderd. Wel bedreiging aanwezig  activatie amygdala  ontstaan angstreactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verschil anxiety disorder en fobie

A

Anxiety disorder: mensen hebben een onrealistische en irrationele angst. Hieronder vallen: specifieke fobieën, sociale angststoornissen, paniekstoornissen, agorafobie (straat- of pleinvrees) en gegeneraliseerde angststoornissen (GAD).

Fobie: een aanhoudende en disproportionele angst voor een specifiek object of situatie dat geen werkelijk gevaar vormt, maar toch leidt tot het vermijden van deze situaties. Ongeacht hoe het begint, fobisch gedrag wordt meestal versterkt, omdat elke keer dat de persoon met een fobie een gevreesde situatie vermijdt, zijn of haar angst toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Specifieke fobieën

A

Sterke aanhoudende angst die wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een specifiek object of situatie. Als een persoon de fobische stimulus (extern) tegenkomt  milde gevoelens van vrees of angst, onmiddellijke angst reactie die lijkt op een paniekaanval of activering fight-or-flight response. Deze personen vermijden vaak situaties waarin de stimulus kan voorkomen. Elke keer als een situatie vermeden wordt, neemt de angst toe. Verhoogde aandacht, sympathie en controle over het gedrag van anderen kan soms de fobie versterken.
Mensen met een specifieke fobie erkennen dat hun angst enigszins onredelijk is, maar soms hebben ze dit inzicht niet. Mensen zijn constant alert voor fobische objecten of situaties en stimuli die te maken hebben met fobie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dsm-5 criteria

A
  • Een opvallende fear of anxiety voor een specifiek object of situatie, bijvoorbeeld voor spinnen of bloed. Bij kinderen wordt deze angst getoond door huilen, een woedeaanval, bevriezen of vastklampen aan een persoon.
  • Het fobische object of de situatie veroorzaakt bijna altijd onmiddellijke fear of anxiety.
  • Het fobische object of de situatie wordt actief vermeden of ervaren met intense fear of anxiety.
  • De fear of anxiety is niet proportioneel in vergelijking met het echte gevaar dat wordt veroorzaakt door het specifieke object of de situatie en in vergelijking met de socioculturele context.
  • De fear of anxiety of het vermijdende gedrag is hardnekkig en voor langer dan 6 maanden aanwezig.
  • De fear of anxiety of het vermijdende gedrag veroorzaakt klinisch significante angst of een vermindering in sociaal- en beroeps functioneren of andere belangrijke gebieden van functioneren.
  • De stoornis kan niet beter worden uitgelegd door de symptomen van andere mentale stoornissen, zoals fear, anxiety en het vermijden van situaties die geassocieerd worden met paniekachtige symptomen of andere ongeschikt makende symptomen; objecten of situaties die gerelateerd zijn aan obsessies; herinneringen aan traumatische ervaringen; scheiding van huis of hechtingspersonen; of sociale situaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Blood-injection-injury phobia

A

angst voor bloed, naalden en ongelukken.
- 3-4% heeft ooit te maken gehad met deze fobie
- Mensen ervaren evenveel walging als angst.
- Fysiologische response: versnelling hartslag en bloeddruk, gevolgd door dramatische daling. Gaat samen met misselijkheid, duizeligheid en flauwvallen (gebeurt niet bij andere fobieën).
- Erfelijk
- Evolutionaire verklaring: het unieke fysiologische respons kan zich hebben ontwikkeld voor specifiek doel: flauwvallen  remt verdere aanval van persoon af. En als die aanval plaatsvindt, zou de bloeddrukdaling het bloedverlies minimaliseren.
- Behandeling: applied tension  bloeddruk verhogen om flauwvallen te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Prevalentie specifieke fobie

A
  • Lifetime 12%
  • Komt vaker voor bij vrouwen
  • Geslachtsverhouding varieert per type fobie. 90-95% voor dierenfobie vrouw, en 2:1 bij bloed.
  • Gemiddelde leeftijd waarop fobie ontwikkelt  verschilt per fobie. Dieren & bloed  kindertijd. Claustrofobie & angst voor rijden  volwassenheid.
  • Komt vaker voor dan sociale fobie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

comorbiditeit specifieke fobie

A
  • 75% heeft ten minste 1 andere specifieke fear die buitensporig is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oorzakelijke factoren psychologisch

A

 2 standpunten die de psychologische causale factoren zien als verklaring voor ontstaan:
* Psychoanalytisch standpunt (Freud): een fobie representeert een verdediging tegen een anxiety die afstamt van onderdrukte impulsen van het id. Omdat het te gevaarlijk is om de onderdrukte id-impuls te ‘kennen’, wordt de angst verplaatst naar een extern object of situatie die een symbolische relatie heeft met het werkelijke object van de angst.
 Dit perspectief werd lange tijd bekritiseerd als te speculatief en een alternatief, eenvoudige factor werd voorgesteld door Wolpe en Rachman (klassieke conditionering)
* Klassieke conditionering (Wolpe en Rachman): de angstreactie wordt geconditioneerd met een neutrale stimulus wanneer deze stimuli gepaard zijn met traumatische of pijnlijke gebeurtenissen. Hierdoor wordt de neutrale stimulus een geconditioneerde stimulus. Dit wordt gegeneraliseerd naar gelijksoortige objecten en situaties. Voor 58% van de fobische patiënten is een traumatische ervaring de oorzaak van de fobie.
o Vicarious conditioning (observational classical conditioning): gaat ervan uit dat een fobie kan ontstaan door te kijken naar een person die een fobie heeft en door blootgesteld te worden aan de specifieke stimulus. De observator kan de fobie dan overnemen. Bvb: als een kind ziet dat de ouders bang zijn voor spinnen en deze vermijden, is de kans groot dat het kind ook een fobie voor spinnen ontwikkeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

invloed op aanleren fobie (conditionering)

A

Individuele verschillen
- Eerdere levenservaringen of mensen beïnvloeden het ontwikkelen van een angst of fobie.
Bvb: als iemand jarenlang goede ervaringen heeft met vriendelijke honden en opeens wordt gebeten door een hond  onwaarschijnlijk ontwikkelen angst/fobie voor honden. Als iemand geen goede ervaringen met honden had  waarschijnlijk wel angst/fobie ontwikkelen.
- Om individuele verschillen in ontwikkeling en instandhouding van fobieën te begrijpen  rol begrijpen van de verschillende levenservaringen van mensen die hetzelfde trauma ondergaan. Sommige levenservaringen zijn een risicofactor en andere een beschermende factor voor ontwikkelen van fobie.
- Gebeurtenissen tijdens conditionering hebben ook invloed.  Als situatie niet te controleren is, of niet gevlucht kan worden  grotere kans ontwikkelen fobie.
Inflation effect: ervaringen die na het conditioneren plaatsvinden hebben invloed op de kracht en het behouden van een angst. Bvb: een persoon die na een lichte aanrijding een milde rijangst heeft opgelopen kan een volledige fobie ontwikkelen als hij/zij later fysiek wordt aangevallen ook al was er geen auto aanwezig tijdens de aanval.
Ook kan verbale informatie achteraf de angst vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oorzakelijke factoren specifieke fobie psychologisch

A
  • De cognitie en gedachten zorgen ervoor dat angsten en fobieën blijven bestaan. Zo zijn mensen met een fobie constant alert voor hun fobische objecten of situaties en voor andere stimuli die te maken hebben met hun fobie.
  • Mensen zijn evolutionair voorbereid op het aanleren van een angst of fobie. Angsten voor spinnen of slangen worden sneller ontwikkeld dan voor motorvoertuig of pistool. De stimuli waar mensen snel een angst voor ontwikkelen, zijn geassocieerd met onplezierige gebeurtenissen  prepared learning. Dit is een voordeel voor de mensheid  verstandig om te vluchten in situaties waar een dreiging is.
  • Ruminaiton: langdurig piekeren over situatie  angst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

biologische oorzakelijke factoren specifieke fobie

A
  • Genetische achtergrond beïnvloed de gevoeligheid voor het conditioneren van angst. Bvb: mensen met een s-allel (serotonine transporter) zijn gevoeliger voor het conditioneren van een angst, omdat het is gelinkt met verhoogd neuroticisme
  • Uit tweelingenonderzoeken is gebleken dat eeneiige tweelingen meer overeenkomen wat betreft fobieën (voornamelijk dierlijke en situationele) dan twee-eiige tweelingen.  Ander onderzoek toont aan dat niet gedeelde omgevingsfactoren ook een rol hebben in het ontstaan van angsten (aangeleerd).
  • Peuters die behaviourally inhibited (onderdrukt in gedrag) zijn, hebben een timide en verlegen persoonlijkheid. Als peuters rond de 21 maanden een dergelijke persoonlijkheid hebben, is de kans groter dat zij een fobie ontwikkelen als ze 7/8 jaar oud zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Exposure therapy

A

patiënten worden gecontroleerd blootgesteld aan de stimuli of situaties die de fobie uitlokken. Patiënten worden aangemoedigd om zich zo lang aan deze situaties bloot te stellen, dat de angst gaat dalen. (beste therapie)
Rustige opbouw.
 helpt bij fobieën voor kleine dieren, vliegen, claustrofobie en bloed-ongeluk. 1 sessie van 3 uur is vaak voldoende & vaak gebruik virtual reality bril.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Participant moddeling

A

de therapeut toont rustige manieren om met de gevreesde situatie of stimuli om te gaan. Op deze manier leren patiënten dat de situatie niet zo eng is als gedacht, en dat de angst die de situatie oplevert niet schadelijk is.  activatie amygdala. (effectiever dan alleen exposure therapie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Systematic desensitization

A

een techniek die bij exposure therapie gebruikt wordt. Er worden ontspanningsstrategieën gebruikt om de patiënt te kalmeren wanneer het angstige object of de angstige situatie wordt geïntroduceerd. De patiënt leert de angstige reactie te vervangen met een ontspannen reactie.
 werken met fear hiërarchie en steeds stapje hoger. Echt confronteren met angst of gebruik maken van virtual reality bril.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Flooding

A

het individu wordt herhaaldelijk blootgesteld aan zijn meest gevreesde object of situatie. Deze techniek is intensiever dan systematische of geleidelijke blootstelling, omdat de therapeut alles in het werk stelt om de cliënt zo langdurig en heftig mogelijke angst te laten ervaren, net zolang totdat de angst is uitgedoofd.  grotere kans om te stoppen met behandeling.

17
Q

behandeling: medicijnen

A
  • Cognitieve technieken & medicatie  niet erg effectief en angst stillende medicatie kan zelfs de exposure therapie tegenwerken.
  • Drug genaamd d-cycloserine (helpt bij angsten van dieren) in combinatie met exposure therapie kan helpen bij hoogtevrees.  Nog meer onderzoek nodig.
18
Q

3 componenten van fear/paniek

A
  • Cognitieve/subjectieve component: de gedachten van mensen die fear en paniek ervaren. Vb: ‘ik ga dood’-gedachte.
  • Fysiologische component: lichamelijke reacties als gevolg van het ervaren van angst of paniek. Vb: verhoogde hartslag.
  • Gedragscomponent: het gedrag dat mensen tonen bij angst of paniek. Vb: vluchten bij angstwekkende situatie.