Kracht & posturale controle Flashcards

1
Q

ICF sarcopenie

A
  1. stoornis in structuur = sarcopenie
  2. stoornis in functie
    - daling kracht
    - daling power = snelkracht
    - daling spieruithouding
  3. stoornis in activiteit
    - valrisico & fracturen
    - vermoeidheid & daling oefentolerantie
    - beperkingen ADL
  4. stoornis participatie
    - daling fysieke activiteit = andere risico’s
    - meer beperking
    - minder Qol
  5. gevolg
    - alles zorgt voor 1 grote cirkel
    - daling in kracht = hoger risico op overlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

daling van maximale kracht

A
  1. veralgemeende daling
    - mannen & vrouwen
    - BL & OL
    - BL vaak beter gespaard = langer met armen bezig dan met benen
    - isometrisch, concentrisch & excentrisch
  2. verloop kracht
    - piek 30j
    - pleatu tot 45-50j
    - vernselde afname na 60j
  3. versnelde afname
    - sterk verband met spiermassa
    - 15% CSA per 10j cross-sectioneel
    - 2,5-5% per jaar longitudiaal voor OL
    - 90% door sarcopenie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

daling van snelkracht

A
  1. daling
    - ook veralgemeend
    - vanaf 40j = vroeger & snellere daling
  2. oorzaak
    - vooral door neurogene componenten
    - tragere MU
    - minder type II MU
    - minder contractiele eigenschappen
    - lagere verkortingssnelheid spiervezl
    - minder Ca in sarcoplasmatisch reticulum type II
  3. gevolg
    - anaërobe spierperfomantie daalt
    - sterke verhoging val risico
    - ADL moeilijk = trappen, rechtstaan, …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

daling van krachtuithouding

A
  1. algemeen
    - daling capaciteit spiervermoeidheid weerstaan
    - vooral centraal = neurale factoren
    - perifeer ook = metabolietaccumulatie & substraat depletie
  2. meer prominent bij condities
    - levensstijl
    - ziekte & fraility
    - medicatie gebruik
    - pyschologisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

diagnose sarcopenie

A
  1. vroeger
    - focus op structuur vb: spiermassa
    - algortime op basis van gait speed: lager 0,8m/s = sarcopenie
  2. onderzoek
    - hoeveel mensen wijken 2SD af voor verschillende onderdelen
    - knie-extensie, handknijp, snelkracht & spiermassa
    - afwijking kracht = veel vroeger dan massa
    –> diagnose op basis van functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

nieuw algoritme sarcopenie

A
  1. SARC-F of klinisch vermoeden
    - SARC-F = 5 vragen met score 0-2
    - 3-/10 = later rescrenen
    - 4+/10 = volgende vraag
  2. handknijpkracht & STS
    - normaal = later rescrenen
    - laag = waarschijnlijk sarcopenie
    –> al genoeg voor interventie te starten
  3. spierkwaliteit of kwaniteit
    - door DXA, BIA, CT of MRI
    - normaal = waarschijnlijk sarcopenie
    - laag = zeker sarcopenie
  4. fysieke performantie
    - gait speed, SPPB, TUG & 400m walk
    - normaal = sarcopenie
    - laag = ernstige sarcopenie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

afknappunten van algoritme

A
  1. handkijpkracht
    - mannen = 27kg
    - vrouwen = 16kg
  2. STS = 15s
  3. FA
    - gait speed = 0,8m/s
    - SPPB = minder dan 8
    - TUG = minder dan 20
    - 400MWT = meer dan 6min
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

handknijpkracht test

A
  1. houding
    - zit met rug & voeten geseund
    - schouder adductie & neutrale rotatie
    - elleboog 90° flexie
    - voorarm neutraal stand
    - pols 0-30° DF & 0-15° UD
  2. uitvoering
    - dominante hand
    - tijdens 3s
  3. reden strenge richtlijnen
    - onvloed van houding op kracht
    - staan = sterker
    - liggen = zwakker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

belang krachtuithouding

A
  1. belang
    - kracht voor enige tijd = functioneel
    - hoge prevalentie vermoeidheidsgevoel ADL
    - vaak niet gemeten
  2. grijpwerk
    - 3x maximaal = hoogste waarde
    - knijpen & houden tot 50% = vermoeidheidsweerstand
    - relatief tov. eigen maximum
  3. afknappunten
    - dames = 2500 x sec
    - heren = 3000 x sec
    - in functie van lichaamsmassa = 40 x sec / kg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

STS test

A
  1. uitvoering
    - stevige stoel zonder armleuningen
    - hoogte = kniehoek 90° = 35-46cm
    - handen gekruist op borst
  2. tests
    - maximale hoeveelheid tijdens 10sec, 30sec of 3min
    - zo snel mogelijk 1, 5 of 10
  3. gebruik
    - voor FTSTS
    - al 40j
    - voor heel veel doelgroepen & standaardisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

STS predictie

A
  1. benadering van OL kracht
    - meestal bij uitvoering probleem van romp naar voor te krijgen
    - rol van buik & rugspieren
  2. onderzoek
    - beeldvormingn van dij & rompspieren
    - uitdrukking in HU Hounsfield units = vervagignscoëfficient
    - hogere HU = lagere vetinfiltratie
    - health ABC = fysieke tests onderandere STS
  3. uitkomst
    - opp dij = 5% van predicitef model
    - opp dij + romp = niet veel meer predictie
    - HU dij + romp = 18%
    - rol romp > rol benen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

spierwerk STS

A
  1. fase I
    - flexie momentum
    - COM centre of mass naar ventraal
  2. fase II
    - horizontaal -> verticaal momentum
    - heffen van billen
  3. fase III
    - verticaal momentum
    - projectie van lichaam opwaarts
  4. algemeen
    - transfers = core is boost
    - horizontaal moment is key voor snelheid verticuaal moment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

doelstellingen voor ouderen

A

= krachttraining

  1. kwaliteit
    - stijgen vermoeidheidsweerstand
    - stijgen snelheid
    - stijgen kracht
    - behoud typering
  2. kwantiteit
    - behoud aantal vezels
    - stijgen of behoud CSA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

effecten van training

A
  1. focus van training
    - groot aantal non responders op kwantiteit
    - zowel type I & II
    - veranderingen in kwaliteit = bijna geen non responders & meer beperkte non respons
  2. effect van krachttraining
    - 12w training bij 90+
    - 8% CSA
    - 110% kracht
    - post-training was kracht niveau functioneel voor rechtstaan uit stoel
    –> erg groot effect op zelfstandigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

richtlijnen voor training

A
  1. algemeen
    - veel onderzoeken & analyses
    - probleem = patiënten zijn fysiek beter als bewoners van WZC
    - onderzoekers gebruiken deze groep niet = minder effect van eigen richtlijnen
  2. gevolg
    - aanbevelingen niet letterlijk nemen
    - less is more zeker bij begin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

posturale controle

A
  1. inhoud
    - vermogen van lichaam in ruimte te controleren
    - evenwicht + oriëntatie
  2. evenwicht & stabiliteit
    - geen synoniem maar onderdeel
    - aanhouden & controleren va LWP
    - binnen grenzen van steunvlak = BOS base of support
    –> bepaald door lichaam + hulpmiddelen
  3. oriëntatie
    - controle lichaamsalignatie & tonus
    - positie van segmenten
    - tov. steunvlak, visuele omgeving & intern kader
    –> referentie kader = vergelijken van houding tov. kennis van beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

COG

A
  1. center of gravitation
    - ventraal van sacrum op S2
    - virtueel punt dat veranderd bij bewegingen
  2. COG tijdens beweging
    - correcties tijdens alle taken = ook zitten
    - bij stappen = COG voor BOS
    - stap zetten om opnieuw COG binnen BOS te krijgen
    - stappen = vallen & opvangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

onderzoek van COG

A
  1. studie van virtueel punt
    - versnellingsmeter = verplaatsing waarnemen
    - gyroscoop = rotaties
  2. COP center of pressure
    - verdeling van alle krachten op steunoppervlak
    - verandering door spieren
    - via COP de COG veranderen = parallel verloop
    –> moeilijker om te meten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

werking posturale controle

A

= eindproduct van een systeem

  1. individu
    - perceptie/sensoriek = proprioceptie, visus & vestibulum
    - integratie = CZS met heel complexe netwerken
    - actie/output = spieren
  2. opdracht
  3. omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

onderdelen die posturale controle beïnvloeden

A
  1. algemeen
    - biomechanische beperkingen
    - ruimte-restrictie
    - sensorische integratie
    - dynamische controle
    - cogntie
  2. actief
    - reactieve actie
    - proactieve actie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

biomechanica van posturale controle

A
  1. goede stabiliteit
    - loodlijn van COG binnen steunopp.
    - anders geen stabiliteit
  2. verschil met dieren
    - COG ligt erg hoog boven steunbasis
    - steunbasis is niet groot
    - groot volume boven COG
  3. controle van COG
    - evenveel beweging dan bij dieren
    - bij dieren = punt in vlak
    - bij mensen = punt in omgekeerde conus rond lichaam
  4. verklaring
    - 2 steunpunten
    - enkele draai-as op steunvlak = PF/DF
    - veel ROM boven steunvlak
22
Q

veranderingen van biomechanica

A
  1. veroudering
    - mobiliteit boven steunvlak neemt af
    - kleiner worden van conus
    - controle & posturale tonus (kracht) van spieren neemt ook af
  2. veranderingen voeten
    - doorgezakt gewelf
    - hamer tenen
    - hallux valgus & bunion
    - ook ouderwetse schoenen = smal
    - door veranderde vorm & sensoriek = 70-90% hogere kans op vallen
  3. therapie voeten
    - geen therapie
    - wel preventie verdere = arts & podoloog inlichten
    - pedicure = vergroot van oppervlakte
23
Q

posturale alignatie bij ouderen

A
  1. optimale houding
    - a une ligne = lijn van LWP
    - door uitwendige gehoorgang
    - net voor schoudertop & heup
    - door knie
    - voor enkel = minste spieractivatie nodig
  2. verouderen
    - lumbale lordose zwakt af
    - thoracale kyfose
    - volledig andere inwerking van Fz
  3. core stability training voor evenwicht
    - significante verschillen in COG uitwijkingen
    - fysieke testen gaan sterk vooruit
24
Q

ruimte-restrictie

A
  1. LOS limits of stability = conus
    - kleiner worden
    - ook misvorming krijgen = vaak meer naar ventraal
  2. neurologische representatie
    - niet alleen fysiek beperkt
    - vaak foutief = kleiner dan effectief
    - bewegings/valangst
    - daling fysieke activiteit = cirkel
    - overschatting komt ook voor!
    –> risk takers ondanks vorige accidenten
25
testen van LOS
1. functional reach - stabiliteits limiet in voorwaarste richting - voorwaarts reiken in 90° elevatie - bloodvoets met voeten naast elkaar - mobiliteit scapulothoracaal ook getest = kan belemmerend zijn - altijd in de buurt zijn = angst beperkt beweging 2. waardes - 25+cm = geen verhoogd valrisico - 15-25cm = verhoogd valrisico - 15-cm = sterk verhoogd valrisico 3. multidirectionele reach - V/A & L/R - normaal waardes
26
type bewegingen
1. RPAS - reactief - posturaal - adjusting = afstellen na verstoring - strategiën 1. APAS - anticpatoir - posturaal - adjusting - strategiën 1. verschil - externe krachten op lichaam = RPAS - interne krachten op lichaam = APAS
27
reactieve actie
1. externe krachten - continu Fz - andere duwende krachten 2. reactie op Fz V/A = enkel strategie - net voor enkel gewricht = voorover willen vallen - continu activatie kuiten - indien tever naar achter = tibialis anterior 3. reactie op Fz L/R - ab/adductie van heupen - partiële belasting/ontlasting 3. gevolg = postural sway
28
reactieve actie bij grote verstoringen
1. algemeen - progressief opbouwen - bij instabiele personen sneller deze gebruiken 1. heup strategie = V/A 2. romp strategie = paraspinale spieren bij L/R 3. stap & grijp reactie - changed support - grote & snelle verstoringen - indien nog steeds onvoldoende = vallen - trainen met uitvalspassen
29
testen van RPAS
1. algemeen - klassieke eenvoudige evenwichtsoefeningen - breed naar smal steunvlak - ogen toe & gesloten - pertuberaties 2. testen - rombert - 4TB - FICSIT4 3. retropulsietest & push & release - stap-strategie - push & release = moeilijk reproduceerbaar - indien onzeker over mogelijkheid = duwen naar voor/achter tot tippen/hielen van de grond af komen
30
proactieve actie
1. anticiperende reacties - al voor met willekeurige bewegingen - pas in een latere fase feedback - specifiek voor elke reactie ≠ verstijving 1. direct testen - armen heffen - tenenstand 1. indirect testen - TUG - ULS - loopinitiatie
31
sensore integratie
1. perceptie - interpretatief process - gekoppeld aan referentiekader 1. kwaliteit - sensoren - geleiding - brein 2. informatie - lichaamsalingatie - tonus in relatie tot steunvlak - visuele omgeving
32
apparte kanalen
1. algemeen - elk afzonderlijk kan misleidend zijn - nood aan convergentie in brein 1. voorkeur - 70% somatosensorisch - 20% vestibulair - 10% visueel
33
verhoudingen van informatie
1. algemeen - goed brein = flexibel - deficiet/delay verwerking = instabiliteit 1. obstakels - verstoringen - pathologie - deficiets = bij veroudering alle kanalen 1. gevolg - herschikking relatief belang - naar meest betrouwbaar kanaal - heel vaak visus = enige waarover actief controle
34
sensoriek & veroudering
1. algemeen - meer dependent op visus - visus gaat sterk achteruit - daling visuomotorische responsen 1. pathologie - cataract - maculaire degeneratie - intraoculaire drukverhoging
35
omgaan met visuele problemen
1. problemen met brillen - glazen vaak vuil - multifocale brillen = naar beneden kijken is ingezoomd 1. doel bij stappen - eerst focussen op doel - bij ouderen = langere focus nodig - ook aandacht voor obstakels - visus problemen = veel meer scanning naar obstakels - combinatie beide zorgt voor warrige informatie
36
evaluatie van zicht
1. algemeen - voor oogarts - bij geriatrie toch vaak Snel-kaart hebben voor snelle evaluatie 1. Snel-kaart = standaard oogkaart - letters, cijfers of E-s in verschillende orëntatie - E is beter want meer analfbetisme bij ouderen - geen informatie over betekenis van input 1. maatstaf gezichtscherpte = Snellen-fracties - normaal = 20/20 of 6/6 - wat en normaal ook op 20ft = 6m kan zien - 20/40 = 20ft kan een persoon lezen wat iemand anders op 40ft kan lezen
37
andere testen van zicht
1. contrastsensitiviteit - afgrenzing detecter - minder risico dan verlies scherpte - moeilijker testen - Melbourne Edge test 2. diepte perceptie - inschatten afstanden & ruimtelijke verhoudingen - bij multipele vallers
38
vestibulum
1. werking - utriculus & sacculus = lineaire beweging - 3 semicirculaire kanalen = angulaire beweging - vloeistof gevuld = endolymfe - automatisch zonder aandacht 1. functie - positie & bewegingen van hoofd - richting van zwaartekracht - scherp zien bij bewegingen - verstoring = duizligheid & misselijkheid
39
vestibulum bij veroudering
1. veroudering - 55J = daling zenuwcellen - 65j = grote moeilijkheid bij deprivatie van visuele & proprioceptieve - 70-80j = zuiver vestibulaire functies goed 1. evaluatie & therapie - experten werk - toch screening test nuttig = doorverwijzing & rekening houden 1. Fukuda-stepping test = Unterberger - ogen sluiten & armen in 90° elevatie - ter plaatse stappen - bij 100 stappen = 1m afwijking voorwaarts en/of 45° afwijking - ook mogelijk voor 50 stappen = delen door 2 parameters - deviatie vaak naar kant van afwijking
40
somatosensoriek
1. exteroceptie - minder van belang - disciminerend gevoel = druk & vibratie zin wel --> ondergrond 2. proprioceptoren - GTO golgi-tendon-organs = extra-fusale vezels - GPO golgi-pees-orgaantjes = intra-fusale vezels = kernzak & kernketting vezels - continu lengte & contractie spier waarnemen van minder dan 1g - alfa-gamma coactivatie 3. leeftijd - allemaal kwalitatief & kwantitatief afnemen - vooral na 50j - afname joint position sense & kinesthesie
41
cervicale somatosensoriek
1. algemeen - hoge densiteit spierspoeltjes - vooral diepe sub-occipitale spieren - ligging dicht tegen hersenen 2. interactie - complex door besturing van hoofd - proprioceptie - visueel - vestibulair
42
evaluatie van proprioceptie
1. testen - positie-repositie - contralaterale matching - contralatere positie-repositie 2. objectieveren met plaat waarop afstanden/graden staan genoteerd 3. cervicaal = JPE joint position error test - geblinddoekt met laser op hoofd - 90cm voor muur - neurale hoofdpositie aannemen na passieve beweging - 3-10x links en recht 3. uitkomst - voor elke herhaling begin & eind neutrale positie markeren - afstand tussen beide punten -> graden door delen met 90 - gemiddelde hoekafwijking hoger dan 4,5° = slecht
43
interactie in brein testen
1. dynamic gait index - vermogen van modificatie van gang - 8 opdrachten 2. score 0-3 - 3 = normale functioneringsniveau - 2 = minimale afwijking - 1 = matige afwijking - 0 = ernstige afwijking of niet uitvoerbaar 2. interpretatie - 22-24 = normaal - 19-21 = minimale stoornis - onder 18 = matige tot ernstige stoornis 2. andere - TUG - FSST four square step test - looptest met DT
44
FSST
1. four square step test - valrisico - 4 kwadranten - stokken liggen tussen = grote stap - beginnen links onder - klokslag tot begin positie en terug keren 1. vereisten - kwaliteit - tijd - kosten - infrastructuur - ruimte
45
cognitie
1. verband met motoriek - meer verbonden dan we denken - gebruik van zelfde banen voor cogntie als voor motoriek - parameters gang kunnen gelinkt worden met zones in hersenen - voorbeeld variabiliteit ≈ visus - tijdens stappen = onbewuste superviserende rol van cognitie 2. ouderdom - superviserende rol niet meer onbewust maar bewust - toevoegen van dubbeltaken = haperingen - beide vertragen en soms keuze moeten maken 3. gevolg = weizigingen in 1/2 kan vermoeden geven naar weiziging andere
46
impact atrofie hersenen
1. snelheid veroudering - motoriek meer dan andere regio's - intensiteiten activatie neemt af - organisatie ook meer diffuus = meer activatie nodig 2. evaluatie - dubbeltaken - exexutief = CDT & MMSE - valangst = ABC & FES 3. impact therapie - actief/niet actief - alzheimer/gezond - niet actief gezond < actief alzheimer
47
Tinetti test
1. POMA Performance Oriented Mobility Assessment - evenwichtsevaluatie = POMA-balance - gangevaluatie = POMA-mobility 1. POMA-B - 9 taken met score 0-2 - zitbalans - (poging tot) rechtstaan & terug gaan zitten - evenwicht in stand (onmiddelijk na rechtstaan = eerste 5sec) - 5x duwen met handpalme, op borstbeen - ogen toe - draaien 2. POMA-M - kwalitatieve evaluatie - normale tempo & hulpmoddelen - score per item 0-2 met 0 = abnormaal of compensaties - initiatie - staplengte & hoogte - symmetrie & continuiteit - afgelegde pad 1 voet & voetafstand - romp
48
BBS
1. Berg Balance Scale - 14 opdrachten - elk van 0-4 quoteren - 45+/54 punten = verhoogd valrisico 2. onderdelen in zit - 2min normaal zitten - rechtstaan = zoweinig leuning gebruiken - neerzitten - transfer stoel zonder leuningen -> stoel met leuningen 2. onderdelen stand - 2min normaal staan - blijven staan ogen toe - blijven staan voeten toe - blijven staan ogen toe & voeten toe - 25cm naar voor kunnen reiken - oprapen voorwerp net voor voeten 4. onderdelen beweging - 2x overschouder kijken naar zelfde punt - 2x 360° draaien in elke kant = elke draai in 4sec - step-up van 20° - ene voet voor de andere = kant kiezen - unipodaal = kant kiezen
49
50