Sarcopenie Flashcards
grofmotore pijlers
- pijlers algemeen
- vormen basis van fysieke fitheid
- kunnen getraind worden geïsoleerd of gecombineerd
- ondergaan veranderingen door veroudering
- structuur & functie hangen zo nauw samen dat ze als 1 gezien kunnen worden - pijlers
- kracht = belangerijskte
- uithouding
- posturale controle
- mobiliteit
prioriteit van pijlers
- algemene prioriteit = ja
- spieren moeten voor alle peilers in orde zijn
- minimale kracht nodig
- otnwikkeling van kwetsbaarheid bij ouderen = centraal belang van spierfunctie - specifieke prioriteit = nee
- andere pathologie = andere pijler krijgt focus
- specifieke noden = specifieke domeinen
kracht bij verouderen
= daling
- fysiologisch
- veroudering CZS
- daling synchonisatie neurale prikkel naar spier
- daling Ca-ionen afgifte - structureel
- daling elasticiteit = meer collageen & minder elasting
- stijging interne weerstand
- stijging BW & vet in spier
- daling spiermassa = belangerijkst
beeld op spieren
- ouderwets
- standbeelden met veel spieren
- levensbehoud = zichzelf kunnen beschermen
- levensonderhoud = jacht, landbouw, …
- vrouwen werden voller afgebeeld = gezond & vruchtbaar - vandaag minder centraal
- mendisch blijft hoeveelheid spieren essentieël voor gezondheid
- onafhankelijk & performant blijven
sarcopenie
- definitie
- te weinig spiermassa
- ook functie verlies - 2 verdere denkpistes
- kratopenie = kracht tekort dat meeste afname vertoont
- dynapenie = snelkart tekort dat eerste afname vertoont
fysiologisch beïnvloedende factoren voor maximale kracht
- morfologisch = opbouw van spier
- verloop vezels = fusiform, unipennaat, bipennaat, …
- verloop vezels tov. peesblad
- insertie = locatie & hoek
- hoek van spier tijdens bepaalde bewegingen
- typering van spiervezels - neuraal = on/off-switch
- energetisch = stofwisseling
- neurotransmitters
- processen in celkern
sarcopenie kenmerken
- kenmerken
- verlies spiermassa, -kwaliteit & -kracht
- leidt tot broosheid = frailty bij ouderen
- universeel fenomeen = iedereen optreden, maar niet op zelfde manier, snelheid, … - verschil met cachexie
- kakos hexis = slechte toestand
- niet alleen spier maar ook andere massa zoals vet
- kanker, hiv, immunologisch, …
sarcopenie objectiveren
- meetinstrumenten
- medische beeldvorming
- dexa scan voor botdichtheid
- impedantie metingen - impedantie metingen
- geleiding door lichaam
- inschatting van vet massa & vet vrije massa
medische beeldvorming
- sarcopenie
- volume van bovenbenen zijn gelijkend
- vervetting van spieren
- dikker subcutaan vet
- inter & intramusculair = lichtere kleur op MRI
- abdominaal vet - osteopenie
- minder belasting op bot
- minder trekkrachten door afname van spier
- bot volgt spieren - effect van fysieke activiteit
- zorgt voor minder afname
- afname kan niet vermeden worden
volume & sarcopenie
- verloop
- begin = 40-45j
- in begin erg traag
- progressief meer - verhouding
- afname van spieren
- verlies van grootste metabool orgaan = minder verbruiken
- minder fysieke activiteit
- toename lichaamsgewicht
–> groep sarcopenie heeft hoger BMI - gevolg
- % lichaamsvet sterkt heel sterk
- weinig functioneel voordel
- risico cardiovasculair & metabool = diabetes
spiervezels & sarcopenie
- algemeen
- totaal aantal spiervezels neemt af
- atrofie spiervezels
- vroeger dacht men enkel type II
- type II -50%
- type I -25% - rug & buikspieren
- sterkte afname
- geen typische spieren die getraind worden
- functioneel van groot belang
spierfunctie & sarcopenie
- onderzoek
- absolute kracht = som van productie kracht van alle OL spieren in kg
- relatieve kracht = kracht tov. massa - verouderen
- beide nemen af
- absolute kracht daalt meer dan relatieve
- functie heeft een snellere degeneratie
- evaluatie moet vooral gericht zijn op functie idpv massa
classificatie van sarcopenie
- classificatie
- klasse I = 1SD afwijking van gemiddeld jonge volwassene
–> vooral daling van functie
- klasse II = 2 SD afwijking ≈definitie OP
–> ook daling van massa - prevalentie klasse II
- 70j+ = 15-25%
- 80j+ = 50% - problemen
- alreeds fysieke problemen bij klasse 1
- altijd meer bij vrouwen
- beginnen ook al met minder spiermassa = minder anabole stoffen voor productie
- afname is gelijkaardig
- disability ratio’s zijn groter bij vrouwen = belang van spieren
multi-factorieel ontstaan van sarcopenie
- oorzaken met indirect effect
- neurogeen -> minder vezels
- lifestyle -> lagere vezel CSA - oorzaken met direct effect
- hormonaal
- bloedcirculatie
- inflammatie-aging
centraal neurogeen effect op sarcopenie
- neuronen tov. tijd
- opp van schors daalt = plooien van gyri minder diep
- dikte van schors daalt
- beide zorgen voor daling % sturende neuronen
- geen onderscheid geslachten
- gevolg op rest van de keten - voorbeeld = effect op gyrus precentralis = primaire motorische schors
- dikte neemt af = minder neuronen
- niet heel veel = 0,2mm
- gevolg = ook verlies van efferente neuronen
gevolg van centraal neuronen verlies
- pyramide baan
- wordt dunner
- meer verlies cervicaal = begint ook met meer neuronen
- nu. anterolateralis = voorhoorn kern
- minder motoneuronen in ruggenmerg
- minder vertrekkende afferente zenuwen - afferente zenuwen
- axonen zijn afgenomen
- verlies vooral dikste axonen = sterkere myelinisatie
- type II = snellere axonen met dikkeere myelinisatie
–> deel verklaring discrepantie
- algemeen tragere geleiding
motorunits & sarcopenie
- motorunits
- aantal daalt
- kracht afname pas 2e fase
- door langzame shift in typering - typering
- jong = mozaïk beeld
- ouder worden = denervatie door verlies motoneuronen & axonen
- denervatie hypersensitiviteit
- sprouting = vooral type I re-innervatie
- type II wordt hybride
- type grouping = grote lappen van zelfde types
spiervezels & sarcopenie
- spiervezels
- afname maar minder dan MU
- door adoptie gedrag = ontstaan van gaint motor units - gaint motor units
- evenveel neurotransmitters
- wel meer spiervezels moeten aanspreken
- bijkomende veranderingen synaptische spleet
- gevolg = ontladingsfrequentie daalt 25-30%
- minder kracht - MUNIX & MUSIX ≈ kracht
- kracht daalt
- MUNIX = MU-number daalt
- MUSIX = MU-size stijgt
–> omgekeerd evenredig verband
coördinatie & sarcopenie
- synchonisatie
- aanspreken van vezels verloopt minder synchroon
- meer spiervezels controleren vanuit zelfde motor unit
- finesse van beweging gaat verloren - EMG-feedback bij opdracht
- jong = vlot stijgen, plateau behouden & vlot dalen
- oud = tandzaag-fenomeen door minder controle
effect op neurologische veranderingen
- deep white matter index
- diepe witte stof leasies
- verlies van neuronen vaststellen
- meer leasies = meer neuronen verlies - verschil in populatie
- professionele atleten vertonen minder neuronen verlies
- hogere VO2max = minder verlies - studie
studie effect op neurologische veranderingen
- algemeen effecten training
- neurocentrisch = aantal neuronen = stabiliserend = afname remmen
- synapsoverdracht kunnen we faciliteren - parameter = deep white matter
- interventie
- evenwicht & aerobe training
- 1 weerstandstraining per week
- 2 weerstandstrainingen per week - outcome
- alle groepen hebben verbetering tov. controle
- evenwicht & aeroob heeft meeste vooruitgang
–> aspecifieke training is hiervoor het best
krachttraining & sarcopenie
- andere effecten
- krachttraining behoud de meeste motor units
- zorgen voor hogere ontladingsfrequentie
- algemene stijging op SPPB = ook functioneel - modaliteiten
- door krachttraining tussen 40-70% 1RM
- low tot high intensity heeft geen sign. verschil
- high intensity is lastig voor ouderen = niet meer nodig
–> beter voor therapietrouw - bDNF brain derived neurotrophic factor
- kan spier produceren
- neurogene elementen in spier faciliteren
- ook aan circulatie afgeven = naar hersenen
–> groeistimulerend effect
hormonaal
- algemeen
- directe invloed op sarcopenie
- ook indirecte invloed = effect op alle andere spelers in schema - endocriene stoffen
- productie door organen
- effect op andere organen & spieren - productie van stoffen in spier
- endocrien = myokines
- paracriene stoffen = productie door spier & effect op spier maar niet spierweefsel
–> bloedvaten/zenuwen
- autocriene stoffen = productie door spier & effect op spierweefsel
effecten van hormonen
- sterkte van effect
- concentratie groeifactoren in circulatie
- interactie met receptoren - effecten
- anabole processen
- facilitatie eiwit-synthese = upstream gedeelte
- proliferatie & differentiatie van satelietcellen - onderdelen eiwitsynthese
- aminozuren aanwezig = voeding
- aminozuren levering = upstream = hormonen
- aminozuren omzetten tot eiwitten = downstream = beweging
groei spiercellen
- spiercelkern
- aan de zijkant van cel
- kan maar beperkt deel van spier voorzien = myonucleair domein - groei
- hyperplasie = meer cellen door verdubbeling
- hypertrofie = grotere cellen door vergroting
problemen groei spiercel
- groei in spiercel
- hyperplasie is niet mogelijk = post-mitotische kernen
- hypertofie is beperkt - hypertrofie beperkt
- myonucleair domein stijgt
- transcriptiecapaciteit blijft gelijk
- minder actieve stoffen beschikbaar
oplossing probleem van groei
- satelietcellen
- nieuwe kernen ontstaan
- mononucleaire reserve spiercellen
- onder membraan van spiervezel - toename kernen
- prolifereren = toename aantal
- differentieëren = ontwikkeling naar volwassen spierweefsel
- fusioneren = samensmelten met bestaande spiervezels - activatie
- door hormonen = anabole steroïden
- door beweging = niet rechtstreeks maar met interactie hormonen
- door letsel = genezing
testosteron
- productie
- testes = meerderheid
- eierstokken = minder bij vrouwen
- bijnieren = rest - transport
- 60% globuline-gebonden
- 38% albumine-gebonden
- 2% vrij = bilologisch actief
–> binding op androgeenreceptor - effecten = endocrien
- facilitatie upstream regulatie
- prikkeling van sateliet cellen
- inhibitie eiwit afbraak
testosteron bij veroudering
- daling met leeftijd
- piek op 30j
- langzame daling
- geen invloed van beweging!
–> op jonge leeftijd bij krachttraining wel - positeve effecten
- toename FFM fat free mass
- lichte toename BDM - negatieve effecten
- weinig invloed spiersterkte & functionele status
- effect op cardiovasculaire aandoeningen & prostaat lijden
- androgeendeficiëntie
- voeding aan maligne cellen voor groei = vaak teelbal kanker - supllementatie
- voor sarcopenie = debat winst & bijwerking
- enkel zinvol bij deficiëntie
groeihormoon
- productie
- door hypofyse
- in pulsen & snachts
- neemt af met leeftijd
- wel verhoogde productie bij beweging!
–> supplementen hebben geen effect - gevolg
- stimulatie lever & spieren
- omzetten naar IGF-1 insuline-like-growth-factor - effecten
- op spier
- op bloed, bot, zenuwen, …
myokines
- MGF
- mechanical growth factor
- door actief werkende spier
- autocriene stof - effecten
- niet systemisch = enkel effect op spier
- snel effect op sateliet cellen - beïnvloeden
- zou positief effect kunnen geven zonder bijwerkingen
- vb: myostatine defect = beperking van groei
bloedcirculatie
- optimaal functioneren
- anabool systeem = upstream & downstream goede werking
- aanvoering van aminozuren
- gezond bloedvaten stelsel nodig is
- soepel & insuline gevoelig - effect van insuline op bloedvaten
- insuline = sleutel voor opname
- binden op endotheel cellen
–> productie van NO = vasodilatator
effect van veroudering op bloedcirculatie
- anabole weerstand
- afname macro- & microcirculatie
- minder insuline gebonden vasodiltatie = geen NO productie meer - bloeddruk
- minder elastine in bloedwand
- stijging van bloeddruk
- ontstaan van fissuren = afzettingen
- lumen wordt kleiner door fissuren & verkalkingen - gevolg
- afname AZ toevoer
- minder post-prandiale MPS muscle protein synthese - therapie
- hogere inname eiwitten bij volwassenen
- beweging = betere doorbloeding & neogenese