Levensstijl & sarcopenie Flashcards
1
Q
gedrag dat invloed heeft op spieren
A
- algemeen gedrag
- heeft invloed op alle factoren van sarcopenie model
- is beïnvloedbaar = aangrijpingspunt - gedragingen
- eet gedrag
- geweeg gedrag
- nieuwe = slaap gedrag
2
Q
beweeggedrag
A
- use it or lose it
- spieren moeten gebruikt worden
- lagere fysieke activiteit ≈ meer sarcopenie
- vooral bij mannen - geslacht
- mannen = fysieke activiteit ≈ sarcopenie
- vrouwen = minder verband
- komt door interpretatie van indeling hoog-matig-lage FA = met minuten
- bij mannen is aantal minuten ≈ intensiteit
–> hoog aantal minuten = ook veel intens
- bij vrouwen is er weinig verschil op inhoud - overlap sacropenie & obesitas
- 2/3 van personen die in beide groepen zitten
- zitten ook in pure sarcopenie
- vergrijzing + toename obesitas = alarm - conclusie
- krachttraining met hoge intensiteit is noodzakelijk
- massa verlies ≠ magere mensen
3
Q
obesitas verklaring
A
- hoog verband van obesitas & FA = viceuze cirkel
- verlies van spiermassa & kracht
- minder beweging & spieren = minder energie verbruik
- behoud van voedsel inname - hoog verband van obesitas & sarcopenie
- productie van radicale stoffen door vetcellen = destructief spiercellen
- combinatie met afname van FA - algemeen gevolg
- stofwisselingsstoornissen
- diabetes type II
- cardiovasculair lijden - therapie = zelfde interventies voor beide
4
Q
verklaring achter spiergroei
A
- sarcomeer
- actine x myosine = contractiele eiwitten
- structurele eiwitten - effecten na belasting sarcomeer
- microscheuren in eiwitten
- metabole stress
- mechanische overload - gevolg
- herstel microscheuren
- groei van spier
- basisvoorwaarde = bouwstenen
5
Q
belasting sarcomeer
A
- microscheuren in eiwitten
- immuniteit stelsel geactiveerd
- herstel - metabole stress = aantrekking groeifactoren
- Akt/mTOR = master network
- MAPK mitogen-activated protein kinase
- Ca-dependent process - mechanische overload
- pertubatie veels & ECM
- kettingreactie na belasting
- myogenese
- toename CSA & aantal sarcomeren
6
Q
effect metabole stress
A
- targets eiwitsynthese
- upstream targerts = 1e fase
- downstream targets = 2e fase - metabole stress
- facilitatie downstream targets
- verwerking van eiwitten tot functionele structuren
- shift van eiwit balans naar aanmaak
7
Q
oorsprong van eiwitten voor spier
A
- turnover
- continu afbraak van eigen eiwitten
- ontleden in aminozuren
- door veelvuldig gebruik = schade - schuldsituatie
- door deel dat kapot is niet opnieuw te gebruiken
- bij continue afbraak = deel verloren gaan
- spier zou van zelf kleiner worden - behoud van volume
- extra aminozuren nodig
- vanuit bloedplasma
- vanuit voeding = opname & vertering bij ouderen gaat moeilijker
8
Q
eiwitten
A
- algemeen
- aminozuren
- verbonden door peptide bindingen
- 11 essentiele
- 9 niet-esstieel = kunnen zelf aangemaakt worden
–> groot deel van spieren - 3 bijzondere niet-essentiele eiwitten
- BCAA branches chain amino acids
- 30% van contractiele eiwitten
- valine
- leucine
- isoleucine - eigenschappen
- moeten niet in lever verwerkt worden
- onmiddeling in bloedbaan
- snelle katalysering van eiwitsynthese
9
Q
inname van eiwitten
A
- 3T
- totaal volume
- tijdstip
- type van eiwit - totaal volume
- 0,8 g/kg/dag voor volwassene
- 1,25 g/kg/dag voor oudere persoon = 50% meer - boven 60j
- 50% neemt minder dan 1,25
- 35% neemt minder dan 0,8
- 15% neemt minder dan 0,6
10
Q
timing van eiwit inname
A
- oudere personen
- inname is best gespreid
- er is een maximum van optimale beschikbaarheid voor eiwitten
- per maaltijd 25-30g
- more is not better = muscle full - ontbijt
- wordt meeste overgeslaan
- of content is niet optimaal
- gelijke verdeling wordt al meteen verstoord - reden belang van ontbijt
- na nachtrust geen prikkels voor beweging
- breakdown gaat dan door tot aan de lunch
- enorme periode met debiet - eiwit-rijke snack net voor slapen gaan
- periode met debiet verkorten
- vooral trager verbeerbare eiwitten vb: caseïne
11
Q
type van eiwit inname
A
- voorkeur
- dierlijke eiwitten
- beter verteerbaar
- meer essentiele AZ
- BCAA = veel hoger - nadeel dierlijk
- cholesterol & verzadigde vetten
- calorieën - leucine = vooral in wei-proteïne = whey
12
Q
oorzaak moeilijke voeding inname ouderen
A
= MEALS ON WHEELS
- MEALS
- medicatie
- emotioneel
- alcolisme
- late leven paranoia
- slik problemen - ON
- orale problemen
- no money of noscomial infections - WHEELS
- wandering
- hyperthupoidie
- entrogastische problemen = malabsoprtie
- eetproblemen vb: tremor
- low salt & low cholesteral
- shopping & preperation problemes
13
Q
voedings & eiwit synthese
A
- prikkels voor synthese
- vanuit beweging of voedingsbonus = post-prandiaal
- opbouw tot verzadiging of voedingsbron op
- meteen overschakelen naar afbraak = post-abropstie - ontstaan van cyclus
- negatieve & positieve situaties
- indien 0,8g = break-even
- indien minder = atrofie <=> meer
14
Q
verklaring hogere inname bij ouderen
A
- 50% meer bij ouderen
- licht verhoogde afbraak van eiwitten = proteolyse
- synthese wel sterk gedaald - oorzaak
- drempel inname eiwit voeding moet overschreden worden
- activatie van cascade voor eiwit synthese
- absorptie, modificatie, transport, … - bij ouderen
- drempel is hoger = weerstandig anabolisme
- reactie is minder efficient = verlies van return on investment
- tegenwerken door toename van eiwitten = hogere speling boven drempel
15
Q
koppeling van beweging & eiwit-inname
A
- synthese ratio
- eiwit inname zonder sport
- vergroot indien wel sport - verhouding
- beweging = activatie tot synthese
- voeding = producten voor synthese aanrijken
- geactiveerde situatie = voor zelfde hoeveelheid grotere RTI return to investment
–> 45-60min na training eiwit inname
16
Q
slapen
A
- geen passief proces
- integratie van actief hersel
- regulatie diverse stelsels
- zenuwstelsel & endocriene huishouding - richtlijnen
- 7-8u slaap
- minder = hogere kans op sarcopenie
- U-shaped curve = afwijkingen positief of negatief van advies zijn nefast - effecten
- minder slaap = toename katabole & afname anabole stoffen
- meer slaap = onderliggende aandoening
17
Q
slaapveranderingen bij ouderen
A
- veranderingen
- slaapfragmentatie
- reductie diepe slaap
- slaapapneu -> obesitas
- slaapefficiëntie reductie
- circadiaans ritmte stoornissen - afname spier anabolisme
- GH groeihormoon
- IGF-1 insuline-like growth factor
- testosteron - toename spier katabolisme
- cortisol
- myostatine
- insuline resistentie
18
Q
interactie slaap & FA
A
- positief effect van FA op slaapparameters
- afname arousal-index
- betere slaap-consolidatie
- toename slow-wave-slaap - mechanisme
- bevordering relaxatie
- toename kerntermpertuur
- gemoedsregulatie = positief effect depressieve gevoelens & angst - bidirectionele relatie = betere slaap = betere FA
19
Q
algemeen inflammatie
A
- oorzaken acute inflammatie
- infecties
- wondheling - klassieke verschijnselen
- rubor
- calor
- tumor
- dolor
- functio laesa - chronische inflmmatie
- low grade type
- geen klassieke verschijnselen
- kunnen ingeschat worden adhv inflammatoire kenmerken
20
Q
inflammatie bij verouderen
A
- inflammatoir aging
- centrale factor
- van pathologische fenomen veroudering - immunitiet ouderen
- minder performant
- continu laaggradige inflammatie
- senescentie = deterioriatie eigen cellen
21
Q
spier-immuniteitsinteractie
A
- IL15
- onderhoud immuniteit
- myogenese
- vetreductie - IL17
- ontwikkeling lymfo’s
- myogenese - IL6
- tweesnijdig zwaard
- katabool = pro-inflammatoir
–> stijgen bij verouderen
- anabool = anti-inflammatoir
–> dalen bij verouderen - veranderingen bij leeftijd
- exponentiele stijging
- IL6 & TNF-alfa tumor necrose factor
- toch geen klinische veranderingen
21
Q
oorzaak van inflam-aging
A
- oorzaak
- antigeen restanten na infectie = niet ziekte makend
- deze restanten stapelen op
- ook bloodstelling aan schadige omgevingsfactoren - gevolg
- immuniteit probeert deze continu te bestrijden
- subliminale inflammatoire reactie - inflammatoire reactie
- cellen delen & mobiliseren = verhoogde energie uptake
- energie van aeroob systeem
- meer reactieve O2 radicalen komen vrij
- buffering met anti-oxidanten is minder bij ouderen
- geeft aanleiding tot inflammatie
- viceuze cirkel
22
Q
effect van inflam-aging op spieren
A
- direct effect
- stijging van proteïnlyse = spierafbraak
- impact op signalisatie = afname proteïnsynthese
- verminderde spiermassa & functie - indirect effect = op eten
- IL6 & TNF-alfa = downreguleren insuline
- IGF-1 & proteïnsynthese na maaltijd of oefening daalt
- drempel voor opname eiwitten stijgt = hogere inname proteïnen nodig bij ouderen - verlagen van eiwitdrempel
- na inname van NSAID = performantere eiwitsynthese
- toch veel nevenwerkingen
- effect NSAID = bewijs dat inflammatie oorzaak is van stijging drempel
23
Q
effect van beweging op inflam-aging
A
- algemeen
- lange termijn = sedentaire hebben hogere concentraties van biomarkers
- korte termijn = daling van interleukines na training - effect van training
- algemene daling na training
- toch tijdelijke stijging = microtraumata spieren moeten herstelt