Pham et al Flashcards

1
Q

Welke paradontitis geassocieerde bacterien zijn voornamelijk verantwoordelijk voor de productie van VSC?

A

Porphyromonas gingivalis, Treponema denticola en Tannerella forsythiae.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke apparaten kunnn er gebruikt worden voor de diagnose van halitose?

A

Gaschromatografie n sulfidemonitors kunnen gebruikt worden om de niveaus van VSC’s in de mondholte te berekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een organoleptische test om halitose te meten?

A

De neus van een mens wordt gebruikt om te ruiken en de intensiteit van de mondgeur te beoordelen (dit is de meest betrouwbare en praktische methode voor klinische diagnostiek).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is een zelfrapportage belangrijk voor de diagnose en hoe betrouwbaar is het?

A

Een zelfrapportage is belangrijk voor de diagnose van psychologische halitose, zoals pseudohalitose en halitofobie. Deze methode is echter niet altijd betrouwbaar vanwege de subjectieve mening van de ondervraagde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het doel van de studie Pham et al?

A

Het evalueren van de validiteit van de zelf waargenome halitose en de relatie tussen halitose en sociodemografische kenmerken, tandgezondheidsgedrag en mondgezondheidsproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer werden de metingen uitgevoerd en wat was een eis voor deze meting?

A

De meting werd ‘s ochtends tussen 07.30 en 11.30 uitgevoerd en de deeelnemer mocht 2 uur voor de meting niet eten, drinken, roken of mondhgiene uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werd de organoleptische toets uitgevoerd?

A

De organoleptische toets werd door 1 onderzoeker uitgevoerd. De deelnemer moest rechtop zitten, de lippen gedurende 3 minuten dichthouden en vervolgens kort en zacht uit de mond ademen door een papieren buisje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de scores van de zespuntsschaal en bij welke score werd halitose gesteld?

A

0= geen geur, 1= twijfelachtige geur, 3= lichte maar duidelijk waarneembare geur, 3= matige geur, 4= sterke geur, 5= extreem sterke geur. Halitose werd bij score 2 of hoger gesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe werd de Oral Chroma test uitgevoerd?

A

er werd een wegwerpspuit van 1 mL in de mond boven het achterste deel van de dorsale tong gezet en de deelnemer moest met gesloten mond gedurende 1 minuut door de neur ademen. Het genomen luchtmonster werd in het meetapparaat geinjecteerd en de VSC-gassen werden geanalayseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat waren de drempelwaardes bvoor halitose bij de Oral Chroma test?

A

H2S = 1,5 ng/ 10 mL of hoger
CH3SH = 0,5 ng/ 10 mL of hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke onderdelen bestond het oraal onderzoek?

A

Caries, parodontale aandoeningen, status van de tongaanslag, bacteriele niveau op de tongdorsum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werd de tongaanslag beoordeeld? Noem de scores.

A

0= geen coating, 1= minder dan 1/3 van tongdorsum heeft aanslag, 2= 1/3 tot 2/3 van tongdorsum heeft aanslag, 3= meer dan 2/3 van tongdorsum heeft aanslag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe is de bacteriele niveau op de tongdorsum getest?

A

Door het nemen van een monster en meten dmv BANA test.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de scores van een BANA test?

A

0= negatieve reactie (geen blauwe kleur), 1= zwakke positieve reactie (vage blauwe kleur), 2= positieve reactie (duidelijke blauwe kleur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe is de statische analyse verdeeld?

A

Verdelingsverschillen naar geslacht, relatie tussen orale geur en sociodemografische en/of gedragskenmerken, verschillen in de mondgezondheidsparameters en H2S en CH3SH- parameters, waargenomen halitose en sociodemografische kenmerken, gedragskenmereken en mondgezondsheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe is het geslacht verdeeld gedurende dit onderzoek?

A

Mannen waren ongeveer de helft van de steekproef en de gemiddelde leeftijd van de mannen en vrouwen verschilde niet significant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoeveel procent van de deelnemers heeft een middelbare schoolopleiding afgerond?

A

2/3 deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoeveel procent van de deelnemers waren rokers en hoe verschilde dit in geslacht?

A

Ongeveer 46% waren huidige rokers en een significant hoger percentage was man.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoeveel procent van de deelnemers consumeerde alcohol en hoe verschilde dit in geslacht?

A

ongeveer een kwart consumeerde alcohol en 68,5 van de drinkers waren man.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoeveel procent van de deelnemers bezocht soms of vaak de tandarts voor controle of bij gebitsproblemen. Hoe verschilde dit in geslacht?

A

Meer dan de helft geeft aan soms of vaak een tandheelkundige controle te bezoeken. Vrouwen ondergingen significant meer een tandheelkundige controle dan mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoeveel procent van de deelnemers gaf aan elke dag hun tanden te poetsen en hoeveel procent van de deelnemers poetste minstens 2x per dag.

A

Alle deelnemers poetsen dagelijks hun dag en ongeveer 70% van de deelnemers poetst minstens tweemaal per dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoeveel procent van de deelnemers onderging dagelijks een tongreiniging?

A

Ruim 1/3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoeveel procent van de deelnemers gebruikte een mondspoeling?

A

ongeveer 2/3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Was er een significant verschil in mondhgiene, zoals tandenpoetsen, tongreiniging en mondspoeling waargenomen tussen de geslachten?

A

Er was geen significant verschil waargenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat was het gemiddelde aantal aanwezige envergane tanden gedurende dit onderzoek?

A

Respectievelijk 25,4 : 3,7 en
3,1 : 3,2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Was er een significant verschil in tandheelkundige aandoeningen waargenomen tussen de geslachten?

A

nee, er was geen significant verschil waargenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had minstens 1 tandvleespocket van 5 mm of meer?

A

1/3 deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had minstens 1 tand met een bloedende plek?

A

Bijna 70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat waren de gemiddelde waarden van de plaque-index en de fingivale index?

A

Respectievelijk 2,6 : 1,5 en
1,2 : 1,0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bij welk geslacht was de aanwezige tandplak significant hoger?

A

Tandplak was significant hoger bij mannen dan bij vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had een tongaanslag van score 1 of lager?

A

Een laag percentage van de deelnemers had geen tongaanslag en bijna een kwart had een score van 1.

32
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had een tongaanslag van score 2 of hoger?

A

De meeste van de deelnemers had een score van 2 en meer dan 30% van de deelnemers had een score van 3.

33
Q

Was er een significant verschil in tongaanslag tussen de geslachten?

A

Mannen hadden significant meer tongaanslag dan vrouwen.

34
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had een BANA-testscore van 0?

A

Bijna een kwart

35
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had een BANA-testscore van 1?

A

Ongeveer de helft

36
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had een BANA-testscore van 2?

A

29,5%

37
Q

Was er een significant verschil in BANA-testscores waargenomen tussen de gelsachten?

A

Nee, er was geen significant verschil waargenomen.

38
Q

Hoeveel procent van de deelnemers meldde een slechte mondgeur volgens de vragenlijst?

A

44,6%

39
Q

Was er een significant verschil in zelf waargenome slechte mondgeur?

A

Er werd een significant hoger prevalentie van zelf waargenome slechte mondgeur gevonden bij mannen dan vrouwen

40
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had korter dan 1 jaar slechte mondgeur klachten?

A

19,4%

41
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had gedurende 1 tot 5 jaar slechte mondgeur klachten?

A

44,0%

42
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had langer dan 5 jaar slechte mondgeur klachten?

A

36,6%

43
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had zelf hun mondgeur opgemerkt en hoeveel werden door anderen erop aangewezen?

A

Respectievelijk 47,2% en 52,8%

44
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had een score van 0 bij de organoleptische test?

A

1,1%

45
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had een score van 1 bij de organoleptische test?

A

41,1%

46
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had een score van 2 bij de organoleptische test?

A

14,9%

47
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had een score van 3 bij de organoleptische test?

A

37,7%

48
Q

Hoeveel procent van de deelnemers had een score van 4 bij de organoleptische test?

A

5,3%

49
Q

Was er een significant verschil in leeftijd bij de resultaten van de organoleptische test?

A

Deelnemers met klinische halitose waren significant ouder dan deelnemers zonder halitose.

50
Q

Hoeveel procent van de klinische halitose werd volgens de Oral Chroma-meting door H2S veroorzaakt?

A

56,8% (321 deelnemers)

51
Q

Hoeveel procent van de klinische halitose werd volgens de Oral Chroma-meting door CH3SH veroorzaakt?

A

55,4%

52
Q

Wat is de VSC concentratie van deelnemers die hun halitose niet waarnemen?

A

4,2 x 4,0 ngl/ 10 mL en 3,0 x 3,7 ng/ 10 mL

53
Q

Wat is de VSC concentratie van deelnemers die hun halitose niet waarnemen?

A

4,6 x 4,1 ngl/ 10 mL en 3,6 x 4,3 ng/ 10 mL

54
Q

Lag de gemiddelde concentratie van de deelnemers met en zonder halitose onder of boven de drempelwaarde?

A

met halitose: boven
zonder halitose: onder

55
Q

Hoeveel procent van de deelnemers nam correct aan dat ze halitose hadden?

A

47,4%

56
Q

Hoeveel procent van de deelnemers nam incorrect aan dat ze halitose hadden

A

40,8% nam waar dat ze halitose hadden, maar had dit niet. Dus vals-positief

57
Q

Hoeveel procent van de deelnemers nam incorrect aan dat ze niet halitose hadden

A

52,6% nam niet waar dat ze halitose hadden, maar had dit wel. dus vals-negatief

58
Q

Wat kun je concluderen over de deelnemers die zelf halitose hadden waargenomen?

A

Dit waren waarschijnlijk huidige rokers of deelnemers die vaak de tandarts bezoeken

59
Q

Welke factoren waren significant aanwezig bij de deelnemers met halitose?

A

Rookgewoonte, alcoholconsumptie en frequente tandartsbezoeken

60
Q

Welk opleidingsniveau, gewoontes, en mondhygiene hadden een groot deel van deelnemers met halitose?

A

Lagere opleiding, deelnemers die roken, deelnemers die niet regelmatig de tandarts bezoeken, hun tong niet dagelijks schoonmaken en geen mondspoeling gbruiken

61
Q

Welk significant verschil in testscores hadden deelnemers met halitose?

A

deelnemers met halitose hadden een significant hoger aantal tanden met diepe pockets, bloedingsplaatsen, plaque-index, gingivale index, tongaanslag en BANA testscore

62
Q

Was het aantal rotte tanden een significante factor voor klinische halitose?

A

Nee

63
Q

In conclusie, welke factoren hadden een significant verband met zelf waargenomen halitose?

A

Rookgewoonte en alcoholconsumptie

64
Q

In conclusie, welke factoren hadden een significant verband met klinische halitose?

A

opleidingsniveau, frequentie tandartsbezoeken, frequentie tongreiniging, gebruik van mondspoeling, diepe parodontale pocket, gingivitis, tongaanslag, hoge BANA score

65
Q

Is zelfperceptie een geldige methode om de eigen mondgeur te beoordelen volgens Pham et al?

A

Nee

66
Q

Hoe verschilt de prevalentie van klinische halitose in Pham et al vergeleken met andere onderzoeken?

A

Prevalentie van klinische halitose is 57,9% in dit onderzoek, wat hoger ligt dan in andere onderzoeken

67
Q

Hoe verschilt de prevalentie van zel waargenomen halitose in Pham et al vergeleken met andere onderzoeken?

A

Prevalentie van zelf waargenomen halitose is 44,6%, wat vergelijkbaar iis met andere onderzoeken en hoger dan sommige andere onderzoeken.

68
Q

Wat is het verschil in sensitiviteit en specificiteit van de zelf waargenomen halitose met andere onderzoeken?

A

De zelf waargenomen halitose heeft een lage sensitiviteit en specificiteit wat niet in lijn is met andere onderzoeken.

69
Q

Is er een verband tussen mondspoeling en klinische halitose ondervonden en hoe vergelijkt dit met andere onderzoeken?

A

Ja,, er is een verband tussen het gebruik van mondspoeling en klinische halitose. Dit is in lijn met eerder onderzoek

70
Q

Is er een verband tussen parodontitis en klinische halitose ondervonden en hoe vergelijkt dit met andere onderzoeken?

A

Ja, er is een verband tussen parodontitis en klinische halitose. Dit is in lijn met eerder onderzoek

71
Q

Is er een verband tussen rookgewoonte/alcoholconsumptie en klinische halitose ondervonden en hoe vergelijkt dit met andere onderzoeken?

A

Nee, er is geen verband tussen rookgewoonte/alcoholconsumptie en klinische halitose waargenomen. Dit is tegenstrijdig met eerder onderzoek.

72
Q

Is er een verband tussen rookgewoonte/alcoholconsumptie en zelf waargenomen halitose ondervonden en hoe vergelijkt dit met andere onderzoeken?

A

Ja, er is geen verband tussen rookgewoonte/alcoholconsumptie en zelfwaargenomen halitose waargenomen. Dit is in lijn met eerder onderzoek.

73
Q

Hoe representatief is het onderzoek Pham et al voor de algemene bevolking? En hoe kan dit eventueel verbeterd worden?

A

De steekproef is mogelijk niet representatief voor de algemene bevolking. Om dit te verebeteren, aselect getrokken steekproef op populatieniveau

74
Q

Welke aanbeveling geeft Pham et al mbt het diagnosticeren en behandelen van patienten met psychologische halitose?

A

Tandheelkundige professionals zouden hierbij kunnen helpen.

75
Q

Welke aanbeveling geeft Pham et al mbt de mondgezondheid en halitose kennis en gedrag van patienten?

A

De kennis en het gedrag van patienten mbt tot mondgezondheid en halitose moet verbeterd worden

76
Q

Welke aanbeveling geeft Pham et al mbt de rol van tandheelkundige professionals?

A

De rol van de tandheelkundige professionals bij het handhaven en het voorkomen van een slechte mondgeur moet bij patienten worden benadrukt.

77
Q

Wat kan er volgens Pham et al georganiseerd worden ter bevordering van de mondgezondheid?

A

gemeenschapsprogramma’s en activiteiten moeten ter bevordering van de mondgezondheid worden versterkt door het geven van informatie over halitose en de risicofactoren ervan.